ECLI:NL:RBDHA:2024:18123
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens overschrijding beslistermijn en toepassing WBV 2023/3
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E. Berger, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres haar asielaanvraag op 10 mei 2023 heeft ingediend. Op 26 juni 2023 heeft de minister Zweden verzocht om eiseres terug te nemen op basis van de Dublinverordening, maar dit verzoek werd afgewezen. Na een tweede verzoek om heroverweging op 10 juli 2023, dat ook werd afgewezen, heeft de minister op 18 augustus 2023 medegedeeld dat de aanvraag in de nationale procedure zou worden behandeld.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister op basis van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 uiterlijk op 10 november 2023 had moeten beslissen. Echter, sinds 27 januari 2023 is het besluit met kenmerk WBV 2023/3 van kracht, wat de beslistermijnen voor asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024 met negen maanden heeft verlengd. Eiseres betwistte de geldigheid van deze verlenging en stelde dat de ingebrekestelling te vroeg was ingediend.
De rechtbank heeft het standpunt van eiseres verworpen en verwezen naar een eerdere uitspraak waarin werd geoordeeld dat de WBV 2023/3 van toepassing was op haar aanvraag. Hierdoor was de ingebrekestelling niet geldig en was het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, en is op 30 oktober 2024 openbaar gemaakt.