ECLI:NL:RBDHA:2024:17506

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
C/09/671627 / KG ZA 24-788
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot inzage in bescheiden van een oud werknemer van de gemeente Rotterdam in het kader van een integriteitsonderzoek

In deze zaak heeft de gemeente Rotterdam een vordering ingesteld tegen een oud werknemer, [gedaagde], met als doel inzage te verkrijgen in bepaalde bescheiden op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De vordering is grotendeels toegewezen door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag. De procedure volgde op vermoedens van integriteitsschendingen door [gedaagde], die van 1979 tot 1 april 2024 werkzaam was bij de gemeente. De gemeente had melding gemaakt van mogelijke belangenverstrengeling en andere onregelmatigheden, wat leidde tot een extern onderzoek en de schorsing van [gedaagde]. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente een rechtmatig belang had bij de gevorderde inzage, aangezien de bescheiden konden bijdragen aan het bewijs van onrechtmatig handelen door [gedaagde]. De rechter stelde vast dat de vordering aan de vereisten van artikel 843a Rv voldeed, en dat er geen gewichtige redenen waren om de verstrekking van de gevraagde stukken te weigeren. De voorzieningenrechter heeft de gemeente toestemming gegeven om de bescheiden te selecteren en inzage te krijgen, en heeft [gedaagde] veroordeeld tot medewerking aan deze inzage, onder dreiging van dwangsommen. De proceskosten zijn toegewezen aan de gemeente.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/671627 / KG ZA 24-788
Vonnis in kort geding van 29 oktober 2024
in de zaak van
GEMEENTE ROTTERDAMte Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. G.J. Harryvan te Den Haag,
tegen:
[gedaagde]te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. R.F. van Leeuwen te Rotterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de Gemeente’ en ‘ [gedaagde] ’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 september 2024, met producties 1 tot en met 34;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 en 1A;
- de op 8 oktober 2024 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen spreekaantekeningen zijn overgelegd.
1.2.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[gedaagde] heeft van 1979 tot 1 april 2024 gewerkt bij de Gemeente, laatstelijk in de functie van projectmanager bij de afdeling Projectmanagementbureau van de dienst Stadsontwikkeling. Deze dienst in onder andere verantwoordelijk voor het gemeentelijk vastgoed.
2.2.
Als projectmanager is [gedaagde] betrokken geweest bij de opdrachtverlening aan externe opdrachtnemers voor het uitvoeren van renovatie- en onderhoudswerkzaamheden aan de gebouwen waarin het museum Boijmans van Beuningen, het concert- en congresgebouw De Doelen en het Wereldmuseum Rotterdam gehuisvest zijn (hierna gezamenlijk: de Projecten). De Gemeente is eigenaar van deze gebouwen.
2.3.
Naast zijn werkzaamheden voor de Gemeente hield [gedaagde] zich sinds 2010 ook bezig met de (sociale) begeleiding van jonge talentvolle voetballers (hierna: zijn nevenactiviteiten). In verband hiermee heeft hij de commanditaire vennootschap [bedrijfsnaam 1] (hierna: [bedrijfsnaam 1] ) opgericht, waarin onder andere [bedrijfsnaam 2] B.V. commandiet was. Beherend vennoot van [bedrijfsnaam 1] is [bedrijfsnaam 3] B.V. Enige aandeelhouder en bestuurder van [bedrijfsnaam 3] is [bedrijfsnaam 4] B.V. Deze vennootschap is ook enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijfsnaam 5] B.V., die ook betrokken is bij activiteiten van [bedrijfsnaam 1] . [gedaagde] is (mede)oprichter van de besloten vennootschappen en heeft in de periode 2019 tot en met 2023 uit (één van) deze vennootschappen, inkomsten genoten.
2.4.
Op 21 november 2023 is bij de Gemeente melding gedaan van vermoedens van integriteitsschendingen door [gedaagde] . Volgens deze melding zou [gedaagde] zich onder andere schuldig hebben gemaakt aan belangenverstrengeling, het niet of onjuist melden van nevenwerkzaamheden en het daarbij mogelijk financieel benadelen van de Gemeente. Deze melding is voor de Gemeente aanleiding geweest om een (extern) onderzoek in te stellen. Bij brief van 27 november 2023 is [gedaagde] door de Gemeente op de hoogte gesteld van de melding en het onderzoek en is aan hem meegedeeld dat hij in verband hiermee met onmiddellijke ingang is geschorst.
