ECLI:NL:RBDHA:2024:18124

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
09/001144-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van een contant geldbedrag van € 150.000,- met bewijsbeslissingen en strafoplegging

Op 31 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen. De verdachte, geboren in 1997 in Syrië, werd op 22 oktober 2023 aangehouden met een contant geldbedrag van € 150.000,-. Tijdens de rechtszitting op 17 oktober 2024 werd de vordering van de officier van justitie, mr. R. Schiphuis, besproken, evenals de verdediging door zijn raadsman, mr. B.J. de Bruijn. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat het geld afkomstig was uit een misdrijf, ondanks zijn verklaring dat het geld van een vriend in Turkije was. De rechtbank vond de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig en oordeelde dat het geld niet anders kon zijn dan afkomstig uit een misdrijf. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het onderdeel 'medeplegen' maar verklaarde het witwassen wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de integriteit van het financiële verkeer.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/001144-24
Datum uitspraak: 31 oktober 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] (Syrië),
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 17 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Schiphuis en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. B.J. de Bruijn naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 22 oktober 2023 te ’s-Gravenhage, een voorwerp, te weten een (contant) geldbedrag van (ongeveer) EUR 150.000,00, althans een geldbedrag voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dit geldbedrag – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit met uitzondering van het onderdeel ‘medeplegen’.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde feit.
3.3.
Partiële vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op hetgeen de officier van justitie naar voren heeft gebracht met betrekking tot het onderdeel in de tenlastelegging “en/of zijn mededader(s)”, dit onderdeel niet wettig en overtuigend is bewezen en spreekt de verdachte in zo verre daarvan vrij.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023331577 en PL1500-2023331643, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Zuid, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 152).
1. Het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte, opgemaakt op 22 oktober 2023, voor zover inhoudende (p. 57):
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , verklaar het volgende:
Op zondag 22 oktober 2023 om 02:25 uur, werd door mij op de locatie Rijswijkseweg ’s-Gravenhage, aangehouden als verdachte:
[de verdachte]
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 oktober 2023, voor zover inhoudende (p. 20-21):
Wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , verklaren het volgende:
Ik, [verbalisant 2] , heb het rechterachterportier geopend en heb aan de inzittenden van de auto medegedeeld wat de reden van de controle was.
Rechts achterin zat een man, na controle van zijn Nederlands rijbewijs bleek het te gaan om:
[de verdachte]
Geboren [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] (Syrië)
Ik, [verbalisant 2] , zag dat er tussen de benen van [de verdachte] die achterin de auto zat een tas op de grond lag. Ik, [verbalisant 2] , zag dat hij met zijn benen probeerde de tas te verbergen.
Op basis van de voorgaande meldingen vond ik dit verdacht en vroeg aan [de verdachte] wat er in de tas zat?
Hij gaf mij geen antwoord.
Ik heb vervolgens in de tas gekeken en zag dat er een grote hoeveelheid bankbiljetten in de tas zaten. Ik zag dat de bankbiljetten in twee stapels verdeeld waren. Ik zag een groot aantal 100,- euro biljetten in één van de stapels zitten.
Ik, [verbalisant 3] , zag dat [de verdachte] op dat moment met zijn mobiele telefoon bezig was. Ik, [verbalisant 3] , zag dat [de verdachte] foto’s van zijn telefoon aan het verwijderen was. Ik, [verbalisant 3] , heb de mobiele telefoon van [de verdachte] afgenomen om te voorkomen dat hij nog meer gegevens van zijn telefoon zou verwijderen.
Ik zag dat de twee stapels verpakt waren in plastic folie of vershoudfolie.
3. Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte, opgemaakt op 24 oktober 2023, voor zover inhoudende (p. 84):
V:Klopt het dat u woont aan de [adres 2] te Den Haag?
A: Klopt.
