Op 7 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een kort geding in verzet tussen de soevereine staat de Verenigde Staten van Amerika (VS) en [naam 1]. De zaak betreft een geschil over een opgelegde loonstop aan [naam 1], die sinds 3 mei 2004 in dienst is bij de ambassade van de VS in Den Haag. [naam 1] was sinds 22 september 2022 ziek en ontving op 21 maart 2024 een brief van de VS waarin werd gesteld dat hij non-compliant was met het re-integratieproces, wat leidde tot een loonstop per 22 maart 2024. [naam 1] heeft hiertegen verzet aangetekend, met als vordering onder andere betaling van achterstallig salaris en loondoorbetaling tijdens ziekte.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de loonstop onterecht was opgelegd, omdat de VS niet aan de vereisten voor een rechtsgeldige loonstop had voldaan. De rechter oordeelde dat er geen voorafgaande waarschuwing was gegeven aan [naam 1] en dat er geen onderzoek was gedaan naar de omstandigheden die tot de loonstop hadden geleid. De kantonrechter heeft de VS veroordeeld tot betaling van het achterstallig salaris, vakantietoeslag, ADV-bonus, wettelijke verhoging en wettelijke rente, evenals de kosten van de procedure. Tevens is de VS veroordeeld om [naam 1] te voorzien van loonspecificaties en om het verschuldigde salaris tijdens ziekte te betalen. De vordering van [naam 1] om een Arbodienst in te schakelen werd afgewezen, omdat de VS inmiddels een nieuwe bedrijfsarts had ingeschakeld. De proceskosten werden toegewezen aan [naam 1].