Beoordeling door de rechtbank
1. Eiser is geboren op [datum] 1993 en heeft de Somalische nationaliteit.
2. In 1994 is eiser met zijn ouders en zijn broer naar Nederland gereisd. Zij hebben op 3 oktober 1994 asielaanvragen ingediend. Deze aanvragen zijn afgewezen. Ook diverse volgende procedures hebben niet tot een verblijfsvergunning geleid. Op 14 juni 2004 heeft eisers moeder opnieuw verblijfsaanvragen ingediend, mede namens haar inmiddels vier minderjarige kinderen. Deze aanvragen zijn ingewilligd vanwege het risico dat eisers zus in Somalië te maken zou kunnen krijgen met een onmenselijke behandeling in de vorm van besnijdenis. Later, in het besluit van 6 maart 2008, is aan eiser een asielvergunning voor onbepaalde tijd verleend.
3. Omdat eiser in de periode 2008-2013 diverse strafbare feiten heeft gepleegd, heeft verweerder in het besluit van 10 oktober 2014 eisers verblijfsvergunning ingetrokken en hem een inreisverbod van tien jaar opgelegd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dat besluit. In de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 7 april 2015is het beroep van eiser gegrond verklaard en is het besluit van 10 oktober 2014 vernietigd. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat verweerder zwaar gewicht mocht toekennen aan de door eiser gepleegde strafbare feiten, maar dat onvoldoende gewicht is toegekend aan de omstandigheden dat eiser zou moeten terugkeren naar een land dat hij nauwelijks kent, waar de veiligheidssituatie precair is en waar hij geen netwerk heeft. Hierbij heeft de rechtbank meegewogen dat eiser heeft aangegeven dat hij een positieve wending aan zijn leven wil geven. De rechtbank heeft eiser gewaarschuwd dat bij het opnieuw plegen van strafbare feiten de belangenafweging in zijn nadeel zou kunnen uitvallen.
4. Ook in de periode hierna is eiser strafbare feiten blijven plegen. Eiser is veroordeeld voor diverse gewelddadige diefstallen, diverse oplichtingen en een poging tot doodslag. Daarom heeft verweerder op 3 november 2023 weer het voornemen geuit om eisers verblijfsvergunning in te trekken en hem een inreisverbod van tien jaar op te leggen. Eiser heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen.
5. In het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielvergunning voor onbepaalde tijd ingetrokken met terugwerkende kracht vanaf 10 maart 2018 en heeft verweerder eiser een inreisverbod van tien jaar opgelegd. Volgens verweerder is eiser een gevaar voor de openbare orde. Eiser komt op dit moment niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel of regulier voor bepaalde tijd.
6. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij voert aan dat hij door langdurig verblijf in Nederland is verwesterd en dat hij dit in Somalië niet zal kunnen verbergen, aangezien hij de taal niet voldoende spreekt en vanwege onislamitisch gedrag. Volgens eiser zal hij daardoor sneller het slachtoffer worden van criminele bendes in Somalië. Eiser verwijst in dit verband naar de informatie uit het Algemeen ambtsbericht over Somalië van juni 2023. Ook voert eiser aan dat hij geen actuele bedreiging voor de samenleving meer is, aangezien hij spijt heeft betuigd voor de stafbare feiten die hij heeft gepleegd en hij zijn leven nu een positieve draai wil geven. In dat kader heeft eiser stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij sinds mei 2024 via zijn eigen eenmanszaak werkzaam is in de thuiszorg. Verder voert eiser aan dat te weinig gewicht is toegekend aan zijn familie- en privéleven in Nederland. Hierbij stelt hij dat hij intensief contact heeft met zijn ouders, broer en zus. Ook wijst hij op zijn latrelatie met een Nederlandse vrouw en het contact met haar dochter. Daarnaast wijst eiser erop dat hij dertig jaar in Nederland verblijft en zijn hele privéleven zich hier afspeelt.
