ECLI:NL:RBDHA:2024:17736
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel met betrekking tot Kroatië
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 29 oktober 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. Eiser, van Syrische nationaliteit en geboren in 1999, had zijn aanvraag ingediend, maar de minister van Asiel en Migratie heeft deze niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Kroatië verantwoordelijk werd geacht voor de aanvraag. Eiser heeft op 22 oktober 2024 zijn zaak gepresenteerd, maar verscheen niet op de zitting.
De rechtbank overweegt dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat hij mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel met betrekking tot Kroatië. Eiser heeft geen nieuwe informatie kunnen aanleveren die zou wijzen op een reëel risico op push-backs of ontoereikende opvangvoorzieningen in Kroatië. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 oktober 2024, waarin werd geoordeeld dat de minister in dit geval de Dublinverordening correct toepaste. Eiser heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de rechtbank zouden doen twijfelen aan de bevindingen van de Afdeling.
De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag van eiser op goede gronden niet in behandeling heeft genomen en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 29 oktober 2024, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.