ECLI:NL:RBDHA:2024:17627

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
C/09/665217 / KG ZA 24-384
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in kort geding na intrekking door eiser

In deze zaak heeft ARESA SHIPYARDS S.L. (hierna: Aresa) de Staat der Nederlanden (Ministerie van Defensie) gedagvaard in een kort geding dat oorspronkelijk gepland stond voor 25 juni 2024. Aresa heeft de zaak echter op 20 juni 2024 ingetrokken. Na de intrekking heeft de Staat verzocht om Aresa te veroordelen in de proceskosten. Aresa heeft bezwaar gemaakt tegen deze veroordeling en verzocht om aanhouding van de zaak voor een gesprek met de Staat. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat een zitting of aanhouding niet noodzakelijk was, gezien de standpunten van beide partijen. De voorzieningenrechter heeft vervolgens op 30 augustus 2024 vonnis gewezen.

In de beoordeling heeft de voorzieningenrechter verwezen naar een eerdere uitspraak van de Hoge Raad, waarin is vastgesteld dat de aanhangigheid van een kort geding niet vervalt bij intrekking, indien de gedaagde tijdig meedeelt dat hij een beslissing over de proceskosten verlangt. De Staat heeft tijdig mededeling gedaan van zijn vordering tot proceskostenvergoeding. Aresa had in de dagvaarding onder andere gevorderd dat de Staat de aanbestedingsprocedure niet zou voortzetten, maar heeft de zaak uiteindelijk ingetrokken om andere redenen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Aresa als de in het ongelijk gestelde partij moet worden aangemerkt en heeft haar veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.581,00.

De voorzieningenrechter heeft Aresa veroordeeld om deze kosten binnen veertien dagen na aanschrijving te betalen, met een verhoging van kosten indien niet tijdig aan de veroordeling wordt voldaan. Dit vonnis is uitgesproken door mr. T.F. Hesselink en openbaar gemaakt op 30 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel - voorzieningenrechter
Zaaknummer: C/09/665217 / KG ZA 24-384
Vonnis in kort geding van 30 augustus 2024
in de zaak van
ARESA SHIPYARDS S.L.te Arenys de Mar (Spanje),
eiseres,
hierna te noemen: Aresa,
advocaat: mr. R.G.T. Bleeker te Amsterdam,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Defensie)te Den Haag,
gedaagde,
hierna te noemen: de Staat,
advocaat: mr. J.E. Palm te Den Haag.

1.De procedure

1.1.
Aresa heeft de Staat op 26 april 2024 doen dagvaarden om op 25 juni 2024 te verschijnen op de zitting van de voorzieningenrechter van deze rechtbank. Bij brief van 20 juni 2024 heeft Aresa de zaak ingetrokken.
1.2.
Bij brief van 8 juli 2024 heeft de Staat de voorzieningenrechter verzocht Aresa te veroordelen in de proceskosten. Bij e-mail van 29 juli 2024 heeft Aresa bezwaar gemaakt tegen de verzochte proceskostenveroordeling. Hierbij heeft zij verzocht de beslissing aan te houden totdat alsnog een bespreking zou hebben plaatsgevonden tussen Aresa en de Staat. Bij e-mail van 1 augustus 2024 heeft de Staat zich over de bezwaren van Aresa uitgelaten en de voorzieningenrechter verzocht om vonnis te wijzen. Bij e-mail van 9 augustus 2024 heeft Aresa zich nog kort uitgelaten en de voorzieningenrechter nogmaals verzocht om de zaak aan te houden voor het houden van een gesprek.
1.3.
Gelet op de door partijen ingenomen en schriftelijk toegelichte standpunten, waarbij partijen over en weer op elkaars standpunt hebben kunnen reageren, acht de voorzieningenrechter behandeling ter zitting of een aanhouding van de zaak om partijen de gelegenheid te geven met elkaar in gesprek te gaan (wat Aresa wenst en de Staat niet) niet noodzakelijk. Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1.
In zijn uitspraak van 3 juni 2016 (ECLI:NL:HR:2016:1087) heeft de Hoge Raad overwogen dat indien eiser het kort geding intrekt de aanhangigheid daarvan niet komt te vervallen indien de gedaagde tijdig aan de eiser en de voorzieningenrechter meedeelt dat het geding desondanks doorgang dient te vinden omdat hij een beslissing van de voorzieningenrechter omtrent de proceskosten verlangt. De door de Hoge Raad vastgestelde termijn waarbinnen de mededeling dient te worden gedaan, bedraagt veertien dagen na datum waartegen gedaagde oorspronkelijk was opgeroepen.
2.2.
In deze zaak is de mededeling van de Staat dat hij vergoeding van zijn kosten vordert binnen de gestelde veertiendagentermijn gedaan.
2.3.
In de dagvaarding vorderde Aresa – onder meer – de Staat te verbieden de in geschil zijnde aanbestedingsprocedure voort te zetten en – voor het geval hij de procedure wel wenst voort te zetten – het verzoek tot deelname van Aresa alsnog geldig te verklaren. Het verzoek tot deelname van Aresa was onder meer ongeldig verklaard, omdat haar inschrijving niet zou voldoen aan de gestelde (referentie)eisen. In de dagvaarding heeft Aresa zich op het standpunt gesteld dat zij zich niet kan vinden in de onderbouwing van de Selectiebeslissing.
2.4.
Aresa heeft de Staat en de voorzieningenrechter op 20 juni 2024 laten weten het kort geding om haar moverende redenen in te trekken. In de e-mail van mr. Bleeker van 29 juli 2024 is toegelicht dat Aresa een kleine onderneming is en dat zij onvoldoende tijd had om zowel een andere opdracht als een kort geding voor te bereiden en daarom heeft moeten besluiten voorrang te geven aan de andere opdracht. Niet is gesteld of aannemelijk geworden dat de reden voor de intrekking van het kort geding is dat de Staat (vrijwillig) aan de vorderingen van Aresa heeft voldaan en/of een toelichting op de ongeldigverklaring die de Staat pas na het uitbrengen van de dagvaarding heeft gegeven, of anderszins het gevolg is van doen of nalaten van de Staat. De Staat heeft in dit verband onweersproken gesteld dat de aanbestedingsprocedure niet is opgeschort of ter heroverweging is geparkeerd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is Aresa onder deze omstandigheden is aan te merken als de in het ongelijk gestelde partij.
2.5.
Aangezien de voorzieningenrechter op het geschil over de proceskosten moet beslissen, zijn partijen op grond van artikel 3 lid 1 WGBZ (alsnog) griffierecht verschuldigd.
2.6.
Zoals hiervoor is overwogen is Aresa aan te merken als de in het ongelijk gestelde partij. Zij moet daarom de proceskosten (inclusief) nakosten betalen. Aannemelijk is dat de Staat in de periode tussen het aanhangig maken van het kort geding en de intrekking ervan (proces)kosten heeft gemaakt, onder meer voor het opstellen van een conclusie van antwoord. Aangezien er geen zitting heeft plaatsgevonden, wordt de vergoeding voor het salaris van de advocaat van de Staat begroot op € 715,00 (zijnde het laagste tarief). De proceskosten van de Staat worden daarom begroot op:
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
715,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.581,00

3.De beslissing

De voorzieningenrechter:
3.1.
veroordeelt Aresa in de proceskosten van € 1.581,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Aresa niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.F. Hesselink en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2024.
WJ