ECLI:NL:RBDHA:2024:17766

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
24.30994
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze uitspraak beslist de rechtbank Den Haag over het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt, waarop partijen hebben ingestemd. Het onderzoek is gesloten zonder behandeling op een zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 27 juli 2023, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigt op 27 januari 2024. Echter, de minister heeft de beslistermijn met negen maanden verlengd vanwege een groot aantal aanvragen, zoals toegestaan onder artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is. De ingebrekestelling van eiser, gedateerd op 28 januari 2024 maar pas op 22 juli 2024 verzonden, is prematuur ingediend. Het beroep, ingediend op 7 augustus 2024, voldoet niet aan de vereisten van artikel 6:12 van de Awb. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.30994

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. E.R. Coene),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
2. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt. Partijen hebben hier mee ingestemd, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten en het beroep dus niet heeft behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

3. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
4. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend, zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken, nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
5. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) moet de minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.
6. Op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw kan de termijn, als bedoeld in het eerste lid, met ten hoogste negen maanden worden verlengd, indien een groot aantal vreemdelingen tegelijk een aanvraag indient waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden.
7. Eiser heeft de aanvraag ingediend op 27 juli 2023. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in het geval van eiser op 27 januari 2024 eindigen. De minister heeft echter, met inwerkingtreding van het WBV 2023/3, de beslistermijn van asielaanvragen, ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024, met negen maanden verlengd. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in de uitspraak van 11 april 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:5087) geoordeeld dat de minister voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van het WBV 2023/3 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak van dat oordeel af te wijken. De verlenging van de beslistermijn is daarom rechtsgeldig. Dat betekent dat de ingebrekestelling, die weliswaar is gedateerd op 28 januari 2024 maar die blijkens de vermelding aan de bovenzijde eerst op 22 juli 2024 is verzonden en op diezelfde datum - blijkens de ontvangstvestiging van 23 juli 2024 - door de minister is ontvangen, prematuur is ingediend. Het beroep, dat is ingediend op 7 augustus 2024 en waarvan de gronden van beroep ten onrechte zijn gedateerd op 12 februari 2024, voldoet daarom niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van M.A. Postma, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.