2.5.
Op 7 en 8 december 2023 heeft het NRC artikelen gepubliceerd met als titels ‘Rotterdam onderzoekt corruptie bij renovaties Boijmans en De Doelen’ en ‘De tekenen van corruptie waren duidelijk. Toch keek Rotterdam weg’. Die artikelen zijn gebaseerd op onderzoek dat journalisten van het NRC hebben gedaan naar de integriteit binnen de dienst Stadsontwikkeling. Aanleiding voor dat onderzoek was een intern memo van het management van de afdeling Vastgoed van de Gemeente van 28 februari 2021 (hierna: het memo) waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“De afgelopen maanden hebben medewerkers van de afdeling Vastgoed diverse signalen afgegeven aangaande een aantal projecten, de werkwijze, twijfels over de juistheid van het proces, de offerte tm factuurbetaling, Jeo procedures die zijn gestart nadat het werk al gedaan was, totalen van facturen die onduidelijk zijn, de bedrijven/personen die betrokken zijn, enz. (…)
De centrale vraag is of we rechtmatig samenwerken met leveranciers en hoe medewerkers van de gemeente Rotterdam hun rol vervullen.
De signalen voeren terug naar een aantal bedrijven: [bedrijfsnaam 6] , [bedrijfsnaam 7] , [bedrijfsnaam 8] , [bedrijfsnaam] ( [naam 1] ), [naam 2] , [naam 3] en [naam 3] , [bedrijfsnaam 9] , en [bedrijfsnaam 10] . Overigens is [bedrijfsnaam 8] gelieerd aan [bedrijfsnaam 7] .
Ook komen er 2 private personen regelmatig in de stukken terug te weten [naam 5] en [naam 6] .”
2.6.
Uit eigen onderzoek van de Gemeente naar aanleiding van de NRC-publicaties volgt dat [gedaagde] naast met de in het memo genoemde bedrijven en personen mogelijk ook met [naam 7] , Stichting [stichting] , [bedrijfsnaam 11] B.V., [bedrijfsnaam 12] B.V., [naam 9] , [bedrijfsnaam 13] B.V., [bedrijfsnaam 14] B.V. zowel namens de Gemeente als in privé banden onderhield.
2.7.
De Gemeente heeft op 18 maart 2024 aangifte gedaan tegen [gedaagde] . In de aangifte is vermeld dat de Gemeente een redelijk vermoeden heeft dat [gedaagde] (samen en/of in vereniging met anderen) zich schuldig heeft gemaakt aan (in ieder geval) passieve ambtelijke omkoping (strafbaar gesteld in artikel 363 Wetboek van Strafrecht) “door als ambtenaar van de gemeente Rotterdam (…), in de periode van 2009 tot 2019, betrokken te zijn geweest bij het verstrekken van diverse opdrachten aan leveranciers, waaronder aan [bedrijfsnaam 15] B.V., terwijl de holding van dat bedrijf, [bedrijfsnaam 0] B.V., ondertussen binnen diezelfde periode diverse keren bedragen overmaakt aan [bedrijfsnaam 16] C.V., waarover [gedaagde] volledige zeggenschap heeft.”.
In de aangifte worden ook [bedrijfsnaam 17] B.V. en [bedrijfsnaam 2] B.V genoemd als leveranciers van de Gemeente in relatie met wie [gedaagde] vermoedelijk een vergelijkbare constructie had.
2.8.
Naar aanleiding van de publicaties van het NRC heeft de Rijksrecherche op 19 maart 2024 onder leiding van het openbaar ministerie een doorzoeking gedaan in (onder andere) de woning van [gedaagde] en daarbij gegevensdragers en administratie in beslag genomen.
2.9.
Op 15 augustus 2024 heeft de Gemeente, na daartoe op 17 juli 2024 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank verlof te hebben verkregen, ten laste van [gedaagde] conservatoir bewijsbeslag gelegd op kopieën van gegevensdragers die zich onder [gedaagde] bevinden en op kopieën van gegevensdragers die de Rijksrecherche in beslag heeft genomen. Deze kopieën zijn, overeenkomstig de verlofbeschikking, in bewaring gegeven aan DigiJuris B.V. (hierna: DigiJuris) als gerechtelijk bewaarder.

3.Het geschil

3.1.