4. De afstandsverklaring in beslag genomen voorwerp, opgemaakt op 24 oktober 2024, voor zover inhoudende (p. 99):
Omschrijving: Geld (biljetten), bleek te zijn: € 150.000,-
5. Het proces-verbaal van bevindingen aangetroffen voorwerpen in woning in [adres 2] in relatie tot diverse aangetroffen images op de telefoon, opgemaakt op 24 oktober 2023 (p. 36-42, met bijlage 43-48):
Voorwerp: zitbank
Tijdens de doorzoeking in de woning werd een grijzen, stoffen bankstel aangetroffen. Ik, verbalisant, zag dat zowel de uiterlijke vormen van dit bankstel, als de kleur en stof, sterke gelijkenissen kenden met een foto op de telefoon, waarop ik uitgestalde biljetten op een dergelijk bankstel herkende.
Voorwerp: houten tafelblad
Tijdens de doorzoeking in de woning werd voorts een houten tafel aangetroffen, met meerdere oneffenheden op het tafelblad. Ik, verbalisant, zag dat de uiterlijke vormen van deze oneffenheden sterke gelijkenissen hadden met foto’s die op de telefoon stonden. Onderstaan zijn deze gelijkenissen op beide foto’s door mij rood gemarkeerd.
Voorwerp: elastiekjes
Tijdens de doorzoeking in de woning werd voorts op de zitbank een tweetal elastiekjes, kleur groen en geel, aangetroffen. Ambtshalve is mij, verbalisant, bekend dat dergelijke elastiekjes kunnen worden gebruikt voor het bundelen van geldbiljetten. Ik zag dat er op de telefoon van de verdachte foto’s stonden van geldbiljetten met dergelijke kleuren elastiekjes.
Voorwerp: kleed
Tijdens de doorzoeking in de woning werd voorts op de bank een zwart-wit gekleurd kleed aangetroffen. Ik zag dat er op de telefoon van de verdachte een foto stond van een geldbiljet met op de achtergrond een kleed/deken dat enige gelijkenissen heeft qua stof en dessin.
Voorwerp: tokens
Tijdens de doorzoeking in de woning werden voorts meerdere bankbiljetten van € 5,- aangetroffen en een bankbiljet van € 10,-. In de telefoon zaten meerdere foto’s van losse bankbiljetten van soortgelijke coupures. Ambtshalve is mij, verbalisant bekend dat dergelijke biljetten gebruikt kunnen worden als “token” bij het overdragen van geldbedragen. Een viertal € 5-bankbiljetten is in de woning in beslag genomen, omdat de serienummers hiervan overeenkwamen met foto’s uit de telefoon. Dit betreft de volgende serienummers:
 VB8140590937
 ZB5138465109
 WA3343720897
 MA7445167688
Resumé
 Tijdens een doorzoeking op 23 oktober 2023 in een woning aan de [adres 2] te Den Haag werden diverse voorwerpen aangetroffen die overeenkwamen met foto’s in een telefoon die onder de verdachte [de verdachte] in beslag was genomen.
 Ik, verbalisant, zag meerdere gelijkenissen tussen de openstaande aangetroffen voorwerpen in deze woning en de voorwerpen op foto’s in deze telefoon:
o De grijze zitbank in de woonkamer.
o Het houten tafelblad in de woonkamer.
o Groene en gele elastiekjes op de zitbank.
o Een zwart-wit kleed op de zitbank.
o Een viertal € 5-biljetten (“tokens”).
 Op de foto’s uit de telefoon die onder [de verdachte] in beslag was genomen, waren onder meer verschillende bundels bankbiljetten te zien.
 Gezien de in dit proces-verbaal beschreven gelijkenissen tussen voorwerpen in de woning en die op foto’s in de telefoon, is het voorstelbaar dat meerdere van deze foto’s op de telefoon in de woning aan de [adres 2] te Den Haag genomen zijn.
Bijlage 1
Images
#5 Created: 12-10-2023 10:00:08
Deleted: 22-10-2023 02:23:42
#6 Created: 17-10-2023 21:08:47
Deleted: 22-10-2023 02:23:19
#10 Created: 18-10-2023 00:48:21
Deleted: 22-10-2023 02:23:27
3.5.
