ECLI:NL:RBDHA:2024:17501

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.24565 en NL24.24567
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van niet-ontvankelijkverklaring van opvolgende asielaanvragen van Syrische nationaliteit

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van eisers tegen de niet-ontvankelijkverklaring van hun opvolgende asielaanvragen. Eisers, van Syrische nationaliteit, dienden op 20 juni 2023 opvolgende aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel in. De minister van Asiel en Migratie verklaarde deze aanvragen op 7 juni 2024 niet-ontvankelijk. De rechtbank behandelde de beroepen op 15 augustus 2024, waarbij de gemachtigde van de minister en de eiser deelnamen, terwijl de eiseres afwezig was.

De rechtbank concludeert dat de niet-ontvankelijkverklaringen van de asielaanvragen van eisers in stand blijven. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat eisers geen nieuwe elementen of bevindingen hebben aangedragen die relevant zijn voor de beoordeling van hun aanvragen. De minister had de documenten die eisers overlegden, laten onderzoeken door Bureau Documenten, dat concludeerde dat de documenten waarschijnlijk frauduleus zijn verkregen. De rechtbank oordeelt dat de minister zorgvuldig heeft gehandeld en dat eisers niet hebben aangetoond dat de besluiten onzorgvuldig zijn genomen.

Eisers betogen verder dat zij bij uitzetting naar Syrië een reëel risico lopen op schending van artikel 3 EVRM, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet relevant is, aangezien eisers moeten terugkeren naar Irak. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.24565 en NL24.24567

