ECLI:NL:RBDHA:2024:17994
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvragen om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van besluiten op hun aanvragen om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis en gezinshereniging. De aanvragen zijn op 14 september 2023 ingediend, en de minister van Asiel en Migratie had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn is door de minister verlengd met drie maanden, waardoor de uiterste datum voor besluitvorming op 13 maart 2024 viel. Aangezien er geen besluiten zijn genomen, hebben eisers de minister op 18 april 2024 in gebreke gesteld en op 23 augustus 2024 beroep ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de minister niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vastgesteld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak besluiten op de aanvragen bekend te maken. Indien de minister besluit tot nader onderzoek, moet dit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de minister aan eisers € 1.442 aan verbeurde bestuurlijke dwangsommen moet betalen en is de minister veroordeeld in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 437,50. Het door eisers betaalde griffierecht van € 187 moet eveneens door de minister worden vergoed. De uitspraak is gedaan op 31 oktober 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt.