ECLI:NL:RBDHA:2024:17543

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
24/1366
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningsluiting wegens vondst hennepstekkenkwekerij en wapens

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de sluiting van zijn woning voor de duur van zes maanden op grond van de Opiumwet. Eiser woont in een portiekwoning in Delft en zijn woning is op 19 juli 2023 doorzocht door de politie. Tijdens deze doorzoeking zijn 159 hennepstekken, vuurwapens, munitie, explosieven en een boksbeugel aangetroffen. De burgemeester heeft besloten om de woning voor zes maanden te sluiten, te beginnen op 3 oktober 2023. Eiser betwist de noodzaak van deze sluiting en stelt dat er geen sprake is van een ernstig geval, omdat er geen recidive is en de aangetroffen wapens verzamelobjecten zijn. De rechtbank oordeelt echter dat de sluiting gerechtvaardigd is, gezien de aangetroffen handelshoeveelheid drugs en de aanwezigheid van verboden wapens. De rechtbank concludeert dat de sluiting voor zes maanden evenwichtig is en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die tot een kortere sluitingsduur zouden moeten leiden. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, maar de rechtbank veroordeelt de verweerder tot vergoeding van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/1366
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 oktober 2024 in de zaak tussen
[eiser], uit [woonplaats], eiser
(gemachtigde: mr. M.G. Cantarella),
en
het college van burgemeester en wethouders van Delft, verweerder
(gemachtigde: mr
.B. Kaptein).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de sluiting van zijn woning voor de duur van zes maanden op grond van de Opiumwet.
1.1. Bij uitspraak van 20 oktober 2023 [1] heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening hangende de bezwaarprocedure afgewezen.
1.2. Met het bestreden besluit van 15 februari 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de sluiting gebleven.
1.3. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4. De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.
Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser woont in een portiekwoning (de woning) aan de [adres] in [plaats]. Op 19 juli 2023 heeft de politie de woning doorzocht. Bij die doorzoeking zijn 159 hennepstekken van zes tot zeven centimeter hoog en oude bloempotten met aarde gevonden en daarnaast een afgetimmerde ruimte uitgerust met een koolstoffilter, afzuiging en speciale tl-buizen. Ook heeft de politie verschillende vuurwapens, munitie, explosieven en een boksbeugel aangetroffen.
2.1. Verweerder heeft daarop besloten om de woning voor zes maanden te sluiten vanaf 3 oktober 2023.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Er was geen noodzaak om de woning te sluiten, omdat het niet gaat om een ernstig geval. Verweerder had kunnen volstaan met een waarschuwing, omdat er geen sprake is van recidive. Ook is niet met cijfers of stukken onderbouwd dat de wijk kwetsbaar is voor drugscriminaliteit. Daarnaast waren de vuurwapens onschadelijk gemaakt en waren het verzamelobjecten. De sluiting is bovendien niet evenredig. Er was aanleiding voor matiging tot 3 maanden, ook gelet op de uitspraak van de voorzieningenrechter.
Wat zijn de regels?
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Procesbelang
5. De rechtbank is van oordeel dat eiser procesbelang heeft bij een beoordeling van het beroep. De periode van sluiting is weliswaar voorbij, maar een rechterlijk oordeel dat de sluiting onrechtmatig was kan grondslag vormen voor een aanspraak op schadevergoeding. [2] Eiser heeft op de zitting verklaard dat hij onder meer verhuiskosten en tijdelijke verblijfkosten heeft gemaakt.
Woningsluiting
6. De rechtbank oordeelt dat verweerder de woning van eiser voor zes maanden mocht sluiten. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Was verweerder bevoegd om de woning te sluiten?
7. In de woning van eiser is een handelshoeveelheid aan drugs aangetroffen. Verweerder was daarom bevoegd de woning te sluiten.
Was er een noodzaak om de woning te sluiten?
8. Verweerder heeft het op goede gronden noodzakelijk gevonden om de woning te sluiten. Dat is zo om de volgende redenen.
8.1. De centrale vraag is of verweerder met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. [3] Voor het antwoord op die vraag zijn de ernst en omvang van de overtreding van belang. Die kunnen namelijk laten zien of sluiting van een pand noodzakelijk is om het woon- en leefklimaat bij het pand te beschermen en om de openbare orde te herstellen. Met een sluiting wordt de bekendheid van de woning als drugspand weggenomen en wordt de loop naar het pand eruit gehaald. Daarmee wordt beoogd om het pand aan het drugscircuit te onttrekken.
8.2. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs in of vanuit de woning werden verhandeld. Als verweerder feitelijke handel in of vanuit de woning niet aannemelijk maakt, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn in de omgeving van het pand en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord. In dat soort gevallen wordt een sluiting van meer dan zes maanden om de beoogde doelen van de sluiting te behalen, niet evenredig geacht. [4]
8.3. In dit geval is niet aannemelijk dat er feitelijk in of vanuit de woning drugs werden verhandeld. Er zijn geen signalen dat er loop naar de woning was. Verder zijn er geen handelsattributen gevonden zoals gripzakjes of ponypacks. Verweerder heeft niet onderbouwd waarom er toch sprake was van feitelijke handel vanuit de woning, ondanks de afwezigheid van signalen van loop naar de woning en handelsattributen.
8.4. Toch is de rechtbank van oordeel dat verweerder de sluiting van de woning noodzakelijk kon vinden. Er zijn in dit geval namelijk vier indicatoren die dit een ernstig geval maken, ook al is feitelijke handel uit de woning niet aannemelijk. [5]
8.5. Allereerst is er in de woning een handelshoeveelheid drugs gevonden, waaruit verweerder het vermoeden mocht ontlenen dat het om een ernstige situatie gaat. Tijdens de zitting heeft eiser aangevoerd dat er uitgegaan moet worden van een totaal van 39 gram aan gedroogde hennep en niet van 1 gram per hennepstek. Maar ook als de rechtbank hierin mee zou gaan, is 39 gram nog steeds aan te merken als een handelshoeveelheid.
8.6. Ten tweede heeft de politie vuurwapens, munitie, explosieven en een boksbeugel aangetroffen. De boksbeugel, de (niet op de juiste wijze onklaar gemaakte) vuurwapens, explosieven en munitie zijn verboden op grond van de Wet wapens en munitie 2019. Het argument van eiser dat hij antieke wapens verzamelt en de wapens niet bedoeld zijn om hennepstekkenkwekerij te beschermen, leidt niet tot een ander oordeel. Het is ook in dat geval namelijk verboden wapenbezit in de zin van Wet wapens en munitie. Het bedoelde gebruik is daarvoor niet relevant. Een strafrechtelijke veroordeling is ook niet nodig.
8.7. Ten derde was er een gevaar voor de openbare orde. De hennepkwekerij leverde namelijk gevaar voor de omwonenden op. De politie constateerde dat er een kans was op kortsluiting, brand en lekkages en dat terwijl eiser woont in een portiekwoning. De enkele stelling van eiser dat er geen gevaar voor de omgeving was omdat er geen elektriciteit werd gestolen en er tl-buizen hingen, is onvoldoende om te twijfelen aan de juistheid van de bestuurlijke rapportage van de politie over het geconstateerde gevaar.
8.8. Ten vierde heeft de politie een professionele hennepstekkenkwekerij gevonden: een afgetimmerde ruimte met een koolstoffilter, afzuiging en speciale tl-buizen. De bloempotten met oude aarde wijzen er volgens de politie op dat er meerdere oogsten zijn geweest.
8.9. Verweerder heeft ten onrechte een vijfde indicator aanwezig geacht, namelijk dat de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk ligt. Verweerder heeft, niet nader onderbouwd, gesteld dat er in de omgeving van de woning recent woningen zijn gesloten wegens overtreding van de Opiumwet en hij heeft daarbij gewezen op niet-overgelegde politierapportages. Verweerder heeft met deze enkele stelling niet aannemelijk gemaakt dat de woning in een kwetsbare wijk ligt. Het bestreden besluit is op dit punt onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank ziet aanleiding om het motiveringsgebrek te passeren, [6] omdat aannemelijk is dat eiser door het motiveringsgebrek niet is benadeeld. Ook zonder dit gebrek zou namelijk een besluit met dezelfde uitkomst zijn genomen. Er blijven immers nog steeds vier indicatoren over die erop duiden dat het om een ernstig geval gaat, terwijl daarvoor één indicator al genoeg kan zijn. Wel ziet de rechtbank in het motiveringsgebrek aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser.
8.10. Verweerder heeft, gelet op overwegingen 8.4 tot en met 8.8 op goede gronden geconcludeerd dat het ging om een ernstig geval. Bij een ernstig geval hoeft er niet eerst gewaarschuwd te worden. [7] Verweerder mocht de sluiting dus noodzakelijk vinden.
Belangenafweging: is de sluiting voor zes maanden evenwichtig?
9. De rechtbank oordeelt dat de sluiting voor de duur van zes maanden evenwichtig is. Hierna legt de rechtbank uit waarom dat zo is.
9.1. Omdat het een ernstig geval is (zie overwegingen 8.4 tot en met 8.8), wordt de woning voor minimaal zes maanden gesloten, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. Dan kan de woning voor drie maanden worden gesloten. [8] Verweerder heeft op goede gronden geconcludeerd dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die tot matiging van de sluitingsduur zouden moeten leiden. Eiser heeft namelijk geen bijzondere persoonlijke omstandigheden aangevoerd. Inherent aan het sluiten van de woning is dat de bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dus geen bijzondere omstandigheid
.Daarbij weegt de rechtbank mee dat eiser weer kon terugkeren naar de woning en dat er geen kinderen bij betrokken zijn.
Verweerder mocht verder meewegen dat het om een ernstig geval ging, gelet op het aantal indicatoren (vier). Verweerder mocht daarbij ook meewegen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de hennepstekkenkwekerij hem niet te verwijten viel.
Conclusie en gevolgen
10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de woning van eiser voor zes maanden mocht sluiten.
Door wat de rechtbank vaststelde in overweging 8.9, ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat verweerder de door eiser gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht moet vergoeden. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank de proceskostenvergoeding vast op € 1.750,- (een punt voor het indienen van een beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- bij wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.750,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 187,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. E.J.C. Korbee, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage

Opiumwet

Artikel 13b
1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
a. een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
[…]

Beleidsregel bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet, Delft 2022

[…]
Belangenafweging
De bevoegdheid van de burgemeester tot toepassen van artikel 13b Opiumwet betreft een discretionaire bevoegdheid. Dat wil zeggen dat de burgemeester een zekere mate van vrijheid heeft om deze bevoegdheid naar eigen inzicht te gebruiken. In deze beleidsregel wordt vastgelegd op welke wijze de burgemeester met deze discretionaire bevoegdheid om gaat.
Zowel gebruikers en bewoners als ook eigenaren hebben er belang bij dat een pand open blijft. De wetgever heeft bewust lokalen en woningen onder het regime van artikel 13b Opiumwet gebracht. Het is inherent aan deze keuze van de wetgever dat dit grote gevolgen kan hebben voor de eigenaren en gebruiker/bewoner. In de belangenafweging worden de belangen van zowel de eigenaar als de gebruiker/bewoner van het pand afgewogen tegen het belang om de verstoring van de openbare orde te herstellen.
De aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs en de gevolgen daarvan voor de openbare orde en veiligheid zijn dermate ernstig dat herstel daarvan zwaarder weegt dan enkel het individuele financiële belang van een eigenaar.
Bij de afweging van de belangen van de bewoner tegenover de ernst van de situatie, geven onderstaande indicatoren richting. De indicatorenlijst bepaalt de ernst van de situatie en is niet limitatief. In de belangenafweging wordt rekening gehouden met alle omstandigheden van het specifieke geval. Ook op basis van een enkele hieronder genoemde omstandigheid kan sprake zijn van een voldoende ernstige situatie om direct over te gaan tot sluiting.
Indicatoren:
De hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of II van de Opiumwet. Uit het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs in een pand mag het ernstige vermoeden worden ontleend, dat de daar aanwezige drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Uitgangspunt is dat bij de aanwezigheid van een handelsvoorraad sprake is van een ernstige situatie en tot sluiting kan worden overgegaan. Dit laatste gebeurt in ieder geval, indien sprake is van een handelsvoorraad harddrugs.
Er is sprake van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II van de Opiumwet.
De mate waarin de woning betrokken is bij, dan wel bekend staat als pand waar drugshandel of drugsbezit aanwezig is. Hierbij kan worden gedacht aan (waarnemingen van) aanloop van personen, die met drugshandel en/of drugsgebruik in verband kunnen worden gebracht; het aantreffen van attributen, die op handel in verdovende middelen wijst zoals weegschalen, grote hoeveelheden cash geld, versnijdingsmiddelen en verpakkingsmaterialen.
Er is sprake van gewelds- of andere openbare orde delicten.
Er is sprake van een of meer (vuur)wapen (s)/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie.
Er is sprake van (een vermoeden van) witwassen.
Er is een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkenen verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten (hierbij kan worden gedacht aan antecedenten in het kader van de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld jegens personen of zaken, zoals mishandeling en bedreiging kunnen een rol spelen).
De woning ligt in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk.
De mate van overlast, gevaar voor de omgeving en risico voor omwonenden.
Aannemelijkheid dat de woning niet overeenkomstig de woonfunctie wordt gebruikt.
Aannemelijkheid dat behalve de woning of het daarbij behorende erf nog een of meer locaties betrokken is/zijn bij drugshandel.
Overige feiten of omstandigheden die duiden op drugshandel in georganiseerd verband. Dit kunnen bijvoorbeeld verklaringen of meldingen zijn van getuigen, omwonenden, gebruikers, handelaren e.d.
In aanvulling op voorgaande indicatoren, wordt in de situatie dat geen handelshoeveelheid wordt aangetroffen maar alleen sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen, rekening gehouden met de volgende indicatoren:
13. De aard van de stoffen of goederen. Hierbij kan gedacht worden aan het voorhanden hebben van een chemische stof, apparatuur of aanverwante artikelen welke niet of nauwelijks anders kunnen worden toegepast dan bij de productie, handel of transport van drugs.
13. De mate waarin de goederen erop wijzen bestemd te zijn voor handel in drugs.
13. De combinatie van aangetroffen stoffen of goederen. Hierbij kan gedacht worden aan het tegelijk verkopen, dan wel aanwezig hebben van goederen die voor (grootschalige) verwerking, transport of bereiding van drugs bedoeld zijn (grammenweegschalen, drugsverpakkingen, versnijdingsmiddelen).
13. De hoeveelheid aangetroffen stoffen of goederen.
13. Mate van bekendheid van het pand waar dergelijke producten verkocht, verhandeld of gebruikt kunnen worden.
13. De mate van risico of gevaar voor het woon- of leefklimaat in de omgeving en/of voor omwonenden. Hierbij kan gedacht worden aan een buurt die door drugscriminaliteit reeds zwaar onder druk staat of het gevaar dat een drugslaboratorium met zich meebrengt.
Sluitingsduur
Vanwege het grote gevaar voor de openbare orde en de volksgezondheid dat uitgaat van de illegale handel in drugs, wordt bij lokalen direct overgegaan tot een sluiting, indien het aannemelijk is dat daar een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is of indien sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen. Bij een geringe overschrijding (tot 30 gram) voor het aanwezig hebben van softdrugs, specifiek hennepproducten, in een woning zal bij het ontbreken van een van de indicatoren in eerste instantie overgegaan worden tot een waarschuwing.
Recidive
Bij herhaling van een overtreding zal de bekendheid van de locatie groter zijn en is een langere sluitingstijd noodzakelijk om het gestelde doel te bereiken. In beginsel sluit de zwaarte van de sanctie aan op de ernst van de overtreding. Het gaat om de proportionaliteit van de sancties ten opzichte van de overtreding.
Ernstig geval
Bij de afweging van de belangen van gebruikers/bewoners en eigenaren tegenover de ernst van de situatie, zijn bovenstaande indicatoren van belang. Bij twee of meer indicatoren is sprake van een ernstig geval met een afwijkende minimale sluitingsduur.
[…]
Woning
1ste constatering
Recidive (<3 j)/ ernstig geval
Voorbereidingshandelingen
Sluiting voor min. 3 maanden, onder omstandigheden te matigen tot een waarschuwing
Sluiting voor min. 6 maanden, onder omstandigheden te matigen tot min. 3 maanden
Softdrugs (lijst ll Opiumwet)
Sluiting voor min. 3 maanden, onder omstandigheden te matigen tot een waarschuwing
Sluiting voor min. 6 maanden, onder omstandigheden te matigen tot min. 3 maanden
[..]
Afwijkingsbevoegdheid
Op basis van de inherente afwijkingsbevoegdheid, zoals neergelegd in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, kan van dit beleid worden afgeweken. Hiertoe kan bijvoorbeeld aanleiding bestaan indien toepassing van het beleid voor een of meerdere belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Voetnoten

1.Uitspraak van deze rechtbank van 20 oktober 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:22291.
2.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 7 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:472, r.o. 5.
3.Uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
4.Uitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912, r.o. 4.
5.Beleidsregel bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet, Delft 2022, indicatoren 1, 5, 8, 9 en 13.
6.Artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht.
7.Beleidsregel bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet, Delft 2022 en de uitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912, r.o. 4.1.1.
8.Beleidsregel bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet, Delft 2022.