ECLI:NL:RBDHA:2024:18210

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
24/1335
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen tweede last onder dwangsom vanwege onzelfstandige bewoning zonder vergunning

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers, verhuurders van een woning, tegen de tweede last onder dwangsom die hen is opgelegd vanwege onzelfstandige bewoning zonder vergunning. De zaak betreft een woning aan de [adres] in [plaats], waar eisers een gezin hadden verhuurd. De Haagse Pandbrigade constateerde tijdens een inspectie dat er meer personen in de woning verbleven dan toegestaan zonder vergunning. Eisers betwisten de bevindingen van de inspectie en stellen dat zij hebben voldaan aan hun zorgplicht. De rechtbank heeft het beroep op 11 september 2024 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.

De rechtbank oordeelt dat de tweede last onder dwangsom van € 10.000,- terecht is opgelegd. Eisers hebben de huurovereenkomst ontbonden, maar de rechtbank stelt vast dat zij niet voldoende hebben gedaan om de overtreding te voorkomen. De rechtbank wijst erop dat de inspectie heeft aangetoond dat er sprake was van onvergunde onzelfstandige bewoning, en dat eisers tekort zijn geschoten in hun verantwoordelijkheden als verhuurders. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de last onder dwangsom in stand blijft. Eisers krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/1335

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2], uit [woonplaats], eisers

