In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser beoordeeld tegen de minister van Asiel en Migratie, die volgens eiser niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf ‘nareis asiel’ en het verblijfsdoel ‘familie en gezin’. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten, waardoor het onderzoek zonder zitting is gesloten. De rechtbank wijst het verzoek van verweerder om aanhouding van de behandeling van het beroep af, omdat dit de prikkel om tijdig te beslissen zou wegnemen.
Eiser heeft zijn aanvraag op 12 oktober 2023 ingediend, en verweerder heeft deze op 18 oktober 2023 ontvangen. De beslistermijn van negentig dagen is door verweerder met drie maanden verlengd. Eiser heeft verweerder op 16 april 2024 in gebreke gesteld, wat na het verstrijken van de beslistermijn gebeurde. De rechtbank oordeelt dat het beroep terecht is ingediend en gegrond is, omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen. De rechtbank draagt verweerder op om binnen acht weken na verzending van de uitspraak een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, tot een maximum van € 7.500,-.
Daarnaast wordt eiser een vergoeding voor proceskosten toegekend, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De rechtbank kent een bedrag van € 437,50 toe voor de gemaakte kosten en bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 187,- moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 29 oktober 2024.