ECLI:NL:RBDHA:2024:17549

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
23/7821
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een naturalisatieverzoek wegens twijfels over nationaliteit en identiteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 21 augustus 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn naturalisatieverzoek beoordeeld. Eiser, die stelt de Rwandese nationaliteit te bezitten, had op 14 december 2021 een verzoek tot naturalisatie ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 7 augustus 2023 afgewezen, met als reden twijfels over de opgegeven nationaliteit van eiser. Deze twijfels zijn voortgekomen uit eerdere asielprocedures en zijn bevestigd door een taalanalyse uitgevoerd door het Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT), waaruit bleek dat eiser waarschijnlijk afkomstig is uit Oeganda en niet uit Rwanda.

Eiser is het niet eens met de afwijzing en stelt dat hij ten onrechte niet is gehoord, vooral gezien de twijfels over zijn identiteit. Hij verwijst naar Europese rechtspraak die volgens hem vereist dat er een individuele toetsing aan het evenredigheidsbeginsel plaatsvindt. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris terecht heeft afgewezen, omdat eiser niet in staat was om de twijfels over zijn identiteit en nationaliteit weg te nemen. De rechtbank concludeert dat eiser geen nieuwe feiten of argumenten heeft aangedragen die een andere uitkomst zouden rechtvaardigen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van het naturalisatieverzoek. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van het kunnen aantonen van identiteit en nationaliteit bij naturalisatieverzoeken, en dat het aan de verzoeker is om eventuele twijfels weg te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/7821

