Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor zijn echtgenote en kinderen. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft vastgesteld dat de minister van Asiel en Migratie, verweerder, geen verweerschrift heeft ingediend. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser heeft zijn aanvraag op 21 juli 2023 ingediend, en verweerder had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn is door verweerder verlengd met drie maanden, waardoor de uiterste beslisdatum op 19 januari 2024 lag. Eiser heeft verweerder op 27 januari 2024 in gebreke gesteld, en op 4 april 2024 een tweede ingebrekestelling ingediend. De rechtbank oordeelt dat het beroep tijdig is ingediend en kennelijk gegrond is, omdat verweerder niet binnen de gestelde termijn heeft beslist.
De rechtbank legt verweerder een termijn van twee weken op om een besluit bekend te maken, maar in dit geval is er sprake van een bijzonder geval, waardoor een langere termijn van acht weken wordt opgelegd. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast heeft verweerder aan eiser € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen verbeurd. De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiser ter hoogte van € 437,50 en het griffierecht van € 187. De uitspraak is gedaan op 7 november 2024 door mr. K.M. de Jager, rechter, en is openbaar gemaakt.