ECLI:NL:RBDHA:2024:17812
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag kort verblijf wegens onvoldoende binding met land van herkomst
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een visum kort verblijf. De aanvraag werd door de Minister van Buitenlandse Zaken afgewezen op 19 mei 2023, en het bezwaar daartegen werd op 26 oktober 2023 eveneens afgewezen. Eiser, geboren in 1981 en van Marokkaanse nationaliteit, had de aanvraag ingediend om zijn zus te bezoeken. De rechtbank heeft op 17 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en een tolk aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat hij na zijn verblijf in Nederland tijdig zal terugkeren naar Marokko. De rechtbank stelt vast dat eiser onvoldoende sociale en economische binding met Marokko heeft aangetoond. Eiser heeft weliswaar twee minderjarige kinderen en een moeder in Marokko, maar de rechtbank concludeert dat hij niet de zorg voor zijn kinderen heeft en dat er geen zwaarwegende maatschappelijke verplichtingen zijn die hem dwingen om terug te keren. Bovendien heeft eiser niet aangetoond dat hij een substantieel inkomen heeft als taxichauffeur.
De rechtbank oordeelt dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen twijfel bestond over de ongegrondheid van het bezwaar, waardoor het horen van eiser niet noodzakelijk was. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de visumaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend.