In deze zaak heeft eiser, een Turkse nationaliteit hebbende persoon, op 23 juli 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiser op 23 oktober 2023. Eiser heeft vervolgens op 7 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de wettelijke beslistermijn met negen maanden heeft verlengd, maar dat deze termijn op 20 oktober 2023 is verstreken. Eiser heeft rechtsgeldig de staatssecretaris in gebreke gesteld, en sindsdien zijn er meer dan twee weken verstreken. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is. Gezien de jurisprudentie, zal de rechtbank een rechterlijke dwangsom opleggen en de staatssecretaris verplichten om binnen zestien weken na de uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens moet de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris ook in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 437,50.