Bewijsoverwegingen
Juridisch kader
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij een bedrag van € 150.000,- heeft witgewassen. Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat komt vast te staan dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. Daaronder valt ook de situatie dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het openbaar ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Indien de verdachte zo’n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen (HR 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2352).
Gerechtvaardigd vermoeden van witwassen
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting blijkt het volgende. De politie heeft op in de nacht van 22 oktober 2023 een stopteken gegeven aan een auto, waarin de verdachte op de achterbank zat. Door verbalisant [verbalisant 2] is gezien dat de verdachte met zijn benen een tas probeerde te verbergen. Op de vraag wat er in de tas zat heeft de verdachte geen antwoord gegeven. De verbalisant heeft in de tas gekeken en zag een grote hoeveelheid bankbiljetten, namelijk twee stapels met biljetten van € 100,-. Dit geld was verpakt in folie. Verbalisant [verbalisant 3] heeft gezien dat de verdachte op dat moment foto’s van zijn telefoon aan het verwijderen was. De contanten zijn in beslag genomen en het totaalbedrag bleek na telling
€ 150.000,- te zijn. Ook de telefoon van de verdachte is in beslag genomen en de verwijderde foto’s heeft de politie terug kunnen halen. Op de verwijderde en daarna teruggehaalde foto’s in de telefoon van de verdachte zijn onder meer verschillende bundels bankbiljetten te zien. Uit onderzoek blijkt dat diverse verwijderde foto’s met daarop (stapels) geld vóór 22 oktober 2023 zijn gemaakt, onder andere op verschillende momenten op 17 en 18 oktober 2023 (foto # 6 en #10). In de telefoon van de verdachte zijn ook meerdere – eveneens verwijderde – foto’s aangetroffen van losse bankbiljetten met daarop een serienummer zichtbaar (bijvoorbeeld foto #5). Tijdens een doorzoeking op 23 oktober 2023 in een woning aan de [adres 2] te Den Haag, waar de verdachte heeft verklaard te wonen, zijn diverse voorwerpen aangetroffen die overeenkomen met foto’s in de telefoon van de verdachte. Gelet op de gelijkenissen tussen de voorwerpen in de woning en de foto’s in de telefoon van de verdachte met de stapels bankbiljetten, is het aannemelijk dat deze foto’s in verdachtes woning zijn gemaakt. Tijdens de doorzoeking heeft de politie ook een viertal losse bankbiljetten gevonden, waarvan het serienummer overeenkomt met de genoemde foto’s van losse biljetten. Dergelijke biljetten kunnen gebruikt worden als “token” bij het overdragen van geldbedragen, aldus de politie.
Bovenstaande feiten en omstandigheden zijn van dien aard dat zij het vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Daarom mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de (legale) herkomst van het bedrag van € 150.000,-.
