ECLI:NL:RBDHA:2024:17764
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van België
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. Eiser, geboren in 1997, heeft zijn aanvraag op 4 oktober 2024 ingediend, maar de minister heeft deze niet in behandeling genomen omdat België verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 22 oktober 2024 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen.
De rechtbank oordeelt dat de minister mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van België, zoals ook is vastgesteld in eerdere uitspraken. Eiser heeft geen overtuigende feiten of omstandigheden aangevoerd die rechtvaardigen dat van deze uitspraak moet worden afgeweken. De rechtbank wijst erop dat de Europese Unie regelgeving heeft die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan België gedaan, dat door België is aanvaard.
Eiser heeft betoogd dat de detentie- en leefomstandigheden in België in strijd zijn met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU-Handvest. Hij verwijst naar verschillende rapporten die volgens hem aantonen dat alleenstaande, meerderjarige mannen bij overdracht aan België een reëel risico lopen op ernstige materiële deprivatie. De rechtbank concludeert echter dat de minister in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, tenzij er sprake is van een fundamentele systeemfout in de asielprocedure.
De rechtbank oordeelt dat de feiten en omstandigheden die eiser heeft aangevoerd niet leiden tot een andere conclusie dan die van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een eerdere uitspraak. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de minister de aanvraag op goede gronden niet in behandeling heeft genomen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.