De Gemeente vordert dat de voorzieningenrechter, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
(i) toestaat dat DigiJuris uit het beslagen materiaal een selectie van bescheiden, zoals gespecificeerd in paragraaf 5.1 van de dagvaarding, maakt aan de hand van het selectieprotocol als uiteengezet in paragraaf 5.2 van de dagvaarding;
(ii) toestaat dat DigiJuris aan de Gemeente inzage in en afschrift van de door
middel van de selectiemethode als bedoeld onder (i) hiervoor te selecteren bescheiden
verschaft;
(iii) [gedaagde] veroordeelt tot het verlenen van medewerking aan het verschaffen van
inzage in en afschrift van de bescheiden, door het zo nodig toegankelijk maken van de
bescheiden, onder meer door het verstrekken van de benodigde gebruikersnamen,
wachtwoorden en toegangscodes, op straffe van verbeurte van een eenmalige
dwangsom van € 10.000 en voorts een periodieke dwangsom van € 5.000 per dag of
gedeelte daarvan dat niet, niet geheel of niet tijdig aan deze veroordeling wordt
voldaan;
met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Daartoe voert de Gemeente het volgende aan.
[gedaagde] heeft door het niet melden van zijn nevenactiviteiten en de in het kader daarvan ontvangen betalingen en ook door schending van andere arbeidsvoorwaarden en wettelijke verplichtingen onrechtmatig gehandeld tegenover de Gemeente. Het is aannemelijk dat de Gemeente als gevolg van dat handelen schade heeft geleden. De bescheiden waarin en waarvan de Gemeente in deze procedure inzage en afschrift vordert, kunnen bijdragen aan het bewijs van de onrechtmatige benadeling door [gedaagde] in een civielrechtelijke procedure tot vergoeding van de schade. De Gemeente heeft daarom op grond van artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een rechtmatig belang bij de gevorderde bescheiden, die bovendien voldoende bepaald zijn en betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarbij de Gemeente partij is. Van een weigeringsgrond als bedoeld in lid 3 of 4 van artikel 843a Rv is geen sprake, aldus de Gemeente
3.3.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van de Gemeente moeten worden afgewezen, althans dat die vorderingen moeten worden gematigd in die zin dat (i) de Gemeente geen toegang krijgt tot de cloud-gegevens van [gedaagde] en gegevens die zijn beveiligd met een gebruikersnaam en wachtwoord of combinatie daarvan, (ii) een veroordeling alleen betrekking heeft op bescheiden vanaf 1 september 2017 en (iii) communicatie, op welke wijze dan ook, met de advocaten, mediators, notarissen en zijn zoon [naam 10] buiten beschouwing blijft.

4.De beoordeling van het geschil

Spoedeisend belang
4.1.
Over het spoedeisend belang heeft de Gemeente onder meer gesteld dat zij de gevraagde bescheiden nodig heeft om – met het oog op het instellen van een civielrechtelijke vordering – de precieze handelingen van [gedaagde] alsook de omvang van het onrechtmatige handelen en de schade vast te stellen. De te verkrijgen gegevens zijn dus nodig om te beoordelen of het instellen van een bodemprocedure wenselijk en haalbaar is. Daarmee is het spoedeisend belang, dat door [gedaagde] ook niet is betwist, in dit geval voldoende gegeven.
Vereisten artikel 843a
4.2.
Een (verlof tot) bewijsbeslag geeft geen verdergaande aanspraken dan de bewaring van de in beslag genomen bescheiden en geeft de beslaglegger geen recht op afgifte, inzage of afschrift. Een bewijsbeslag moet daarom worden gevolgd door een vordering op grond van artikel 843a Rv tot afgifte, inzage of afschrift van bepaalde in beslag genomen bescheiden. Een dergelijke vordering is toewijsbaar als aan de volgende cumulatieve voorwaarden wordt voldaan:
a. de eiser tot exhibitie moet een rechtmatig belang hebben;
b. het moet gaan om bepaalde bescheiden waarover de andere partij beschikt; en
c. de eiser tot exhibitie moet partij zijn bij een rechtsbetrekking waarop de gevorderde stukken zien (zie artikel 843a, eerste lid, Rv).
Ook als aan al deze voorwaarden is voldaan, kan de verstrekking van de gevorderde stukken worden geweigerd indien (d.) daarvoor gewichtige redenen zijn of indien (e.) redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder die gegevensverschaffing is gewaarborgd (zie artikel 843a, vierde lid, Rv).
