In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van eisers tegen de niet-ontvankelijkverklaring van hun opvolgende asielaanvragen. Eisers, van Syrische nationaliteit, dienden op 20 juni 2023 opvolgende aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel in. De minister van Asiel en Migratie verklaarde deze aanvragen op 7 juni 2024 niet-ontvankelijk. De rechtbank behandelde de beroepen op 15 augustus 2024, waarbij de gemachtigde van de minister en de eiser deelnamen, terwijl de eiseres afwezig was.
De rechtbank concludeert dat de niet-ontvankelijkverklaringen van de asielaanvragen van eisers in stand blijven. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat eisers geen nieuwe elementen of bevindingen hebben aangedragen die relevant zijn voor de beoordeling van hun aanvragen. De minister had de documenten die eisers overlegden, laten onderzoeken door Bureau Documenten, dat concludeerde dat de documenten waarschijnlijk frauduleus zijn verkregen. De rechtbank oordeelt dat de minister zorgvuldig heeft gehandeld en dat eisers niet hebben aangetoond dat de besluiten onzorgvuldig zijn genomen.
Eisers betogen verder dat zij bij uitzetting naar Syrië een reëel risico lopen op schending van artikel 3 EVRM, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet relevant is, aangezien eisers moeten terugkeren naar Irak. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding af.