(gemachtigde: mr. H. Tahiri el Osruti),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: M. Louwen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de bij besluit van 12 juni 2023 opgelegde last onder dwangsom vanwege onzelfstandige bewoning zonder vergunning in de woning aan de [adres] in [plaats].
1.1.
Met het bestreden besluit van 15 januari 2024 op het bezwaar van eisers is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 11 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eisers zijn eigenaar van de woning aan de [adres] in [plaats] (de woning). Deze woning verhuurden zij aan een gezin, bestaande uit twee ouders en een meerderjarige dochter. De Haagse Pandbrigade heeft de woning op 19 december 2022 geïnspecteerd naar aanleiding van een overlastmelding over overbewoning en daarbij geconcludeerd dat 5 personen op het adres woonachtig zijn en dat sprake is van onzelfstandige bewoning. Dat is niet toegestaan zonder vergunning. [1] Verweerder heeft daarom een last onder dwangsom opgelegd van € 5.000,- en eisers opgedragen vóór 29 maart 2023 de overtreding te beëindigen en beëindigd te houden. Hiertegen zijn eisers niet in bezwaar gegaan.
3. Eisers hebben daarop de huurovereenkomst ontbonden en zijn op 23 januari 2023 een nieuwe overeenkomst aangegaan met de huurders, nu op naam van de ouders in plaats van op naam van de meerderjarige dochter. Bij een tweede inspectie op 6 juni 2023 is nogmaals geconstateerd dat sprake is van niet vergunde onzelfstandige bewoning. Verweerder heeft daarom een tweede last onder dwangsom opgelegd. Eisers moeten nu vóór 24 juli 2023 de overtreding beëindigen en beëindigd houden. Doen zij dit niet dan moeten zij een dwangsom van € 10.000,- betalen.
4. Deze zaak gaat over de vraag of verweerder terecht de tweede last onder dwangsom van € 10.000,- heeft opgelegd. Niet in geschil is dat eisers op 30 juni 2023 de huurovereenkomst hebben ontbonden en daarmee voor het verstrijken van de begunstigingstermijn aan de last hebben voldaan. Eisers hebben desalniettemin belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. [2] Voor zover eisers in beroep opkomen tegen de eerste last onder dwangsom wijst de rechtbank erop dat eisers daartegen geen bezwaar hebben ingediend. Het besluit van 7 februari 2023 is onherroepelijk en heeft daarmee formele rechtskracht. Als eisers willen opkomen tegen het invorderingsbesluit – waarbij de eerste dwangsom van € 5.000,- wordt ingevorderd – zullen zij daartegen apart bezwaar moeten indienen.
Wat vinden eisers in beroep?
5. Eisers stellen zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte een tweede last onder dwangsom heeft opgelegd. Zij betwisten de uitkomsten van het rapport van de inspectie op 6 juni 2023. Zo weerspreken zij dat er op dat moment in de woning 9 slaapplaatsen aanwezig waren. Daarnaast wijzen zij erop dat door de inspecteurs slechts één persoon is aangetroffen in de woning. Eisers voeren verder aan dat zij hebben voldaan aan hun zorgplicht en dat zij niet kunnen worden aangemerkt als overtreder. Bij het aangaan van de huurovereenkomst is namelijk uitdrukkelijk met de huurders besproken dat alleen zij in de woning mogen wonen en verblijven. Bij dat gesprek was een tolk Bulgaarse taal aanwezig. Daarnaast hebben eisers de woning veelvuldig onaangekondigd en op verschillende tijdstippen geïnspecteerd op overtredingen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is en de last onder dwangsom in stand kan blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is sprake van onzelfstandige bewoning?
7. In Den Haag mogen woonruimten niet zomaar zonder vergunning worden omgezet van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte voor drie of meer personen. [3] In het inspectierapport van de Haagse Pandbrigade van 6 juni 2023 staat vermeld dat twee personen staan ingeschreven in de BRP op het adres van de woning. Tijdens de inspectie was het nichtje van de hoofdbewoners aanwezig, D. Yordanova. Zij heeft verklaard dat er vier personen in de woning wonen, namelijk haar oom, tante, nicht en zijzelf. Verder heeft dat zij verklaard dat zij sinds een week in de woning woont en verwacht nog ruim vijf maanden op het adres te blijven wonen. De inspecteur constateert in het rapport dat er negen slaapplaatsen zijn, waarvan vier in gebruik. Volgens verweerder wonen er meer dan twee personen op het adres, terwijl slechts twee personen op het adres staan ingeschreven.
8. Eisers weerspreken niet dat er slechts twee personen (de ouders) op het adres stonden ingeschreven. Zij stellen zich op het standpunt dat alleen de ouders met hun meerderjarige dochter in de woning woonden en betwisten dat ook de nicht op het adres woonachtig zou zijn. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De enkele stelling van eisers dat zij de nicht nooit hebben aangetroffen tijdens de veelvuldige onaangekondigde controles die zij in de woning hebben verricht, is onvoldoende om de aanwezigheid van de nicht en de door haar gedane verklaringen buiten beschouwing te laten. Er zijn immers geen stukken overgelegd die aannemelijk maken dat die controles ook daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Ook de stelling van eisers dat het niet aannemelijk is dat de nicht voor vijf maanden zou blijven, alleen al omdat zij de huurders nadrukkelijk gewaarschuwd hebben dat zij derden niet structureel in de woning mogen laten verblijven, is onvoldoende om de bevindingen van het inspectierapport terzijde te schuiven.
9. Eisers voeren nog aan dat ten onrechte in het inspectierapport staat vermeld dat sprake zou zijn van negen slaapplaatsen. De inspecteurs zouden één of meerdere zitbanken hebben aangemerkt als slaapbank. Wat daar ook van zij, de rechtbank acht dit niet van doorslaggevend belang. In het rapport staat uitdrukkelijk dat (slechts) vier van de negen slaapplekken in gebruik waren.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met het inspectierapport heeft aangetoond dat sprake is van onvergunde onzelfstandige bewoning.
Zijn eisers aan te merken als overtreder?
11. Onvergunde onzelfstandige bewoning, waarvoor eisers zijn aangeschreven, is een overtreding die direct verband houdt met de manier waarop een woning wordt gebruikt. De woning moet als zelfstandige woonruimte worden gebruikt. Een woningeigenaar kan in de regel beschikken over een dergelijk gebruik van zijn woning, ook als hij de woning heeft verhuurd. Ook eisers kunnen als eigenaar van de woning in dit opzicht beschikken over dat gebruik van de woning.
12. De rechtbank is van oordeel dat eisers de overtreding hebben aanvaard, omdat zij tekort zijn geschoten in wat redelijkerwijs van hen mocht worden verwacht om de overtreding te voorkomen. Dat eisers of de makelaar de woning regelmatig controleerden, hebben eisers niet onderbouwd. Er zijn geen stukken overgelegd die aantonen dat de woning daadwerkelijk is geïnspecteerd, zoals bijvoorbeeld een verslag van de inspecties of (email)correspondentie met de huurders over bezoeken door de makelaar aan de woning. Het inschakelen van een professionele partij ontslaat eisers ook niet van hun verantwoordelijkheid. Daarnaast merkt de rechtbank op dat van eisers extra waakzaamheid op overtredingen had mogen worden verwacht nu zij ervoor hebben gekozen om een nieuwe huurovereenkomst aan te gaan met feitelijk dezelfde huurders als ten tijde van het eerste inspectierapport en de daaropvolgende eerste last. Verder valt niet in te zien dat eisers of de makelaar de woning niet met regelmaat konden inspecteren omdat zij dan in strijd zouden handelen met hun verplichting om ongestoord woongenot te bieden en de persoonlijke levenssfeer van de huurders te eerbiedigen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, behoeft het recht op privacy van een huurder niet in de weg te staan aan het kunnen controleren van het eigendom van de verhuurder. [4]
13. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de last onder dwangsom op goede gronden is opgelegd en dat er verder geen bijzondere omstandigheden zijn die maken dat verweerder daarvan had moeten afzien.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder terecht een tweede last onder dwangsom van € 10.000,- heeft opgelegd. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van mr. E. van den Nieuwendijk, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 21, eerste lid, aanhef en onder c, van de Huisvestingswet, in samenhang gelezen met artikel 5:2, onder b, van de Huisvestingsverordening Den Haag 2023.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 20 oktober 2004, ECLI:NL:RVS:2004:AR4294.
3.Artikel 5:2 van de Huisvestingsverordening 2023.
4.Uitspraak van de Afdeling van 17 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:407.