Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
Procesverloop
Overwegingen
€ 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd.
Rechtbank Den Haag
Op 4 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarbij eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Cetinkaya-Ahmad, beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor zijn echtgenote en minderjarig kind. Eiser had zijn aanvraag op 29 september 2023 ingediend, en de minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 een beslistermijn van 90 dagen, die was verlengd met drie maanden. De rechtbank oordeelde dat de minister niet tijdig had beslist, aangezien de termijn op 28 maart 2024 was verstreken zonder dat er een besluit was genomen. Eiser had de minister op 5 april 2024 in gebreke gesteld en het beroep was op 26 april 2024 ingediend, wat tijdig was.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank legde de minister een termijn van acht weken op om een besluit bekend te maken, met de mogelijkheid van een verlenging tot twintig weken indien nader onderzoek nodig was. Tevens werd bepaald dat de minister een dwangsom van € 100 per dag moest betalen voor elke dag dat de termijn werd overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank stelde vast dat de minister € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen had verbeurd en veroordeelde de minister tot betaling van de proceskosten van eiser ter hoogte van € 437,50 en het griffierecht van € 187.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.