4.3.
[gedaagde] betwist dat aan de onder a. en b. vermelden voorwaarden is voldaan. Die betwisting is naar het oordeel van de voorzieningenrechter ongegrond. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.4.
De Gemeente heeft, anders dan [gedaagde] meent, voldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde] mogelijk onrechtmatig tegenover haar heeft gehandeld en dat zij als gevolg daarvan is benadeeld. Uit de in de dagvaarding genoemde bevindingen van de Gemeente tot dusver en de ter onderbouwing daarvan overgelegde producties volgt – kort samengevat – dat leveranciers die [gedaagde] herhaaldelijk in opdracht van de Gemeente inschakelde ook (financieel) betrokken zijn bij (de activiteiten van) de privévennootschappen van [gedaagde] . Op basis daarvan heeft de Gemeente gegronde vermoedens dat de leveranciers en [gedaagde] door middel van een “kick back”-constructie (financieel) voordeel hebben genoten ten koste van de Gemeente. Ook heeft het onderzoek aanknopingspunten opgeleverd voor andere vormen van belangenverstrengeling bij de opdrachtverlening door [gedaagde] namens de Gemeente. Dat uit het eerdere onderzoek van de Gemeente naar aanleiding van het memo geen onregelmatigheden naar voren kwamen, brengt niet met zich dat aan de resultaten van het op basis van de NRC-publicaties uitgevoerde onderzoek geen betekenis kan worden toegekend. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat het eerdere onderzoek kennelijk een ander doel had en van een andere omvang was dan het recent uitgevoerde onderzoek. De Gemeente heeft bovendien voldoende aannemelijk gemaakt dat de informatie waarover zij op dit moment beschikt nog maar het topje van de ijsberg is. Zij heeft toegelicht dat het onderzoek in openbare bronnen en in het werk-e-mailaccount van [gedaagde] niet veel heeft opgeleverd en dat daaruit juist blijkt dat de contacten met de zakelijke relaties van de Gemeente plaatsvonden via de e-mailadressen van de privévennootschappen en andere privé-emailadressen van [gedaagde] . Het is dan ook aannemelijk dat de berichten die via die e-mailadressen en via andere privécommunicatiemiddelen zijn gewisseld meer inzicht kunnen geven in de aard en de omvang van het gestelde onrechtmatig handelen van [gedaagde] en dat de Gemeente aan de hand daarvan beter in staat zal zijn te bepalen of zij als gevolg van dat handelen schade heeft geleden en, zo ja, hoe hoog die schade is. De voorzieningenrechter volgt [gedaagde] dan ook niet in zijn verweer dat de Gemeente al over voldoende materiaal beschikt en vordering van de Gemeente aldus moet worden gezien als een fishing expedition. Gelet hierop slaagt ook zijn op hetzelfde standpunt gebaseerde beroep op de in 4.2 onder e. vermelde weigeringsgrond niet.
4.5.
Bij het voorgaande betrekt de voorzieningenrechter dat in een geval als hier aan de orde, waarin bij het leggen van het bewijsbeslag een grote hoeveelheid data is gekopieerd, (mede) aan de hand van (een combinatie van) zoekwoorden kan worden afgebakend welke bescheiden voldoen aan de eisen van bepaaldheid en rechtmatig belang bij inzage (HR 2 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:830). In dit geval heeft de Gemeente de selectiecriteria uitgewerkt in een protocol. Daarin staan onder andere de door DigiJuris te gebruiken zoektermen en de te doorzoeken e-mailaccounts van [gedaagde] . Aan [gedaagde] kan worden toegegeven dat selectiecriteria breed zijn geformuleerd, maar dat maakt de gevraagde bescheiden nog niet onvoldoende bepaald. [gedaagde] heeft niet betwist dat de bedrijven en personen die de Gemeente in onderdeel 5.1.1 van de dagvaarding noemt zakelijke relaties zijn van de Gemeente die onder meer betrokken waren bij de werkzaamheden in het kader van de Projecten en evenmin dat hij met (een aantal van) die relaties ook in privé banden onderhield. Bij het gebruik van de namen van deze relaties, al dan niet in combinatie met de namen van de Projecten, als zoekterm bij het doorzoeken van het beslagen materiaal, zullen daarom juist bescheiden worden geselecteerd die betrekking kunnen hebben op het gestelde onrechtmatig handelen van [gedaagde] . Datzelfde geldt voor de het zoektermenoverzicht dat is opgenomen in productie 33 van de Gemeente met daarin onder meer de e-mailadressen en de namen van de contactpersonen van de zakelijke relaties van de Gemeente. Tegen dat overzicht heeft [gedaagde] overigens ook geen concrete bezwaren gericht, anders dat “te breed” en “feitelijk een fishing expedition”. Uit dat wat hiervoor is overwogen volgt dat [gedaagde] in die algemene bezwaren niet kan worden gevolgd
4.6.
