ECLI:NL:RBDHA:2024:17490

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
NL23.10854
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Kameroense eiser met politieke overtuiging en afwijzing door de minister van Asiel en Migratie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 oktober 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Kameroense eiser die een verblijfsvergunning asiel had aangevraagd. De eiser, geboren in 1992 in Douala, Kameroen, heeft in zijn asielrelaas verklaard dat hij in 2013 heeft geprotesteerd tegen omkoping tijdens gemeenteraadsverkiezingen, wat leidde tot een gewelddadig conflict en zijn vlucht uit Kameroen. Na een periode in Algerije en Griekenland, waar zijn asielaanvraag werd afgewezen, arriveerde hij in Nederland en diende hij opnieuw een asielaanvraag in. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 22 maart 2023 afgewezen, met als argument dat de eiser geen fundamentele politieke overtuiging zou hebben en dat zijn vrees voor vervolging niet geloofwaardig was.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de minister onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de specifieke persoonlijke situatie van de eiser en de algemene context in Kameroen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de geloofwaardigheid van de gebeurtenissen in 2013 niet adequaat heeft beoordeeld en dat de politieke overtuiging van de eiser niet voldoende is erkend. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitspraak van de rechtbank en de relevante jurisprudentie. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 1.750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.10854
[V-Nummer]

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum] 1992, van Kameroense nationaliteit, eiser
(gemachtigde: mr. F.W. Verweij),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. R. Radema).

