ECLI:NL:RBDHA:2024:18143

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
C/09/673100 / FT RK 24/820
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot oplegging van een dwangakkoord in een schuldregeling

In deze zaak heeft de heer [naam 1] een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om een dwangakkoord op te leggen aan zijn schuldeiser I-Finance, omdat niet alle schuldeisers akkoord gingen met zijn schuldregeling. De heer [naam 1] heeft een schuldenlast van € 46.001,05 aan 35 schuldeisers en heeft een voorstel gedaan waarbij hij een deel van de vorderingen zou voldoen en het restant zou laten kwijtschelden. I-Finance, die een schuld van € 11.776,23 vertegenwoordigt, heeft echter geweigerd in te stemmen met het voorstel, omdat zij van mening is dat de heer [naam 1] niet het maximaal haalbare heeft aangeboden. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 17 oktober 2024, waarbij verschillende partijen aanwezig waren, waaronder de heer [naam 1] en vertegenwoordigers van I-Finance.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de schuldbemiddeling correct is uitgevoerd door de gemeente Den Haag, maar dat het voorstel van de heer [naam 1] niet het maximaal haalbare is. De rechtbank heeft ook de belangen van de betrokken partijen afgewogen en geconcludeerd dat de weigering van I-Finance om in te stemmen met de schuldregeling niet onredelijk is. De heer [naam 1] heeft de mogelijkheid om te werken en heeft in het verleden ook gewerkt, maar heeft ervoor gekozen om te studeren. De rechtbank oordeelt dat de belangen van I-Finance zwaarder wegen dan die van de heer [naam 1] en de overige schuldeisers, en wijst het verzoek tot oplegging van een dwangakkoord af. Tevens heeft de heer [naam 1] zijn verzoek om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) ingetrokken, nadat het verzoek tot dwangakkoord was afgewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummer: C/09/673100 / FT RK 24/820
vonnis van 31 oktober 2024
in de zaak van
[naam 1],
wonende te [woonplaats]
hierna: de heer [naam 1] ,
tegen
I-Finance,
gevestigd te Den Haag,
vertegenwoordigd door Boiten Luhrs Gerechtsdeurwaarders,
hierna: I-Finance.
Waar deze zaak over gaat
De heer [naam 1] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Hij heeft een voorstel gedaan aan zijn schuldeisers, waarbij een deel van de vordering(en) wordt voldaan en het resterende deel door de schuldeiser wordt kwijtgescholden. Omdat niet alle schuldeisers met dit voorstel hebben ingestemd, heeft de heer [naam 1] de rechtbank verzocht het aangeboden akkoord dwingend op te leggen. Dit verzoek wordt door de rechtbank afgewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De feiten waar de rechtbank van uit gaat

1.1.
De heer [naam 1] heeft de afgelopen jaren een schuldenlast opgebouwd van € 46.001,05 aan 35 schuldeisers. Het is de heer [naam 1] niet gelukt om zelf een oplossing te vinden voor deze schulden. Met behulp van de gemeente Den Haag heeft hij voor het laatst op 31 januari 2024 een schuldregeling aangeboden (saneringsakkoord). Dit voorstel houdt in dat aan de schuldeisers met een recht van voorrang een uitkering ineens wordt aangeboden van 4,742% en aan de gewone schuldeisers een uitkering ineens van 2,371%, tegen kwijtschelding van het restant van hun vorderingen.
1.2.
I-Finance is niet akkoord gegaan met dit voorstel. De heer [naam 1] heeft een schuld aan I-Finance van € 11.776,23, dat is 25,60% van de totale schuldenlast.
1.3.
Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft de heer [naam 1] op 27 september 2024 bij de rechtbank twee verzoeken ingediend. In de eerste plaats wil hij dat de rechtbank I-Finance dwingt mee te werken aan de schuldregeling (een dwangakkoord oplegt). Wanneer de rechtbank dit verzoek afwijst, wil hij worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).