De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat de Gemeente een rechtmatig belang heeft bij inzage in de in de dagvaarding omschreven bescheiden en dat die bescheiden voldoende bepaald zijn.
4.7.
Met zijn verweer dat de belangenafweging in zijn voordeel moet uitvallen, omdat bij toewijzing van de vordering het strafrechtelijk nemo tenetur-beginsel in het gedrang komt, beroept [gedaagde] zich kennelijk op de in 4.2 onder d. vermelde weigeringsgrond. [gedaagde] wijst erop dat bij toewijzing van de vorderingen van de Gemeente het risico bestaat dat bij de selectie cloud-gegevens en beveiligde gegevens naar boven komen die mogelijk criminaliserend voor hem zijn. Justitie zou op deze openbare stukken beslag kunnen leggen, terwijl zij deze stukken bij eigen onderzoek, gelet op de daarvoor geldende strafrechtelijke beperkingen, niet zou hebben verkregen. [gedaagde] miskent hiermee echter dat het strafrechtelijke beginsel dat niemand gehouden is aan zijn eigen veroordeling mede te werken – het nemo tenetur-beginsel – niet in de weg staat aan een verplichting tot verstrekking van bescheiden die onafhankelijk van de wil van de betrokkene reeds bestaan (EHRM 17 december 1996, ECLI:NL:XX:1996:ZB6862). De mogelijkheid dat bescheiden gebruikt kunnen worden voor strafrechtelijke veroordeling staat dan ook niet in de weg aan een civielrechtelijke veroordeling tot verstrekking van bescheiden. Indien de bescheiden vervolgens gebruikt zouden worden in een strafzaak, zal in de strafzaak beoordeeld moeten worden of dat gebruik is toegestaan (HR 12 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3640 en HR 24 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1129). Om die reden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor analoge toepassing van het door [gedaagde] tijdens de zitting aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 7 september 2018.
Overigens is op geen enkele wijze gebleken dat, zoals [gedaagde] stelt, het de Gemeente te doen is om (zonder de beperkingen die justitie heeft) meer strafrechtelijk bewijs te verzamelen ten behoeve van een strafrechtelijke vervolging, zodat zij uiteindelijk haar schade via voeging in de strafzaak op een snellere en eenvoudigere manier vergoed kan krijgen.
4.8.
Bij deze stand van zaken dient het belang dat de Gemeente het onrechtmatig handelen in rechte kan aantonen naar het oordeel van de voorzieningenrechter te prevaleren boven het belang van [gedaagde] . Dat de Gemeente de bescheiden ook kan verkrijgen door bewijsbeslag te leggen onder de in de dagvaarding genoemde personen en in dat geval het afgegeven van inloggegevens door [gedaagde] achterwege kan blijven, maakt dat niet anders.
4.9.
[gedaagde] heeft ook nog aangevoerd dat de Gemeente door de inbeslagname aan hem de mogelijkheid tot het voeren van verweer ontneemt. Hij heeft echter niet toegelicht waarom dit meebrengt dat de op artikel 843a Rv gebaseerde vorderingen van de Gemeente moeten worden afgewezen. Bovendien valt niet in te zien dat [gedaagde] door het beslaglegging niet de mogelijkheid heeft om verweer te voeren in een eventuele civielrechtelijke (of strafrechtelijke) procedure, nu in het kader van het door de Gemeente gelegde bewijsbeslag enkel een scan (kopie) is gemaakt van de gegevens die zich op de smartphone en laptop van [gedaagde] bevonden en de smartphone en laptop aan [gedaagde] zijn teruggegeven.
Het selectieprotocol
4.10.
