ECLI:NL:RBDHA:2024:17770

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
C/09/672040 / FT RK 24/760 en C/09/672041 / FT RK 24/761
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een problematische schuldensituatie

In deze zaak heeft mevrouw [naam 1] een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om een dwangakkoord op te leggen aan haar schuldeiser [naam 2]. Mevrouw [naam 1] verkeert in een problematische schuldensituatie met een totale schuldenlast van € 8.401,56, waarvan € 7.955,56 aan [naam 2]. Ondanks haar inspanningen om een saneringsakkoord aan te bieden, heeft [naam 2] geweigerd in te stemmen met het voorstel, dat een uitkering van 21,72% aan de schuldeisers omvat. Mevrouw [naam 1] heeft de rechtbank verzocht om het akkoord dwingend op te leggen, wat door de rechtbank is toegewezen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door de gemeente Den Haag en dat het voorstel goed gedocumenteerd is. Bij de beoordeling van het verzoek heeft de rechtbank een belangenafweging gemaakt tussen de verzoekster, de weigerende schuldeiser en de schuldeisers die wel hebben ingestemd. De rechtbank concludeert dat het voorstel van mevrouw [naam 1] het maximaal haalbare is, gezien haar persoonlijke omstandigheden, waaronder een afstand tot de arbeidsmarkt en de zorg voor haar kind.

De rechtbank heeft ook overwogen dat het dwangakkoord voor alle schuldeisers een gunstiger resultaat oplevert dan de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De kosten van schuldbemiddeling zijn lager dan die van een bewindvoerder in een WSNP-traject, wat leidt tot een hogere uitkering voor de schuldeisers. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van mevrouw [naam 1] toegewezen en [naam 2] bevolen in te stemmen met de schuldregeling, terwijl het verzoek om toelating tot de WSNP is afgewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummers: C/09/672040 / FT RK 24/760 en C/09/672041 / FT RK 24/761
vonnis van 28 oktober 2024
in de zaak van
[naam 1],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
hierna: mevrouw [naam 1] ,
tegen
[naam 2] , vertegenwoordigd door Likifin gevestigd te Rotterdam,
hierna: [naam 2] .
Waar deze zaak over gaat
Mevrouw [naam 1] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Zij heeft een voorstel gedaan aan haar schuldeisers, waarbij een deel van de vordering(en) wordt voldaan en het resterende deel door de schuldeiser wordt kwijtgescholden. Omdat niet alle schuldeisers met dit voorstel hebben ingestemd, heeft mevrouw [naam 1] de rechtbank verzocht het aangeboden akkoord dwingend op te leggen. Dit verzoek wordt door de rechtbank toegewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De feiten waar de rechtbank van uit gaat

1.1.
Mevrouw [naam 1] heeft de afgelopen jaren een schuldenlast opgebouwd van
€ 8.401,56 aan twee schuldeisers. Het is mevrouw [naam 1] niet gelukt om zelf een oplossing te vinden voor deze schulden. Met behulp van de gemeente Den Haag heeft zij voor het laatst op 8 augustus 2024 een schuldregeling aangeboden (saneringsakkoord). Dit voorstel houdt in dat aan de gewone schuldeisers een uitkering ineens van 21,72% wordt aangeboden, tegen kwijtschelding van het restant van hun vorderingen.
1.2.
[naam 2] is niet akkoord gegaan met dit voorstel. Mevrouw [naam 1] heeft een schuld aan [naam 2] van € 7.955,56. Dat is 94,7% van de totale schuldenlast.
1.3.
De andere schuldeiser heeft het aanbod aanvaard.
1.4.
Om tot een oplossing voor haar schulden te komen heeft mevrouw [naam 1] op 6 september 2024 bij de rechtbank twee verzoeken ingediend. In de eerste plaats wil zij dat de rechtbank [naam 2] dwingt mee te werken aan de schuldregeling (een dwangakkoord oplegt). Wanneer de rechtbank dit verzoek afwijst, wil zij worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).

2.De procedure

2.1.
De verzoeken van mevrouw [naam 1] zijn behandeld op de zitting van 21 oktober 2024. Op deze zitting verschenen:
- mevrouw [naam 1] ,
- [naam 3] , schuldhulpverlener van de gemeente [plaatsnaam] ,
- [naam 4] , klantbegeleider van de gemeente [plaatsnaam] ,
- [naam 2] , verweerder, vergezeld door [naam 5] .

3.Standpunten van partijen

3.1.
Mevrouw [naam 1] stelt dat het onredelijk is dat [naam 2] het aanbod niet aanvaardt. Volgens haar heeft zij al het mogelijke gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden en kan zij niet meer aanbieden dan zij heeft gedaan. [naam 2] schaadt het belang van de andere schuldeiser. De opbrengst van een wettelijke schuldsanering overstijgt het minnelijke voorstel bij gelijkblijvende omstandigheden niet.
3.2.
[naam 2] stemt samengevat om de volgende redenen niet in met de aangeboden schuldregeling. De schuld is ontstaan nadat mevrouw [naam 1] zich niet aan de afspraak heeft gehouden de door [naam 2] aan haar verhuurde woning na 6 maanden te verlaten. De schuld is te kwader trouw ontstaan. Als gevolg van het niet betalen van deze schuld is bij hem gezondheidsproblematiek en financiële schade ontstaan. Het is niet rechtvaardig dat de schuld niet wordt betaald.