2.De procedure

2.1.
De verzoeken van de heer [naam 1] zijn behandeld op de zitting van 17 oktober 2024. Op deze zitting verschenen:
- de heer [naam 1]
- mevrouw [naam 2] , schuldhulpverlener van de gemeente Den Haag,
- mevrouw [naam 3] en mevrouw [naam 4] , bewindvoerders van Stichting Inkomens Beheer en Bewindvoering,
- de heer [naam 5] , commercieel directeur van I-Finance.

3.Standpunten van partijen

3.1.
De heer [naam 1] stelt dat het onredelijk is dat I-Finance het aanbod niet aanvaardt. Volgens hem heeft hij al het mogelijke gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden en kan hij niet meer aanbieden dan hij heeft gedaan.
3.2.
I-Finance stemt niet in met de aangeboden schuldregeling om de volgende redenen. Volgens I-Finance heeft de heer [naam 1] niet het maximaalhaalbare voorstel gedaan nu hij tijdens het minnelijk traject niet gewerkt heeft, terwijl hij daar wel toe in staat was. I-Finance is het er niet mee eens dat de heer [naam 1] studeert en niet werkt.

4.De beoordeling van de verzoeken

4.1.
De rechtbank zal het verzoek van de heer [naam 1] om een dwangakkoord op te leggen afwijzen. Hieronder wordt dit oordeel toegelicht.
Het beoordelingskader van een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord
4.2.
Een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord kan worden toegewezen als aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de rechtbank vaststellen dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie. Ten tweede moet de rechtbank aan de hand van een belangenafweging vaststellen dat het onredelijk is dat I-Finance weigert in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
De schuldbemiddeling moet zijn uitgevoerd door een bevoegde instantie
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door gemeente Den Haag. Dat betekent dat wordt voldaan aan de door wet gestelde voorwaarde(n), namelijk dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij. Het voorstel is naar het oordeel van de rechtbank bovendien goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank moet een belangenafweging maken
4.4.
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Tegelijkertijd is het belangrijk dat mensen met problematische schulden zicht hebben op een schuldenvrije toekomst. De wetgever biedt daar verschillende regelingen voor, waarbij mensen met schulden zich maximaal moeten inspannen om zo veel mogelijk af te lossen en daarna schuldenvrij verder kunnen. Schuldeisers moeten dan vaak wel afstand doen van een (groot) deel van hun vordering. Daarom kunnen schuldeisers alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling.
4.5.
De rechtbank kan een zogenaamd ‘dwangakkoord’ opleggen wanneer de weigering van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden onredelijk is. Om te kunnen beoordelen of dat het geval is, moet de rechtbank de belangen van alle betrokkenen afwegen: van de verzoeker zelf, van de weigerende schuldeiser(s) en van de schuldeisers die wél hebben ingestemd. Op basis van die belangenafweging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat een dwangakkoord hier niet op zijn plaats is.
De heer [naam 1] heeft niet het maximaal haalbare voorstel gedaan
4.6.
Het voorstel dat de heer [naam 1] aan zijn schuldeisers heeft gedaan is niet het maximaal haalbare. De heer [naam 1] is in staat om te werken en heeft in het verleden ook gewerkt, eerst in de verkoop en daarna in de logistiek en in de weekenden als beveiliger. De heer [naam 1] had een baan op het moment dat hij zich heeft aangemeld bij schuldhulpverlening. Op advies van de gemeente (het Jongeren Perspectief Fonds) heeft hij deze baan opgezegd, omdat hij geen opleiding had afgerond en wilde studeren. Hij studeert al twee jaar kunstmatige intelligentie aan de universiteit en verwacht zijn bachelor af te ronden in 2025 en zijn master in 2027. Daarna wil hij nog promoveren, want hij wil onderzoeker worden. De rechtbank stelt vast dat de heer [naam 1] weliswaar hard heeft gewerkt aan zijn toekomst, maar zich niet maximaal heeft ingezet om zoveel mogelijk af te lossen van zijn schulden.