Naast de hiervoor al besproken algemene verweren van [gedaagde] over de bepaaldheid van de bescheiden waarin en waarvan inzicht en afschrift wordt gevorderd, heeft [gedaagde] , voor het geval de vorderingen van de Gemeente worden toegewezen, nog een aantal specifieke aanpassingen op het selectieprotocol bepleit.
4.11.
[gedaagde] stelt zich allereerst op het standpunt dat de selectie van gegevens die zien op de zakelijke relaties en de Projecten moet worden beperkt tot de Projecten. De voorzieningenrechter begrijpt dit standpunt aldus dat alleen mag worden gezocht op gegevens die zien op de Projecten. De Gemeente heeft echter duidelijk gemaakt dat het haar niet alleen gaat om het handelen van [gedaagde] bij de Projecten, omdat er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de betreffende opdrachtnemers gedurende vele jaren (dus ook buiten de Projecten om) veelvuldig werden ingeschakeld door [gedaagde] namens de Gemeente. De voorzieningenrechter gaat dan ook niet mee in deze door [gedaagde] bepleite beperking.
4.12.
De voorzieningenrechter ziet ook geen aanleiding om, zoals [gedaagde] betoogt, de selectie te beperken tot de gegevens die via de zakelijke e-mailaccounts van [gedaagde] zijn uitgewisseld. De Gemeente heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat voor de contacten met de relaties van de Gemeente ook de e-mailaccounts van de privévennootschappen van [gedaagde] werden gebruikt. Uit de e-mailcorrespondentie die [gedaagde] in het geding heeft gebracht volgt, zoals de Gemeente terecht heeft opgemerkt, bovendien dat hij voor zijn nevenactiviteiten ook gebruikt maakte van een e-mailadres dat hij zelf als puur privé aanduidt. De Gemeente heeft dan ook een rechtmatig belang om ook die e-mailaccounts te (laten) doorzoeken.
4.13.
[gedaagde] stelt zich verder op het standpunt dat de door de Gemeente in het protocol opgenomen zoektermen (namen functionarissen en namen Projecten) gecombineerd moeten worden gebruikt. Daarvoor bestaat naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen grond. Zoals hiervoor al is overwogen heeft de Gemeente niet alleen belang bij bescheiden die zien op het handelen van [gedaagde] rondom de Projecten, maar ook op bescheiden die zien op de inschakeling van de in de dagvaarding genoemde bedrijven en personen door [gedaagde] buiten de Projecten om. Om dezelfde reden volgt de voorzieningenrechter [gedaagde] ook niet in de door hem bepleite tijdbeperking. Dat volgens [gedaagde] alleen bescheiden van na 1 september 2017 mogen worden geselecteerd, is gebaseerd op de, zoals overwogen, onjuiste veronderstelling dat de Gemeente vermoedt dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld bij de Projecten. Wel ziet de voorzieningenrechter aanleiding om – overeenkomstig het subsidiaire standpunt van de Gemeente – te bepalen dat alleen bescheiden mogen worden geselecteerd uit de periode vanaf 2010. De vermeende kick back-constructie is volgens de Gemeente immers pas gebruikt na de oprichting van [bedrijfsnaam 1] (in 2010) en ook de overige door de Gemeente als twijfelachtig bestempelde opdrachtverleningen hebben zich in of na 2010 voorgedaan.
4.14.
Tegen de overige in het protocol opgenomen selectiecriteria (onderdeel 5.2.2 van de dagvaarding onder (d) en (e) heeft [gedaagde] geen bezwaren geuit. Deze criteria, die de voorzieningenrechter ook niet onredelijk voorkomen, zullen ongewijzigd in de beslissing worden opgenomen.
4.15.
In 5.2.3. van de dagvaarding noemt de Gemeente bescheiden die bij het volgen van het door haar voorgestane selectieprotocol buiten de selectie blijven. Zij noemt in de eerste plaats de communicatie tussen [gedaagde] en zijn zoon [naam 10] , voor zover die communicatie ziet op privéaangelegenheden. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat de communicatie met zijn zoon volledig buiten de selectie moet blijven, omdat voor die communicatie een beroep kan worden gedaan op het verschoningsrecht van artikel 165 lid 2 Rv. Dit standpunt in niet juist. De Gemeente heeft er terecht op gewezen dat inzage wordt gevorderd van [gedaagde] zelf en dus niet van zijn zoon. [gedaagde] kan zich als partij niet op het familiaal verschoningsrecht van zijn zoon beroepen. Het door de Gemeente als productie 33 in het geding gebrachte Zoektermenoverzicht zal ten aanzien van correspondentie met [naam 10] dan ook gevolgd worden met dien verstande dat van de selectie wordt uitgezonderd correspondentie tussen [gedaagde] en zijn zoon [naam 10] over privéaangelegenheden. Daarmee wordt het ook door de Gemeente voorgestane uitgangspunt dat communicatie over privéaangelegenheden buiten de selectie moet blijven, voldoende gewaarborgd.
