In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser beoordeeld, die stelt dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. De rechtbank heeft geen zitting nodig geacht en heeft het onderzoek gesloten. De rechtbank constateert dat de minister vanaf 15 januari 2024 het fifo-principe hanteert, wat betekent dat de aanvraag van eiser pas in september 2025 in behandeling zal worden genomen. De rechtbank wijst het verzoek van de minister om het beroep aan te houden af, omdat dit de prikkel om tijdig te beslissen zou wegnemen.
De rechtbank stelt vast dat de termijn voor het nemen van een besluit is overschreden en dat eiser rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Het beroep is gegrond, wat betekent dat de rechtbank de minister opdraagt om binnen acht weken na verzending van de uitspraak een besluit te nemen. Indien de minister besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken bekend worden gemaakt. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50 en het door hem betaalde griffierecht van € 187,- moet worden vergoed.
De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 6 november 2024. Eiser kan binnen vier weken na deze datum hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.