ECLI:NL:RBDHA:2024:17733
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige inbewaringstelling van vreemdeling door schending van recht op rechtsbijstand
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 oktober 2024 uitspraak gedaan over de inbewaringstelling van een Tunesische vreemdeling, eiser, die in beroep was gegaan tegen de maatregel van bewaring opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank oordeelde dat de inbewaringstelling onrechtmatig was, omdat de vereiste wachttijd van twee uur na de piketmelding aan de advocatendienst niet was gerespecteerd. Eiser was op 8 oktober 2024 om 20:20 uur gehoord, terwijl de piketmelding pas om 18:24 uur was verzonden. Dit betekende dat de wachttijd niet was afgewacht en eiser niet de mogelijkheid had gehad om bijstand van een advocaat te krijgen, wat zijn recht op rechtsbijstand schond. De rechtbank concludeerde dat de belangen van eiser zwaarder wogen dan de belangen van de minister, en dat de inbewaringstelling van meet af aan onrechtmatig was. De rechtbank heeft de maatregel van bewaring opgeheven en een schadevergoeding van € 2.360,- toegekend aan eiser voor de onrechtmatige vrijheidsontneming, evenals een proceskostenvergoeding van € 1.750,- aan de rechtsbijstandverlener. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en is openbaar gemaakt.