Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2000 en de Palestijnse nationaliteit te hebben.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
Opheffing van de maatregel
3. Eiser stelt dat onduidelijk is of de maatregel van bewaring is opgeheven vanwege zijn overdracht aan Spanje. Nu verweerder geen stukken hierover heeft overgelegd is de bewaring onrechtmatig.
4. De rechtbank stelt vast dat het digitale dossier inmiddels compleet is gemaakt. De M113 is aan het dossier toegevoegd. Hieruit volgt dat de bewaring is opgeheven op 22 oktober 2024, omdat eiser is overgedragen aan de Spaanse autoriteiten.
5. Eiser wijst erop dat in het proces-verbaal van ophouding en onderzoek is aangekruist dat sprake is van ‘geen rechtmatig verblijf’, terwijl sprake is van rechtmatig verblijf gelet op de Dublinclaim. Eiser meent dat dit een ernstig vormverzuim is. De ophouding en daarop volgende maatregel van bewaring zijn daarom onrechtmatig.
6. De rechtbank is van oordeel dat de ophouding niet onrechtmatig is. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 20 oktober 2024 blijkt immers dat abusievelijk in het proces-verbaal ophouding en onderzoek is opgenomen dat eiser geen rechtmatig verblijft heeft. Verder blijkt uit het proces-verbaal, de maatregel van bewaring en de overige stukken in het digitale dossier voldoende dat de Dublinverordeningop eiser van toepassing is, wat maakt dat evident sprake is van een kennelijke verschrijving.
7. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig was, omdat een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Verweerder heeft als zware grondenvermeld dat eiser:
- 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;- 3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;- 3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;- 3m. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en onmiddellijke overdracht of overdracht op zeer korte termijn noodzakelijk is ten behoeve van het realiseren van de overdracht binnen zes maanden na het akkoord van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
en als lichte grondenvermeld dat eiser:
- 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;- 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;- 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
8. Verweerder heeft in het verweerschrift de zware grond 3a laten vallen, zodat deze
niet langer aan de maatregel ten grondslag ligt.
9. Eiser stelt dat geen sprake was van een significant risico op onderduiken en wijst in dit verband op het arrest Jawo.Hij stelt zich altijd te hebben gehouden aan de meldplicht. Ook gebruikt hij medicijnen waardoor hij afhankelijk was van de voorzieningen op het AZC. Eiser betwist dan ook alle zware en lichte gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd.
10. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling, volgt dat verweerder bij de zware gronden 3k en 3m kan volstaan met een toelichting dat deze gronden zich feitelijk voordoen. Verweerder heeft in het bestreden besluit gemotiveerd dat en waarom deze zware gronden zich feitelijk voordoen. Zo blijkt uit het vertrekgesprek van 1 oktober 2024 dat eiser van plan is om in Nederland te blijven en dat hij niet wil meewerken aan een overdracht aan Spanje. Ook heeft hij geen actie ondernomen om een vrijwillige terugkeer te realiseren. De zware grond 3k is daarmee feitelijk juist. De zware grond 3m is ook feitelijk juist, gelet op het overdrachtsbesluit van 9 augustus 2024 en de uiterste overdrachtsdatum die daaruit volgde.
11. Deze zware gronden zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. Wat eiser voor het overige heeft aangevoerd over de zware en lichte gronden behoeft geen bespreking, omdat dit niet kan leiden tot de conclusie dat de bewaring onrechtmatig is. Dit betekent ook dat sprake was van een significant risico op onderduiken.
12. Eiser stelt dat verweerder niet voortvarend heeft gehandeld. De overdracht kon vanwege de korte termijn ook worden gerealiseerd vanuit het AZC. De bewaring heeft te lang geduurd en was daardoor onnodig bezwarend.
13. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld. Eiser heeft slechts vijf dagen in bewaring gezeten. De vlucht is zelfs voorafgaand aan de inbewaringstelling gepland, waardoor de maatregel zo kort mogelijk hoefde te duren.
14. Eiser meent dat ten onrechte geen lichter middel is toegepast. Hij verbleef op het AZC en was afhankelijk van de voorzieningen aldaar. Ook is niet gebleken dat de maatregel van bewaring een ultimum remedium was voor de overdracht. Een meldplicht was meer proportioneel en gepast geweest. Er is onvoldoende rekening gehouden met zijn dringende medische en persoonlijke omstandigheden en de wijze van tenuitvoerlegging van de bewaring in het strike bewaringsregime in het detentiecentrum in Rotterdam. Het regime aldaar is voor eiser fysiek en mentaal zeer belastend.
15. Wat eiser heeft verklaard over zijn medische omstandigheden, zoals dat hij bekend is met migraine en hiervoor pijnstillers krijgt op het AZC, is voldoende meegewogen in de maatregel van bewaring. Verweerder heeft echter voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel, zoals een meldplicht, doeltreffend is om het risico op onderduiken te ondervangen. Aan eiser is eerder een meldplicht opgelegd, maar hij heeft geen acties ondernomen om een overdracht mogelijk te maken. Daarom is niet aannemelijk dat een lichter middel zal leiden tot het beoogde resultaat, een overdracht aan Spanje. Verweerder heeft daarnaast voldoende gemotiveerd dat evenmin is gebleken van omstandigheden die detentie voor eiser onredelijk bezwarend maken. Bovendien kan de bewaringsrechter volgens de Afdeling niet oordelen over de wijze waarop feitelijk uitvoering wordt gegeven aan het regime binnen het detentiecentrum waar de vreemdeling in bewaring is gesteld.Daarvoor staan andere rechtsmiddelen open, zoals beklag.
16. Tot slot leidt ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring op enig moment onrechtmatig was.
17. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.