4.De beoordeling van de verzoeken

4.1.
De rechtbank zal het verzoek van mevrouw [naam 1] om een dwangakkoord op te leggen toewijzen. Hieronder wordt dit oordeel toegelicht.
Het beoordelingskader van een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord
4.2.
Een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord kan worden toegewezen als aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de rechtbank vaststellen dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie. Ten tweede moet de rechtbank aan de hand van een belangenafweging vaststellen dat het onredelijk is dat [naam 2] weigert in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
De schuldbemiddeling moet zijn uitgevoerd door een bevoegde instantie
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door de gemeente [plaatsnaam] . Dat betekent dat wordt voldaan aan de door wet gestelde voorwaarden, namelijk dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij. Het voorstel is naar het oordeel van de rechtbank bovendien goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank moet een belangenafweging maken
4.4.
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Tegelijkertijd is het belangrijk dat mensen met problematische schulden zicht hebben op een schuldenvrije toekomst. De wetgever biedt daar verschillende regelingen voor, waarbij mensen met schulden zich maximaal moeten inspannen om zo veel mogelijk af te lossen en daarna schuldenvrij verder kunnen. Schuldeisers moeten dan vaak wel afstand doen van een (groot) deel van hun vordering. Daarom kunnen schuldeisers alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling.
4.5.
De rechtbank kan een zogenaamd ‘dwangakkoord’ opleggen wanneer de weigering van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden onredelijk is. Om te kunnen beoordelen of dat het geval is, moet de rechtbank de belangen van alle betrokkenen afwegen: van de verzoekster zelf, van de weigerende schuldeiser(s) en van de schuldeisers die wél hebben ingestemd. Op basis van die belangenafweging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat een dwangakkoord hier op zijn plaats is.
Mevrouw [naam 1] heeft het maximaal haalbare voorstel gedaan
4.6.
Het voorstel dat mevrouw [naam 1] aan haar schuldeisers heeft gedaan is het maximaal haalbare. Een beter voorstel is niet mogelijk. Mevrouw [naam 1] heeft nooit betaalde werkzaamheden verricht. Zij is bijna 5 jaar geleden vanuit Marokko naar Nederland gekomen en heeft uitsluitend de basisschool gevolgd. Het ontbreekt haar aan een startkwalificatie en er is sprake van een afstand tot de arbeidsmarkt. Zij beheerst de Nederlandse taal niet, ondanks dat zij hier wel haar best voor doet. Mevrouw [naam 1] verricht vrijwilligerswerk op de voetbalclub en draagt zorg voor haar 8-jarige zoon, die kampt met een groeistoornis en daarvoor extra aandacht nodig heeft. Mevrouw [naam 1] verblijft in de crisisopvang en is op zoek naar een woning. Hoewel op grond van de aangeleverde berekeningen van het vrij te laten bedrag geen sprake is van afloscapaciteit, heeft mevrouw [naam 1] toch ten behoeve van haar schuldeisers afdrachten verricht. Verder is het aanbod, dat mevrouw [naam 1] doet op basis van de inkomsten uit haar PW-uitkering, verhoogd met een bedrag aan vermogen van € 750,--. De (financiële) situatie is stabiel.
Deze regeling is in het belang van de andere schuldeisers
4.7.
De vordering van [naam 2] bedraagt met 94,7% een aanzienlijk deel van de totale schuldenlast. Dat brengt aan de ene kant mee dat niet snel kan worden geoordeeld dat het onredelijk is dat [naam 2] heeft geweigerd met de schuldregeling in te stemmen. Tegelijk kent de wet niet een bijzondere positie toe aan schuldeisers die een groot deel van de schuldenlast vertegenwoordigen. De rechtbank kan dus het dwangakkoord ook toewijzen wanneer de weigerende schuldeiser het grootste deel van de schuldenlast vertegenwoordigt.
4.8.
Uit de bij het verzoekschrift gevoegde stukken blijkt dat het dwangakkoord voor alle schuldeisers tot een gunstiger resultaat leidt dan de WSNP. Toepassing van de WSNP leidt tot hoge kosten, doordat de vergoeding van de bewindvoerder uit het gespaarde saldo wordt voldaan. Hierdoor blijft een lagere uitkering voor de schuldeisers over. De kosten voor schuldbemiddeling zijn minder hoog dan die van een bewindvoerder in een WSNP traject. Het aangeboden akkoord wordt op korte termijn aan de schuldeisers overgemaakt, zodat zij het dossier kunnen sluiten.
Argumenten van [naam 2]
4.9.
heeft nog aangevoerd dat de schuld niet te goeder trouw is ontstaan. Bij de belangenafweging als bedoeld in artikel 287a lid 5, Fw hoeft de aard van de vordering geen doorslaggevende rol te spelen, maar kan die het belang van die schuldeiser bij diens weigering benadrukken. De rechtbank is van oordeel dat die aard, afgezet tegen voormeld gunstiger resultaat bij aanvaarding van het akkoord, niet van doorslaggevende betekenis is.
Het WSNP-verzoek is niet langer aan de orde
4.10.
Omdat het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord zal worden toegewezen, heeft mevrouw [naam 1] geen belang meer bij haar verzoek om te worden toegelaten tot de WSNP. Dat verzoek zal daarom worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [naam 2] in te stemmen met de onder 1.1 bedoelde schuldregeling;
- wijst het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling af.
Dit is een beslissing van mr. L. Mundt, rechter, in samenwerking met F.J. Knaap LL.B., griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2024.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die in het ongelijk is gesteld gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.