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: drs. F.W. King),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Houben).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn naturalisatieverzoek.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 7 augustus 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 23 oktober 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 10 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft aangegeven dat hij de Rwandese nationaliteit heeft. Eiser heeft onder de Regeling Afwikkeling Nalatenschap Oude Vreemdelingenwet (Ranov) een verblijfsvergunning verkregen. Op 14 december 2021 heeft eiser een verzoek tot naturalisatie ingediend.
2.1.
Verweerder heeft eisers verzoek afgewezen, omdat verweerder twijfels heeft over de opgegeven Rwandese nationaliteit en herkomst van eiser. Deze twijfels zijn in de eerdere asielprocedure ontstaan. Daarom heeft verweerder naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Oeganda een brief gestuurd met de vraag om onderzoek te doen. Uit het individuele ambtsbericht van 21 maart 2001 bleek dat er op goede gronden werd getwijfeld aan hetgeen in de asielprocedure door eiser is verklaard. Volgens verweerder is bij uitspraak van 1 oktober 2002 de twijfel aan eisers identiteit en nationaliteit onherroepelijk komen vast te staan. Vanwege de twijfels heeft er op 25 mei 2023 een taalanalyse plaatsgevonden. Uit het rapport van het Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT) van 26 mei 2023 blijkt dat eiser eenduidig niet herleidbaar is tot Rwanda, maar waarschijnlijk herleidbaar is tot Oeganda.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het besluit. Eiser heeft aangevoerd dat hij ten onrechte niet is gehoord. Juist nu er twijfel is over de identiteit en nationaliteit van eiser, had verweerder eiser de mogelijkheid moeten geven om die twijfels weg te nemen bij een gehoor. Ook kon eiser nu geen feiten en omstandigheden naar voren kon brengen voor de individuele toetsing aan het evenredigheidsbeginsel. Eiser verwijst naar een persbericht van de Raad van State [1] en een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie. [2] Volgens eiser volgt daaruit dat het Europese recht verplicht tot een individuele toetsing aan het evenredigheidsbeginsel, nu het niet verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit ook betekent dat iemand ‘geen burger van de Europese Unie’ meer is en daardoor geen aanspraak meer kan maken op de rechten die daarmee samenhangen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank vindt dat verweerder terecht het naturalisatieverzoek heeft afgewezen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Mocht verweerder verwachten dat eiser de twijfel wegnam over zijn identiteit en nationaliteit?
5. Met ingang van 1 november 2021 is de verzoeker die in 2007 of 2008 een Ranov-verblijfsvergunning heeft gekregen en meerderjarig was op de ingangsdatum van zijn Ranov-verblijfsrecht, vrijgesteld van het overleggen van een paspoort en een geboorteakte. [3] Gerede twijfel kan aan de gestelde identiteit of nationaliteit, bijvoorbeeld naar aanleiding van een taalanalyse of een leeftijdsonderzoek, een reden vormen voor afwijzing, ook als de verzoeker is vrijgesteld van het documentvereiste. [4] Uit de brief van de staatssecretaris aan de Tweede Kamer van 7 juli 2021 [5] volgt namelijk dat, afgezien van het documentvereiste, de overige naturalisatievereisten onverminderd blijven gelden, waaronder de bestaande regel dat, indien de staatssecretaris twijfelt aan de gestelde nationaliteit, hij het verzoek afwijst Het is aan de verzoeker om deze twijfel weg te nemen. Dit kan bijvoorbeeld door een paspoort of andere identificerende documenten over te leggen.
5.1.
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser desgevraagd bevestigd dat eiser afkomstig is uit Oeganda en niet in Rwanda is geboren, zoals hij in het beroepschrift en ook eerder in de procedure nog wel heeft volgehouden. Daarnaast is in beroep een Oegandese geboorteakte in het geding gebracht. Hieruit blijkt al dat verweerder in het bestreden besluit op goede gronden heeft getwijfeld aan de eerder gestelde identiteit en nationaliteit van eiser en mocht verlangen dat eiser deze twijfel weg zou nemen. Nu eiser pas in beroep zijn standpunt heeft gewijzigd en een begin van bewijs heeft aangedragen voor de nu door hem gestelde Oegandese nationaliteit, kon verweerder hier op geen enkele wijze rekening mee houden bij het nemen van het bestreden besluit. Daarbij heeft eiser geen enkele verklaring gegeven die inzichtelijk maakt waarom hij heeft gewacht tot de beroepsprocedure om zijn standpunt te wijzigen en de juiste gegevens te verstrekken. Onder deze omstandigheden is er geen aanleiding om het bestreden besluit te vernietigen of om in de beroepsprocedure nader onderzoek te laten doen naar de geboorteakte. Eiser kan een nieuwe aanvraag doen met zijn juiste gegevens en kan dan ook de geboorteakte door verweerder laten beoordelen.
Had verweerder eiser moeten horen?
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiser niet hoefde te horen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
6.1.
Het horen vormt een essentieel onderdeel van de bezwaarfase. Het bestuursorgaan kan van horen afzien om een aantal redenen. [6] Zo kan het bestuursorgaan van horen afzien als een bezwaar kennelijk ongegrond is. Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter volgt dat dit het geval is als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het in bezwaar aangevoerde niet tot een ander standpunt kan leiden dan in het primaire besluit is vervat. [7]
6.2.
Verweerder heeft terecht overwogen dat het bezwaar kennelijk ongegrond was. Eiser heeft namelijk in bezwaar geen nieuwe feiten, omstandigheden of argumenten aangevoerd die voor verweerder aanleiding hadden moeten vormen om eiser te horen. Eiser heeft woordelijk de tekst van zijn zienswijze gekopieerd en geplakt in het bezwaarschrift, zonder daarbij in te gaan op de reactie van verweerder op eisers argumenten in het primaire besluit. Gelet op wat hiervoor is overwogen, staat redelijkerwijs buiten twijfel dat het bezwaar niet kon slagen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder eisers naturalisatieverzoek terecht heeft afgewezen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. E.J.C. Korbee, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de Raad van State, ‘Europees Hof beantwoordt vragen over verlies van nationaliteit’, raadvanstate.nl, 12 maart 2019.
2.Zie de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) van 12 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:189 (
3.Zie de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003, paragraaf 3.5.5 van het beleid voor artikel 7 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN)
4.Zie de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003, paragraaf 3.5.1 van het beleid voor artikel 7 van de RWN
5.Zie de Kamerstukken II, 2020/21, 19 637, nr. 2757, pagina’s 6 en 7.
6.Zie artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2564, onder 4.1.