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer 1], eiser

[eiseres],v-nummer: [nummer 2], eiseres
samen eisers
ook namens hun minderjarige kinderen
(gemachtigde: mr. D.W. Beemers),
en
de minister van Asiel en Migratie [1]
(gemachtigde: mr. T. Stelpstra).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de niet-ontvankelijkverklaring van hun opvolgende asielaanvragen. Eisers stellen van Syrische nationaliteit te zijn. Zij hebben op 20 juni 2023 opvolgende aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met de bestreden besluiten van 7 juni 2024 deze aanvragen in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard. [2]
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 15 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van de minister, eiser, en de gemachtigde van eisers deelgenomen. Eiseres is niet op de zitting verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de niet-ontvankelijkverklaringen van de asielaanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De beroepen zijn ongegrond
.Dit betekent dat eisers geen gelijk krijgen en de niet-ontvankelijkverklaringen van de aanvragen in stand blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De bestreden besluiten
4. Eisers hebben eerder, op 28 oktober 2021 asiel aangevraagd. Deze aanvragen zijn op 19 december 2022 afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat niet geloofwaardig werd bevonden dat eisers de door hen gestelde Syrische nationaliteit en herkomst hebben. Het beroep en hoger beroep tegen deze afwijzingen zijn ongegrond verklaard en daarmee zijn deze onherroepelijk geworden. Eisers hebben op 20 juni 2023 opvolgende asielaanvragen ingediend.
4.1.
Een opvolgende asielaanvraag kan niet-ontvankelijk worden verklaard wanneer door de vreemdeling geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag zijn gelegd of waarin geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. [3]
4.2.
Eisers hebben bij hun opvolgende aanvragen ieder twee nieuwe documenten overgelegd, waarmee zij hun gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst alsnog hebben willen aantonen. Het gaat om twee identiteitsverklaringen en twee woonverklaringen. De minister heeft de documenten laten onderzoeken door Bureau Documenten. Deze heeft geconcludeerd dat de documenten met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven. De legalisatie van de documenten uit naam van het Syrische Ministerie van Buitenlandse zaken is met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid frauduleus verkregen. Bureau Documenten heeft haar bevindingen neergelegd in twee rapportages van 27 juni 2023.
4.3.
Omdat de door eisers aangeleverde documenten met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid frauduleus zijn verkregen, kunnen deze volgens de minister niet relevant zijn en dus niet worden aangemerkt als een nieuw element. Eisers hebben daarnaast aangegeven dat zij verder geen nieuwe elementen hebben om aan te dragen. Om deze redenen heeft de minister de aanvragen van eisers niet-ontvankelijk verklaard.
Zijn de besluiten zorgvuldig genomen?
5. Eisers betogen dat de besluiten niet zorgvuldig zijn genomen. Ten eerste heeft de minister pas met het voornemen het onderzoeksrapport van het Bureau Documenten aan eisers overgelegd. De minister had dit al voor of tijdens het gehoor dienen te doen, zodat eisers hierop tijdens het gehoor hadden kunnen reageren. Tijdens het gehoor is aan eisers enkel meegedeeld dat de documenten als frauduleus worden aangemerkt, maar daarbij is hen niet verteld waar deze conclusie op is gebaseerd. Eisers werd pas bij het voornemen bekend dat de legalisatie uit naam van het Syrische Ministerie van Buitenlandse Zaken op de identiteitsverklaring met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid frauduleus is verkregen, omdat de stempelafdruk en de bijbehorende handtekening van de gouverneur op de achterzijde van het document zijn aangebracht met een printtechniek. De stukken ter onderbouwing hiervan zijn niet aan eisers voorgelegd. Eisers hebben hierdoor niet op adequate wijze kunnen reageren of documenten kunnen overleggen die de conclusie van Bureau Documenten weerspreken. Eisers hebben bijvoorbeeld nog niet de mogelijkheid gehad om bij hun Syrische advocaat, die de documenten voor hen heeft geregeld, navraag te doen. De minister had in het bovenstaande aanleiding moeten zien om de aanvragen van eisers in de verlengde asielprocedure te behandelen.
5.1.
Dit betoog slaagt niet. Eisers zijn tijdens het gehoor op de hoogte gesteld van de conclusies van de onderzoeken van Bureau Documenten. De minister heeft vervolgens bij het voornemen de onderzoeksrapporten van Bureau Documenten meegezonden. Deze werkwijze van de minister is niet onzorgvuldig. Eisers hebben namelijk de mogelijkheid gehad om in hun zienswijzen op de rapporten te reageren en stukken in te brengen waaruit zou blijken dat aan de conclusies van Bureau Documenten getwijfeld moet worden. Zij hebben dit niet gedaan. Eisers hebben ook niet onderbouwd waarom een reactie van hun Syrische advocaat zou moeten worden afgewacht. Deze zou wellicht kunnen toelichten hoe hij in het bezit is gekomen van de documenten, maar daarmee zouden de bevindingen van Bureau Documenten niet kunnen worden weerlegd. Overigens hebben eisers ook niet inzichtelijk gemaakt dat zij stappen hebben ondernomen om contact te krijgen met hun Syrische advocaat. De minister heeft terecht geen aanleiding gezien om de besluitvorming aan te houden of de asielaanvragen in de verlengde asielprocedure te behandelen.
Mocht de minister zich op de rapporten van Bureau Documenten baseren?
6. Eisers betogen dat de minister niet had mogen uitgaan van de juistheid van de rapporten van Bureau Documenten. Eisers wijzen er op dat Bureau Documenten stelt dat enkel de legalisatie van het Syrische Ministerie van Buitenlandse Zaken met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid frauduleus zou zijn verkregen. Dit betekent dat de overige gegevens en stempels op de documenten volgens Bureau Documenten kennelijk wel overeenkomen met hetgeen gebruikelijk is bij dergelijke documenten. Het betreft onder meer de andere legalisatiezegels, stempels en handtekeningen op de documenten. Volgens eisers is de legalisatie met de barcode ook afkomstig van het ministerie in Damascus. Eisers stellen dat dit de vraag oproept hoe het kan dat de stempel en handtekening niet op juiste wijze zouden zijn aangebracht en de legalisatie met de barcode, afkomstig van dezelfde instantie wel. De minister had volgens eisers hierover naar aanleiding van hun zienswijzen navraag moeten doen bij Bureau Documenten.
6.1.
Dit betoog slaagt niet. Uit vaste rechtspraak volgt dat een door Bureau Documenten opgestelde verklaring van onderzoek een deskundigenadvies is, waarvan een bestuursorgaan in beginsel mag uitgaan. [4] In beroep heeft de minister daarbij nog een vergewisbrief van 30 juni 2023 ingebracht, waarin een medewerker van Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT) verklaart dat de verklaring van onderzoek met betrekking tot de door eisers overgelegde documenten inhoudelijk inzichtelijk is. In aanmerking genomen dat de rapportage ten aanzien van eiseres gelijkluidend is mocht de minister zich baseren op de rapporten van Bureau Documenten en aannemen dat de door eisers ingediende stukken met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid frauduleus zijn verkregen. Het is dan aan eisers om aannemelijk te maken dat dit niet zo is, bijvoorbeeld door middel van het laten uitvoeren van een contra-expertise. Dit hebben eisers niet gedaan en ook hebben zij geen andere stukken ingediend waaruit blijkt dat niet van het onderzoeksrapport van Bureau Documenten mag worden uitgegaan.
Reëel risico op ernstige schade
7. Eisers betogen dat zij bij uitzetting naar Syrië een reëel risico op schending van artikel 3 EVRM en op ernstige schade als bedoeld in artikel 15 van de Kwalificatierichtlijn. Dit betoog slaagt niet, nu in het bestreden besluit is opgenomen dat eisers moeten terugkeren naar Irak en niet naar Syrië.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen en de niet-ontvankelijkverklaringen van de aanvragen in stand blijven. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Steenbeek, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
3.Artikel 30a, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000.
4.Zie bijvoorbeeld ABRvS 24 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3490, rechtsoverweging 3.4.