ECLI:NL:RBDHA:2024:18131

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
NL23.32919
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielprocedure na intrekking besluit

Op 28 november 2023 heeft de Minister van Asiel en Migratie het besluit van 2 juni 2023 ingetrokken, waarin de aanvraag van verzoeker niet in behandeling werd genomen op basis van de Dublinverordening. Hierdoor wordt de asielaanvraag van verzoeker nu in de nationale procedure behandeld. Verzoeker heeft op 17 oktober 2023 beroep ingesteld tegen de verlenging of opschorting van de overdrachtstermijn, maar heeft dit beroep op 28 november 2023 ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de minister de gelegenheid gegeven om te reageren op dit verzoek, maar de minister heeft aangegeven geen reden te zien voor een proceskostenvergoeding, omdat de intrekking van het besluit niet als tegemoetkoming aan verzoeker kan worden gezien.

De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling en heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank overweegt dat, volgens de wet, een bestuursorgaan alleen in de proceskosten kan worden veroordeeld als het geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen. In dit geval is niet gebleken dat de minister aan verzoeker tegemoet is gekomen, aangezien de intrekking van het besluit enkel het gevolg was van het verstrijken van de overdrachtstermijn. De rechtbank concludeert dat de minister niet tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af als kennelijk ongegrond. De uitspraak is gedaan door rechter D.M. Schuiling en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen Bestuursrecht zaaknummer: NL23.32919
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen),
en
de Minister van Asiel en Migratie [1] , de minister

Inleiding

1. Op 28 november 2023 heeft de minister het besluit van 2 juni 2023 [2] , waarin de aanvraag van verzoeker niet in behandeling wordt genomen omdat Polen op grond van de Dublinverordening voor de behandeling van de asielaanvraag verantwoordelijk is, ingetrokken. De asielaanvraag van verzoeker wordt in de nationale procedure in behandeling genomen en er volgt daarop een nieuw besluit dat verzoeker in Nederland mag afwachten.
1.1.
Verzoeker heeft zijn beroep van 17 oktober 2023, tegen de verlenging of opschorting van de uiterste overdrachtstermijn, op 28 november 2023 ingetrokken en verzocht om een vergoeding van de proceskosten.
1.2.
De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De minister heeft de rechtbank meegedeeld dat de minister geen reden ziet om over te gaan tot een proceskostenvergoeding nu enkel tot opname in de nationale procedure is overgegaan, omdat de overdracht van verzoeker geen doorgang meer kan vinden in verband met overschrijding van de uiterste overdrachtstermijn van artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening en van een onjuist genomen besluit geen sprake is.
1.3.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [3]
zaaknummer: NL23.32919 2

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.

Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?

3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten.4

Is de minister aan verzoeker tegemoetgekomen?

4. De rechtbank moet beoordelen of de minister geheel of gedeeltelijk aan verzoeker tegemoet is gekomen.
4.1.
Op 17 oktober 2023 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen een gestelde verlenging of opschorting van de uiterste overdrachtstermijn.
4.2.
De minister heeft op 28 november 2023 het besluit van 24 juli 2023 waarin de aanvraag niet in behandeling wordt genomen omdat Polen verantwoordelijk is ingetrokken nu de uiterste overdrachtstermijn zoals die wordt genoemd in artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening is verstreken. Verzoeker wordt daarbij opgenomen in de nationale procedure.
4.3.
Dat het besluit is ingetrokken omdat verzoeker op 17 oktober 2023 voornoemd beroep heeft ingesteld is niet gebleken. Verzoeker is, zoals de minister in het intrekkingsbesluit van 28 november 2023 heeft toegelicht, door tijdsverloop opgenomen in de nationale procedure. Dat die termijn ten tijde van het intrekken van het besluit was verstreken, is ook niet betwist. De Afdeling heeft reeds bepaald dat het alsnog in behandeling nemen van de asielaanvraag geen tegemoetkoming is, maar louter een gevolg van tijdsverloop.5 Met de intrekking van het besluit van 24 juli 2023 is de minister naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker.
4.4.
De rechtbank wijst het verzoek daarom af als kennelijk ongegrond.
bestuursrecht (Awb).
4. Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
5. Zie de uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:182 r.o. 2.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van N. Walstra, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.De rechtbank gaat ervan uit dat bedoeld zal zijn het besluit van 24 juli 2023 nu het besluit van 2 juni
3.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet