ECLI:NL:RBDHA:2024:17542
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing aanvraag geslachtsnaamwijziging van minderjarige dochter, bezwaar vader, beoordeling van gezinsverband en hoorplicht
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2024, wordt het beroep van de vader tegen de toewijzing van een aanvraag van de moeder om de geslachtsnaam van hun minderjarige dochter te wijzigen, beoordeeld. De moeder had een aanvraag ingediend om de geslachtsnaam van de dochter te wijzigen naar haar geslachtsnaam, maar de vader stemde hier niet mee in. De rechtbank oordeelt dat de aanvraag van de moeder op goede gronden is toegewezen, ondanks het bezwaar van de vader. De rechtbank stelt vast dat de vader en de moeder nooit in gezinsverband hebben samengeleefd, zoals blijkt uit de Basisregistratie Personen (BRP). De vader heeft niet kunnen aantonen dat hij met de moeder en de dochter heeft samengewoond, en de documenten die hij heeft ingediend, zijn niet als bewijs erkend.
De rechtbank wijst erop dat de vader in zijn beroep heeft aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de verklaringen van de moeder tijdens de hoorzitting, wat in strijd is met de hoorplicht. De rechtbank concludeert echter dat de vader niet benadeeld is door deze procedurele tekortkoming, omdat hij zijn standpunten al had gepresenteerd. De rechtbank verklaart het beroep van de vader ongegrond, wat betekent dat de dochter de achternaam van de moeder krijgt. Tevens wordt de staatssecretaris van Rechtsbescherming veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de vader, vastgesteld op € 1.750,-, en het betaalde griffierecht van € 184,-.