ECLI:NL:RBDHA:2024:18282
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en de gevolgen van WBV 2023/3
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan over een beroep dat is ingediend door eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Achttienribbe, tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser betoogde dat de minister niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten en het onderzoek heeft gesloten zonder verdere behandeling.
De rechtbank heeft overwogen dat, volgens de wet, een betrokkene een bestuursorgaan schriftelijk in gebreke moet stellen voordat hij beroep kan instellen. Eiser had zijn asielaanvraag op 15 oktober 2023 ingediend, en de beslistermijnen voor aanvragen ingediend vanaf 1 januari 2023 zijn verlengd met negen maanden door WBV 2023/3. Eiser betwistte de geldigheid van deze verlenging en stelde dat hij verweerder niet prematuur in gebreke had gesteld.
De rechtbank oordeelde echter dat de WBV 2023/3 van toepassing was op de aanvraag van eiser, waardoor de beslistermijn met negen maanden was verlengd. De ingebrekestelling van eiser was te vroeg ingediend, wat betekende dat niet was voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep wegens niet tijdig beslissen. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en wees een verzoek om proceskostenveroordeling af. De uitspraak werd gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en bekendgemaakt op 1 november 2024.