Procesverloop

Bij besluit van 22 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot verlening van een verblijfsvergunning asiel afgewezen.
Op 11 april 2023 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 september 2024. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ook was ter zitting aanwezig R.M.E. Ribbers, tolk in de Franse taal. De meervoudige kamer (hierna: rechtbank) heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Achtergrond
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1992 en afkomstig uit Douala, Kameroen. Hij heeft daar tot 2013 gewoond. Eiser is in 2013 uit Kameroen vertrokken en via Niger naar Algerije gereisd. In 2017 is eiser teruggekeerd naar Kameroen. Vanwege problemen in Kameroen is eiser op 6 november 2018 weer vertrokken en is hij via Istanbul naar Samos in Griekenland gereisd. Eiser heeft in Griekenland asiel aangevraagd en verklaard dat hij niet bekend is met de uitkomst van die aanvraag. Verweerder heeft eiser geïnformeerd dat uit haar systemen blijkt dat de aanvraag die hij in Griekenland heeft gedaan op 11 oktober 2021 is afgewezen. Op 12 augustus 2021 is eiser Nederland ingereisd en heeft hij asiel aangevraagd.
Asielrelaas
2.1.
Eiser heeft aan zijn aanvraag het volgende asielrelaas ten grondslag gelegd. Eiser heeft verklaard dat hij met drie vrienden bij een stembureau heeft geprotesteerd. Dit was tijdens de verkiezingen in 2013 in Kameroen. Eiser heeft toen gezien hoe er mensen werden omgekocht om op de regeringspartij RDCP [1] te stemmen. Een van de mensen van RDCP heeft [naam 1] , een medeprotestant, in haar gezicht geslagen. Hierop is een gevecht ontstaan waarbij eiser een van de omkopers een bloedneus heeft geslagen. Op het moment dat de politie kwam, is eiser met [naam 1] weggerend. Eiser heeft hierop besloten onder te duiken in het dorp van zijn vader. Volgens eiser is na het incident de politie twee keer bij zijn huis langsgekomen en een keer bij het huis van zijn broer. Ook heeft eiser gehoord dat zijn twee andere vrienden, met wie hij heeft geprotesteerd, gearresteerd zijn en overgebracht naar de centrale gevangenis ‘New Bell’. Voorgaande gebeurtennissen zijn voor eiser reden geweest om op illegale wijze, via Niger, naar Algerije te reizen. Eiser heeft in Algerije asiel aangevraagd, maar dat is afgewezen.
2.2.
Verder heeft eiser verklaard dat hij in 2017 is teruggekeerd naar Kameroen en bij aankomst op de luchthaven is geslagen door de douanemedewerkers. Volgens eiser gebeurde dit omdat hij nog steeds wordt gezocht voor het incident in 2013.
2.3.
In 2018 heeft eiser opnieuw in Kameroen problemen gekregen. Dit gebeurde in een restaurant waar op de televisie die aan stond een item werd besproken over problemen tijdens de verkiezingen in het Engelstalige deel van Kameroen. Iemand in het restaurant vroeg zich hardop af waarom de Engelstaligen in Kameroen niet worden uitgeroeid. Eiser is met deze persoon in discussie gegaan. De discussie ontaardde in een vechtpartij. Volgens eiser bleek deze man een agent in burger te zijn en is hij, met hulp van anderen, gearresteerd. Eiser heeft verklaard dat hij drie dagen is vastgehouden en gemarteld. Eiser is door invloed van zijn oom, die een hoge functie bij het leger heeft, vrijgekomen en heeft daarna een aantal maanden ondergedoken gezeten op een onbekende plek.
2.4.
Op 6 november 2018 heeft eiser Kameroen via een luchthaven verlaten. Eiser is hier in Nederland lid geworden van de Nederlandse afdeling van het “Mouvement pour la Renaissance du Cameroun” (MRC). Ook heeft eiser verklaard zich in de toekomst verkiesbaar te willen stellen voor deze partij.
3.1.
Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Gevecht tijdens en vlucht na de gemeenteraadsverkiezingen in 2013;
3. Mishandeling bij terugkeer Kameroen om Verdragsrechtelijke redenen;
4. Arrestatie in het restaurant in 2018 vanwege politieke uitlatingen;
5. Problemen vanwege etnische afkomst;
6. Lidmaatschap politieke partij MRC Nederland;
7. Fundamentele politieke overtuiging.
3.2.
Verweerder acht eisers identiteit, nationaliteit, herkomst geloofwaardig. Dit geldt ook voor eisers verklaringen over zijn gevecht tijdens en vlucht na de gemeenteraadsverkiezingen in 2013 en dat eiser in Nederland lid is geworden van de politieke partij MRC. De andere elementen acht verweerder niet geloofwaardig, en zijn door verweerder daarom niet getoetst op zwaarwegendheid.
Geloofwaardigheid gebeurtenissen in 2013
4. Eiser heeft aangevoerd dat de beoordeling van de geloofwaardigheid van de gebeurtenissen in 2013 op een onjuiste wijze heeft plaatsgevonden. Volgens eiser had verweerder de vechtpartij niet enkel mogen duiden als een commuun delict. Dat eiser en zijn vrienden protesteerden en hij in gevecht raakte is volgens eiser een directe reactie op de omkoping waarvan eiser getuige was. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser in dit kader nog benadrukt dat de omkoping tijdens de gemeenteraadsverkiezing plaatsvond en dat het begrip politieke overtuiging ruim uitgelegd moet worden.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit ten aanzien van het element
“gevecht tijdens en vlucht na de gemeenteraadsverkiezingen in 2013”, ondeugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank is het met eiser eens dat het begrip politieke overtuiging ruim uitgelegd moet worden. De rechtbank is van oordeel dat het voor de hand ligt dat eisers protest vanwege, al dan niet vermeende, omkoping tijdens gemeenteraadsverkiezingen als een uiting van een politieke overtuiging is te kwalificeren. In het verlengde daarvan heeft verweerder niet voldoende gemotiveerd waarom de autoriteiten in Kameroen het protest niet als uiting van een politieke overtuiging zouden hebben opgevat. Omdat het maken van een geloofwaardigheidsbeoordeling tot het domein en de expertise van verweerder behoort, draagt de rechtbank verweerder op met in achtneming van deze uitspraak opnieuw een beoordeling ten aanzien van de gebeurtenissen in 2013 te maken. Voorgaande betekent dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit wordt vernietigd.
5.2.
Nu de rechtbank heeft geoordeeld dat het element
“Gevecht tijdens en vlucht na de gemeenteraadsverkiezingen in 2013”ondeugdelijk is gemotiveerd, dient verweerder - in het kader van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling – te motiveren wat dit betekent voor de andere door verweerder onderscheiden relevante elementen.
Fundamentele politieke overtuiging
6. In het bestreden besluit is aan eiser tegengeworpen dat hij geen fundamentele politieke overtuiging heeft. Naar aanleiding van het arrest S en A [2] van 21 september 2023 van het Hof [3] en de uitspraken van 17 januari 2024 [4] van de Afdeling [5] heeft verweerder in zijn verweerschrift van 28 augustus 2024 opgenomen dat op grond van het arrest nagegaan had moeten worden (1) of er sprake is van een geloofwaardige politieke overtuiging en zo ja, (2) of er sprake is van een gegronde vrees van eiser voor vervolging wegens een dergelijke politieke overtuiging. Weliswaar is volgens verweerder sprake van een beleidswijziging en is het bestreden besluit niet geheel langs deze lijnen genomen, maar dit noopt volgens verweerder – gelet op de in het verweerschrift gegeven nadere motivering – niet tot een andere uitkomst van het bestreden besluit.
Juridisch kader
7.1.
Het Hof heeft in het arrest S en A, voor zover thans van belang, als volgt overwogen:
“45. Uit het voorgaande volgt dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten een uitputtend en grondig onderzoek moeten verrichten van alle relevante omstandigheden met betrekking tot de specifieke persoonlijke situatie van deze verzoeker en van de meer algemene context van zijn land van herkomst, met name wat de politieke, juridische, gerechtelijke, historische en sociaal-culturele aspecten ervan betreft, teneinde vast te stellen of die verzoeker een gegronde vrees heeft om persoonlijk te worden vervolgd wegens zijn politieke overtuiging, en met name wegens enige overtuiging die hem kan worden toegedicht door potentiële actoren van vervolging in zijn land van herkomst [zie in die zin arrest van 12 januari 2023, Migracijos departamentas (Vervolgingsgronden op basis van politieke overtuiging), C-280/21, EU:C:2023:13, punten 33 en 38].” (…)
7.2.
In Informatiebericht (IB) 2024/10 heeft verweerder, voor zover thans van belang, op
pagina 3 het volgende opgenomen;