Verklaringen van de verdachte en beoordeling
De verdachte heeft in zijn verklaringen bij de politie er ter terechtzitting niet veel duidelijkheid gegeven over de manier waarop en wanneer hij aan de bundels geld die verpakt zaten in folie, is gekomen en welke informatie hij over het geld had. Ook is het de rechtbank niet duidelijk geworden waarom de verdachte kon denken dat het voorhanden hebben van een tas met contant geld in de nachtelijke uren legaal zou kunnen zijn. In zijn verhoren heeft de verdachte gezegd die avond de tas met geld te hebben ontvangen tijdens een rit in een auto die bestuurd werd door een hem tot dan onbekende persoon. De verdachte heeft de naam genoemd van wie het geld afkomstig is, namelijk van zijn vriend [naam] die in Turkije woont en dat die vriend over facturen voor het geld beschikt. Naar het oordeel van de rechtbank is dit, anders dan de verdediging stelt, geen concrete, verifieerbare en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het geld. Tijdens het verhoor heeft de verdachte op de vraag van de politie of de verdachte contactgegevens of gesprekken van deze vriend zou willen delen voor verificatie, verklaard dat hijzelf contact zal opnemen met deze persoon, zodat hij bewijzen over de herkomst van het geld kan tonen. Dit heeft de verdachte echter nagelaten. Ter terechtzitting heeft de verdachte hierover verklaard dat hij geen verdere verklaring over de herkomst kan geven door ruzie met deze vriend en dat hij wel meer contactgegevens van deze vriend kan geven. Naar het oordeel van de rechtbank is de op de terechtzitting door de verdachte verklaarde bereidheid om meer gegevens te delen te laat en niet meer door het openbaar ministerie te verifiëren. Bovendien heeft de verdachte geen nadere gegevens verstrekt. De verdachte heeft niet uit kunnen leggen waarom hij op deze manier, in de nacht, met een hem onbekende bestuurder, voor de vriend uit Turkije geld in ontvangst moest nemen. Op verdere vragen van de rechtbank naar de (verwijderde) foto’s in zijn telefoon met daarop stapels geld, gedateerd enkele dagen voor het aantreffen van de € 150.000,- bij hem, heeft de verdachte telkens een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. Deze foto’s schreeuwen om een verklaring. Immers, in de woning van de verdachte zijn grote hoeveelheden geld aanwezig geweest, dagen voor zijn aanhouding. Zijn verklaring, inhoudende dat hij niet eerder grote geldbedragen heeft gehad en dat hij dacht dat hij niet in de problemen zou komen met het in ontvangst nemen van een paar duizend euro in de nacht, is gelet hierop moeilijk te volgen.
Door de verdediging is nog aangevoerd dat sprake is van Hawala-bankieren, namelijk een informeel financieel systeem. De inhoud van het dossier biedt echter geen aanknopingspunten voor de niet nader onderbouwde stelling dat de verdachte (via de Turkse vriend) betrokken was bij Hawala-bankieren en dat daarmee een legale herkomst van het geld kan worden verklaard.
Het aldus door de verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen geeft onvoldoende aanleiding tot nader onderzoek. Er is geen andere conclusie mogelijk dan dat het ten laste gelegde voorwerp onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Gelet op het bovenstaande en gelet op het ontbreken van een overige, concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring van de verdachte over de herkomst van het geld, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat het geldbedrag van € 150.000,- uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dit wist.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 22 oktober 2023 te ’s-Gravenhage, een contant geldbedrag van € 150.000,00 voorhanden heeft gehad
,terwijl hij, verdachte, wist dat dit geldbedrag – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat er geen straf opgelegd dient te worden gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt dat er bij een strafoplegging rekening dient te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, namelijk dat de verdachte niet eerder in aanraking is geweest met justitie, dat hij werk heeft en voor zijn gezin wil zorgen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een groot geldbedrag, namelijk € 150.000,-. Hierdoor heeft de verdachte bijgedragen aan het onttrekken van illegale opbrengsten aan het zicht van justitie, hetgeen inbreuk maakt op de integriteit van het financiële en economische verkeer. Witwassen faciliteert andere strafbare feiten en is daarom een ernstig strafbaar feit. De verdachte heeft enkel oog gehad voor zijn eigen financieel gewin.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 30 september 2024. Daaruit volgt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft als uitgangspunt bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de hoogte van straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. In het geval van de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van € 150.000,-, is op basis van het LOVS-oriëntatiepunt Fraude als uitgangspunt een straf in de orde van grootte van 9 tot 12 maanden gevangenisstraf geïndiceerd.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding. De rechtbank zal de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van negen maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op het artikel:
- 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschriften is toegepast, zoals deze ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens gold dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens geldt.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
witwassen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
9 (NEGEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. T.A.B. Mentink, voorzitter,
mr. I.K. Spros, rechter,
mr. S. Bosmans, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. Loohuis, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 oktober 2024.