7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit juist is. Dat eiser op jonge leeftijd Somalië heeft verlaten en al lang in Nederland verblijft, betekent niet dat hij bij terugkeer een risico loopt op onmenselijke behandeling. Het is niet gebleken dat iedereen die vanuit het Westen naar Somalië terugkeert daarmee te maken krijgt en eiser heeft verder geen persoonlijke feiten of omstandigheden aangevoerd. In de uitspraak van de rechtbank van 7 april 2015 is dit ook al geoordeeld. Dat eiser een latrelatie stelt te hebben, maakt de belangenafweging over het familieleven niet anders. Er is namelijk geen sprake van samenwonen en eiser heeft deze relatie niet met stukken onderbouwd. Wat eiser heeft aangevoerd over spijt en over zijn toekomstplannen is al in het bestreden besluit meegewogen. Eiser heeft dit tijdens de vorige intrekkingsprocedure ook al verklaard, maar is ondanks deze waarschuwing doorgegaan met het plegen van ernstige misdrijven.
De rechtbank oordeelt als volgt.
8. Verweerder heeft de intrekking van eisers asielvergunning voor onbepaalde tijd met terugwerkende kracht vanaf 10 maart 2018 gebaseerd op artikel 35, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en op de zogenoemde glijdende schaal van artikel 3.86, vijfde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Hierin staat dat verweerder een asielvergunning mag intrekken wegens gevaar voor de openbare orde als de som van de opgelegde straffen en maatregelen de norm die hoort bij de verblijfsduur van de betrokkene overschrijdt. Het is niet in geschil dat verweerder eisers verblijfsvergunning op deze grond mocht intrekken.
De situatie bij terugkeer
9. Vervolgens heeft verweerder beoordeeld of eiser, als hij nu zou moeten terugkeren naar Somalië, te maken zou krijgen met vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdragof met een reëel risico op ernstige schade zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Volgens verweerder is dat niet het geval. Daarom komt eiser op dit moment niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel.
10. In dit kader voert eiser aan dat hij deel uitmaakt van een sociale groep die wordt vervolgd zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag, namelijk de groep terugkeerders uit het Westen en dan met name diegenen die van kinds af aan in het Westen zijn opgegroeid. Hierbij verwijst eiser naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) van 11 juni 2024 in de zaak K.L. tegen Nederland.Ook verwijst eiser naar de conclusie van advocaat-generaal aan het HvJ EU J. Richard de la Tour van 5 september 2024.In deze conclusie wordt uiteengezet wat volgens de advocaat-generaal moet worden verstaan onder het vereiste dat een sociale groep in haar directe omgeving als afwijkend wordt beschouwd. Dit vereiste is opgenomen in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Richtlijn 2011/95/EU (Kwalificatierichtlijn). Deze richtlijn geeft invulling aan de begrippen uit het Vluchtelingenverdrag. Eiser voert aan dat hij in Somalië als afwijkend zal worden beschouwd omdat hij de taal niet goed spreekt, de gewoonten niet kent en opvalt door onislamitisch gedrag. Volgens eiser volgt uit het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken over Somalië van 30 juni 2023 (het ambtsbericht) dat hij hierdoor gegronde vrees heeft voor vluchtelingenrechtelijke vervolging.
11. Daarnaast voert eiser aan dat hij vanwege deze afwijkende kenmerken in Somalië een reëel risico op ernstige schade loopt zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Volgens eiser blijkt uit voornoemd ambtsbericht dat er in Somalië sprake is van wijdverbreid bendegeweld. Eiser beroept zich in dit kader op artikel 15, onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Daarin staat dat ernstige schade kan bestaan uit willekeurig geweld. Volgens eiser loopt hij vanwege zijn persoonlijke kenmerken eerder risico om slachtoffer te worden van bendegeweld (eiser stelt met andere woorden
singled outte zijn). Hierbij speelt een rol dat wordt verondersteld dat terugkeerders uit het Westen vermogend zijn of vermogende familieleden hebben en daarmee kwetsbaar voor overvallen en berovingen.
