ECLI:NL:RBDHA:2024:17989

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
NL24.41702
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en voortvarend handelen in vreemdelingenzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 november 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van een Algerijnse eiser. De maatregel van bewaring was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie op 17 juni 2024 en is sindsdien voortgezet. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was en het onderzoek op 31 oktober 2024 gesloten.

De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot 2 september 2024, de datum waarop de rechtbank eerder had geoordeeld. Eiser heeft aangevoerd dat de minister onvoldoende voortvarend handelt en dat er geen zicht is op uitzetting. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de minister sinds 2 september 2024 twee vertrekgesprekken heeft gevoerd en drie keer heeft gerappelleerd bij de Algerijnse autoriteiten, wat volgens de rechtbank voldoende voortvarend is.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen aanwijzingen zijn dat de Algerijnse autoriteiten de aanvraag voor een laissez-passer (lp) hebben afgewezen. Eiser heeft ook niet volledig meegewerkt aan zijn uitzetting, wat bijdraagt aan het gebrek aan zicht op uitzetting. De rechtbank concludeert dat er geen reden is om te oordelen dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was en verklaart het beroep ongegrond, evenals het verzoek om schadevergoeding. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.41702

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M.M. Altena-Staalenhoef),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 17 juni 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 31 oktober 2024.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1995 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 11 september 2024 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, 2 september 2024, rechtmatig was. [2] Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds 2 september 2024.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt door alleen vertrekgesprekken te voeren en te rappelleren bij de Algerijnse autoriteiten. Van verweerder mag meer worden verwacht om tot een spoedige uitzetting te komen. Daarnaast voert eiser aan dat geen sprake is van zicht op uitzetting. Eiser zit al 5,5 maand in bewaring en er is nog altijd geen lp [3] afgegeven of een toezegging gedaan dat een lp zal worden verstrekt.
5. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Uit het dossier blijkt dat verweerder sinds 2 september 2024 twee vertrekgesprekken met eiser heeft gevoerd en drie keer heeft gerappelleerd bij de Algerijnse autoriteiten. Anders dan eiser meent, werkt verweerder hiermee voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser.
6. De rechtbank ziet ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ten aanzien van Algerije in het algemeen, of in het bijzonder voor eiser, is komen te ontbreken. Niet is gebleken dat de Algerijnse autoriteiten in het geval van eiser de lp-aanvraag hebben afgewezen of geen lp zullen verstrekken. Verder is van belang dat eiser niet volledig en actief meewerkt aan zijn uitzetting. Zo blijkt uit het vertrekgesprek van 22 oktober 2024 dat eiser geen inspanningen heeft verricht om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen. Nu eiser niet volledig en actief meewerkt aan zijn uitzetting, kan ook daarom niet worden gesteld dat geen zicht op uitzetting bestaat.
7. Tot slot leidt ook ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 1 november 2024 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
3.Laissez-passer.