Het is niet onredelijk dat I-Finance heeft geweigerd met de schuldregeling in te stemmen
4.7.
Volgens I-Finance heeft de heer [naam 1] een aanzienlijke verdiencapaciteit die niet is benut. Door I-Finance is in 2019 aan de heer [naam 1] een lening verstrekt op basis van een salaris wat hij destijds verdiende van € 2.300 netto per maand. De verwachting was dat hij met die verdiencapaciteit de rente en aflossingen zou kunnen dragen. De heer [naam 1] moet volgens I-Finance, gezien de huidige arbeidsmarkt, ook nu in staat worden geacht om een dergelijk salaris te verdienen en op basis daarvan meer te sparen en af te dragen dan de aangeboden 2,371% van de vordering. I-Finance gaat niet akkoord, omdat de heer [naam 1] bewust ervoor kiest om te studeren en niet te werken. Als op deze manier wordt omgegaan met kredietverstrekkers werkt volgens I-Finance het systeem niet.
4.8.
De heer [naam 1] heeft naar voren gebracht dat hij inderdaad zou kunnen werken, maar dat hij zijn baan heeft opgezegd op aanraden van de gemeente. Volgens de gemeente kon hij gaan studeren. Hij heeft voldaan aan alle voorwaarden die golden voor het traject vanuit de gemeente. Hij heeft geen opleiding kunnen afmaken door zware omstandigheden in zijn jeugd en beschikt dus niet over een startkwalificatie. Hij vindt dat hij de kans verdient om zijn studie af te maken. Hij werkt hard aan zijn studie. De bewindvoerder heeft nog toegelicht dat namens de heer [naam 1] een klacht is ingediend bij de ombudsman, omdat de gemeente zijn dossier niet goed zou hebben behandeld. Volgens de bewindvoerder mag de heer [naam 1] niet de dupe worden van verkeerde adviezen van de gemeente.
4.9.
De rechtbank is van oordeel dat de belangen van I-Finance als weigerende schuldeiser in dit geval zwaarder wegen dan die van verzoeker of de overige schuldeisers. De meerderheid van de schuldeisers, die samen 74,40 % van de totale schuldenlast vertegenwoordigen, heeft weliswaar ingestemd met de aangeboden schuldregeling, maar in dit geval is van belang dat het voorstel niet het maximaal haalbare is. De heer [naam 1] kan werken en is in staat om een salaris te verdienen waarmee, gezien zijn lasten en rekening houdend met het vrij te laten bedrag, een substantieel bedrag voor de schuldeisers kan worden gespaard. Dat de heer [naam 1] mogelijk verkeerd is geadviseerd door de gemeente over het opzeggen van zijn baan, is een omstandigheid die niet voor rekening en risico van de schuldeisers kan komen. Als een schuldenaar een opleiding wil volgen of voltooien dan zal de verwachting moeten bestaan dat niet alleen de schuldenaar maar ook zijn schuldeisers daarbij op enig moment gebaat zijn. In dit geval is daarvan geen sprake. De opleiding van de heer [naam 1] is niet binnen een afzienbare tijd afgerond en het aangeboden akkoord is een saneringsakkoord en geen prognoseakkoord. Het verzoek om I-Finance te bevelen in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen.
WSNP-verzoek ingetrokken
4.10.
De heer [naam 1] heeft op de zitting laten weten het verzoek om te worden toegelaten tot WSNP niet te handhaven als het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord wordt afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord af.
Dit is een beslissing van mr. L. Mundt, rechter, in samenwerking met R.D.A. Babulall-Oemrawsingh, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2024.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan verzoeker gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag. Dit kan alleen indien het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ook door de rechtbank is afgewezen en verzoeker tegelijk hoger beroep instelt tegen die afwijzing (art. 292 lid 3 Fw).