12. De rechtbank volgt eiser niet in deze stellingen. Het ambtsbericht vermeldt op pagina 76 e.v. dat in algemene zin het beeld bestaat dat de ernst van het risico van terugkeerders in Somalië sterk samenhangt met hun individuele omstandigheden en hun sociale netwerk. Uit het ambtsbericht volgt dan ook niet dat terugkeerders in het algemeen te maken krijgen met vervolging of ernstige schade. Terugkeerders uit het Westen, met name zij die van jongs af aan buiten Somalië verbleven, zijn eenvoudig herkenbaar en zijn kwetsbaar voor afpersingen en overvallen en kunnen te maken krijgen met discriminatie en uitsluiting, waardoor de (economische) integratie problematisch kan zijn. Dit is echter niet voldoende om groepsvervolging of een reëel risico op ernstige schade zoals bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn aan te nemen. Het HvJ EU heeft in het arrest van 9 november 2023 in de zaak X. en Y. tegen Nederlandgeoordeeld dat een vreemdeling vanwege persoonlijke omstandigheden eerder slachtoffer kan worden van willekeurig geweld zoals bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn. Eiser heeft echter niet geconcretiseerd dat bij hem (verdere) persoonlijke omstandigheden aanwezig zijn waardoor hij eerder slachtoffer zal worden van bendegeweld. De door hem genoemde omstandigheden zijn omstandigheden die bij de meeste terugkeerders uit het Westen aanwezig zijn.
13. Bij het uitvaardigen van het terugkeerbesluit is aan eiser een vertrektermijn onthouden omdat eiser een gevaar vormt voor de openbare orde. Hiermee is toepassing gegeven aan artikel 7, vierde lid, van de Richtlijn 2008/115/EG (Terugkeerrichtlijn). Van een gevaar voor de openbare orde in de zin van deze bepaling is alleen sprake als eiser gelet op zijn persoonlijke gedrag een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de Nederlandse samenleving vormt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd dat hiervan sprake is. Eiser heeft over een lange periode (2008-2023) meerdere strafbare feiten gepleegd. Een aantal van die feiten was ernstig en met grote gevolgen voor de slachtoffers. De vele straffen die aan eiser zijn opgelegd, hebben er niet voor gezorgd dat hij zijn gedrag is gaan verbeteren. Zelfs de waarschuwing tijdens de eerdere intrekkingsprocedure in 2015 heeft geen effect gehad. Ook heeft eiser nooit meegewerkt aan onderzoek naar zijn gedrag of hulp willen aanvaarden om gedragsverandering te realiseren. Uit het laatste advies van de reclassering van 14 april 2021 blijkt dat sprake is van een hoge kans op recidive. Verder heeft eiser nooit een langere periode van goed gedrag laten zien. De omstandigheid dat eiser sinds mei 2024 een bedrijf in de thuiszorg is begonnen, acht de rechtbank onvoldoende. Die periode is te kort. Daarnaast acht de rechtbank het niet geloofwaardig dat eiser nu spijt heeft van zijn daden. Tijdens de zitting heeft eiser namelijk verklaard dat hij terugviel in verkeerd gedrag vanwege zijn omgeving, zijn netwerk, zijn verslaving en het gebrek aan de juiste begeleiding. Daarmee plaatst eiser de oorzaak voor zijn criminele gedrag buiten zichzelf en laat hij niet het besef zien dat hij zelf verantwoordelijk is voor zijn eigen handelen.
14. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht overwogen dat het opleggen van een terugkeerbesluit aan eiser niet in strijd is met het Vluchtelingenverdrag, artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om in te gaan op eisers verzoek om verweerder op te dragen hier nader onderzoek naar te doen. De situatie in het ter zitting door eiser aangehaalde arrest van het HvJ EU van 12 september 2024 in de zaak Changudoet zich hier niet voor, aangezien er in die zaak, anders dan bij eiser, sprake was van een uitzetbeletsel.