4.16.
In de tweede plaats noemt de Gemeente de berichten die [gedaagde] met zijn advoca(a)t(en) heeft gewisseld. Partijen zijn het erover eens dat de Gemeente geen kennis mag nemen van bescheiden die zien op communicatie tussen [gedaagde] en advocaten die hij heeft geraadpleegd of die hem hebben bijgestaan, waaronder ook communicatie over de echtscheiding van [gedaagde] . De rechtbank zal dan ook bepalen dat die bescheiden buiten de selectie blijven en de Gemeente krijgt dan ook geen inzicht in of afschrift van deze bescheiden. Daarbij gaat het om communicatie via telefoon, sms, Whatsapp en e-mail tussen [gedaagde] en het advocatenkantoor/de advocatenkantoren. [gedaagde] vindt ook dat alle bescheiden die zien op zijn echtscheiding en communicatie met mediators buiten de selectie moeten blijven. Alhoewel er, gelet op de toegelaten zoektermen, naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen aanleiding bestaat om ervoor te vrezen dat die bescheiden bij toepassing van de selectiecriteria naar boven zullen komen, zal de voorzieningenrechter bepalen dat ook deze bescheiden buiten de selectie blijven. Tijdens de zitting heeft [gedaagde] betoogd dat ook bescheiden die zien op communicatie met notarissen buiten de selectie moeten vallen. De Gemeente heeft kenbaar gemaakt dat geen bezwaar bestaat om bescheiden die zien op communicatie met een notaris over de echtscheiding van [gedaagde] buiten de selectie blijft. De voorzieningenrechter zal dit dan ook opnemen in de beslissing. Dat de Gemeente belang heeft bij bescheiden die zien op communicatie met notarissen over andere zaken heeft [gedaagde] niet gemotiveerd betwist. Tot een verdergaande beperking dan hiervoor genoemd, zal de rechtbank dan ook niet beslissen.
Dwangsom en proceskosten
4.17.
De Gemeente heeft gevorderd om aan de veroordeling van [gedaagde] tot het verlenen van medewerking aan het geven van inzicht in en het verschaffen van afschrift van de bescheiden een dwangsom te verbinden. Deze vordering zal worden toegewezen, met dien verstande dat alleen een periodieke dwangsom zal worden opgelegd en de op te leggen dwangsom zal worden gemaximeerd tot een bedrag van € 75.000.
4.18.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de Gemeente worden begroot op:
  • kosten dagvaarding € 112,37
  • griffierecht nihil
  • salaris advocaat € 1.107,00
  • nakosten
totaal € 1.397,37
4.19.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
staat toe dat DigiJuris uit het beslagen materiaal de volgende bescheiden selecteert:
I. Alle lokaal opgeslagen e-mails van het zakelijke emailaccount van [gedaagde]
(r.debraal@rotterdam.nl en r.braal@obr.rotterdam.nl);
II. Alle gegevens, waaronder e-mailcorrespondentie, brieven, en andere
documenten, die betrekking hebben op zakelijke relaties van de gemeente
Rotterdam, waaronder in ieder geval de volgende relaties:
a. [bedrijfsnaam 15]
b. [bedrijfsnaam 18]
c. [bedrijfsnaam 17]
d. [bedrijfsnaam 19]
e. [bedrijfsnaam 2]
f. [naam 3]
g. [naam 6]
h. [stichting]
i. [bedrijfsnaam 11]
j. [naam 7]
k. [bedrijfsnaam 12]
l. [naam 9]
m. [bedrijfsnaam]
n. [naam 1]
o. [bedrijfsnaam 13]
p. [naam 5]
q. [bedrijfsnaam 20]
r. [bedrijfsnaam 14]
s. [bedrijfsnaam 9]
III. Alle (e-mail)correspondentie (inclusief bijlagen) van [gedaagde] met
functionarissen van de hiervoor onder ii. genoemde opdrachtnemers.
IV. Alle berichtenuitwisseling (inclusief bijlagen) via sms en Whatsapp van [gedaagde]
met functionarissen van de hiervoor onder II. genoemde opdrachtnemers.
V. Alle gegevens ten aanzien van de volgende projecten van de Gemeente waar [gedaagde] vanuit de Gemeente bij betrokken was:
a. Boijmans van Beuningen
b. De Doelen
c. Wereldmuseum Rotterdam
zulks met inachtneming van het volgende selectieprotocol:
( i) Voor wat betreft de e-mailaccounts van [gedaagde] van de Gemeente hoeft geen selectie plaats te vinden;
(ii) Voor wat betreft de gegevens die zien op zakelijke relaties en de projecten
van de Gemeente worden de namen van de zakelijke relaties en projecten als
hiervoor genoemd onder II. en V. gebruikt als zoektermen;
(iii) Voor wat betreft de e-mailcorrespondentie en berichtenuitwisseling met
functionarissen van de opdrachtnemers van de Gemeente, worden de e-mailadressen, domeinnamen en de namen van de functionarissen per opdrachtnemer als zoektermen gebruikt, als uiteengezet in een zoektermenoverzicht dat als productie 33 aan de dagvaarding is gehecht. De e-mailcorrespondentie van [gedaagde] met de opdrachtnemers van de Gemeente kan hebben plaatsgevonden via de volgende domeinen en e-mailadressen van [gedaagde] :
  • [e-mailadres 1]
  • [e-mailadres 2]
  • [e-mailadres 3]
  • [e-mailadres 4]
  • [e-mailadres 5]
  • [e-mailadres 6]
  • [e-mailadres 7]
  • [e-mailadres 8]
  • [e-mailadres 9]
  • [e-mailadres 10]
Dit zijn e-mailaccounts van [gedaagde] die zullen moeten worden doorzocht op
e-mailcorrespondentie met opdrachtnemers van de Gemeente;
(iv) Bij de hiervoor onder (ii) en (iii) te maken selectie op zoektermen en namen
van personen zal steeds een foutmarge van 2 letters (~2) worden
gehanteerd, om te voorkomen dat bepaalde gegevens vanwege in deze
gegevens voorkomende type- of spelfouten ten onrechte buiten de selectie
van Bescheiden komen te vallen;
( v) Ook gegevens waarin slechts een deel van de naam van een persoon of een project van de Gemeente voorkomt vallen onder de selectie van bescheiden als hiervoor bedoeld. Zo hoeft niet steeds de volledige naam “Boijmans van Beuningen” voor te komen, maar vallen ook gegevens waarin alleen “Boijmans” of “Boymans” voorkomt onder de selectie. Hetzelfde geldt voor de namen van personen. Zo hoeft niet steeds de volledige naam “Jan van der Elst” voor te komen, maar vallen ook gegevens waarin slechts “Elst;
(vi) Bij correspondentie tussen [gedaagde] en zijn zoon [naam 10] zal alleen correspondentie onderdeel uitmaken van de selectie van de bescheiden waarin (a) de namen (of delen van die namen) van de in productie 33 bij de dagvaarding genoemde personen terugkomen en/of (b) waarin de in productie 33 onder (ii) genoemde termen zijn terug te vinden;
(vii) Enkel bescheiden uit de periode vanaf 2010 vallen onder de selectie.
van de selectie worden uitgesloten de berichten die zijn gewisseld tussen:
  • [gedaagde] en (een) advoca(a)ten en advocatenkantoren;
  • [gedaagde] en een notaris en/of mediator in verband met de echtscheiding van [gedaagde] ;
  • [gedaagde] en zijn zoon [naam 10] over privéaangelegenheden;
5.2.
staat toe dat DigiJuris aan de Gemeente inzage geeft in en afschrift verschaft van de in 5.1. bedoelde bescheiden;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot het verlenen van medewerking aan het geven van inzicht in en het verschaffen van afschrift van de in 5.1 bedoelde bescheiden door het zo nodig toegankelijk maken van die bescheiden door onder meer het verstrekken van de benodigde gebruikersnamen, wachtwoorden en toegangscodes, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000 per dag of gedeelte daarvan dat niet, niet geheel of niet tijdig aan deze veroordeling wordt voldaan met een maximum van € 75.000;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.397,37, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.F. Hesselink en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2024.
ei