Inreisverbod en signaleringen
15. Op grond van artikel 66a, eerste en vierde lid, van de Vw, en artikel 6.5a, vijfde lid, onder a en b, van het Vb, brengt het terugkeerbesluit zonder vertrektermijn en de omstandigheid dat eiser een ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde mee dat aan eiser een inreisverbod voor tien jaar wordt opgelegd. Dit betekent dat eiser nadat hij is uitgezet gedurende tien jaar niet meer in de Europese Unie mag komen. Omdat eiser een zwaar inreisverbod krijgt, wordt hij gesignaleerd in het Nederlandse systeem Executie & Signalering (E&S) en in het Schengeninformatiesysteem (SIS). Dit volgt uit onderdeel A4/4 van de Vreemdelingencirculaire 2000. Eiser heeft dit niet afzonderlijk bestreden.
16. Iedereen heeft recht op bescherming van zijn familie- of privéleven. Dit staat in artikel 8 van het EVRM. Als er familie- of privéleven aanwezig is, betekent dat echter niet zonder meer dat de betrokkene een verblijfsstatus moet krijgen. Dat is pas het geval als de belangen van de vreemdeling zwaarder wegen dan het algemene belang van Nederland bij de bescherming van de openbare orde. Verweerder moet een evenwichtige afweging maken van deze belangen, waarbij hij alle relevante aspecten moet meewegen. Daarbij heeft hij wel een beoordelingsmarge. Om die reden toetst de rechtbank de uitkomst van de belangenafweging enigszins terughoudend. Wel toetst de rechtbank zonder terughoudendheid of alle relevante aspecten zijn meegewogen.
17. Verweerder heeft in het bestreden besluit niet ten onrechte overwogen dat er geen sprake is van familieleven tussen eiser enerzijds en zijn ouders en meerderjarige broer en zus anderzijds, aangezien niet is gebleken van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. De verder niet onderbouwde stelling van eiser dat hij intensief contact heeft met zijn ouders, broer en zus is onvoldoende aanleiding voor een ander oordeel. Verder heeft eiser gesteld dat hij een latrelatie heeft met een Nederlandse vrouw. Verweerder heeft dit niet bij het bestreden besluit kunnen betrekken omdat eiser geen zienswijze heeft ingediend. Aangezien eiser ook deze stelling verder niet heeft onderbouwd, is deze geen aanleiding voor een ander oordeel.
18. Niet in geschil is dat eiser privéleven heeft in Nederland. Verweerder heeft echter de belangenafweging niet ten onrechte in het nadeel van eiser laten uitvallen. Verweerder heeft namelijk het belang van Nederland bij bescherming van de openbare orde zwaar in eisers nadeel mogen laten wegen. Daarnaast heeft verweerder de lange verblijfsduur van eiser in Nederland op voldoende wijze gewogen. Verweerder heeft namelijk kunnen overwegen dat eisers banden met Nederland, ondanks de lange verblijfsduur, niet sterk zijn. Niet alleen heeft eiser opgeteld gedurende ongeveer 8,5 jaar in de gevangenis gezeten, daarnaast heeft hij in de periodes daarbuiten bepaald geen bijdrage geleverd aan de Nederlandse samenleving door vele strafbare feiten te plegen en niet te zorgen voor een stabiel inkomen uit werk. Niet gebleken is dat eiser vanwege zijn medische situatie of sterke sociale banden gebonden is aan Nederland. Verder heeft verweerder kunnen overwegen dat eiser als jongvolwassen man die de Somalische taal enigszins spreekt en is opgegroeid in een Somalisch gezin een nieuw bestaan moet kunnen opbouwen in Somalië. Hierbij weegt mee dat de verblijfsvergunning van een andere broer van eiser eveneens is ingetrokken en die broer ook naar Somalië moest terugkeren. Dat eiser in Nederland onderwijs heeft gevolgd en dat hij sinds kort een bedrijf heeft in de thuiszorg legt volgens verweerder wel enig positief gewicht in de schaal, maar verweerder had daarin geen aanleiding hoeven zien om de belangenafweging alsnog in het voordeel van eiser te laten uitvallen.
19. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Het bestreden besluit blijft in stand. Eiser krijgt dan ook geen vergoeding van zijn proceskosten.