“(…) De beoordeling van de gestelde vrees voor vervolging

De vrees van een vreemdeling voor vervolging wegens zijn ‘politieke overtuiging’ dient op individuele basis en per geval te worden verricht. Met in achtneming van de relevante informatie over het land van herkomst moet worden beoordeeld of op grond van de gebleken (en dus geloofwaardig geachte) omstandigheden (zoals de verrichte activiteiten en de politieke overtuiging) aannemelijk is dat de vreemdeling in de negatieve belangstelling van potentiële actoren van vervolging staat of zal komen te staan en hierdoor een gegronde vrees heeft om daadwerkelijk te worden vervolgd bij terugkeer in zijn land van herkomst. De beoordeling is gericht op de sterkte van de overtuiging en de eventueel geloofwaardige verrichte activiteiten en de daaraan ontleende vrees bij terugkeer. Daarbij moet ook worden betrokken welke door de gestelde politieke overtuiging gemotiveerde activiteiten de vreemdeling bij terugkeer stelt te willen verrichten of hoe hij of zij anderszins zijn of haar opvatting, mening of gedachte zou willen uiten, en wat de gevolgen daarvan zouden zijn. Op grond van de hieronder beschreven omstandigheden beoordeel je – op basis van de sterkte van de overtuiging en/of de reeds in land van herkomst of land van toevlucht verrichte activiteiten – of aannemelijk is dat de vreemdeling zich op die manier zal uiten en of hij of zij daardoor te vrezen heeft. De vreemdeling moet hierover dan ook bevraagd worden tijdens het gehoor.(…)”
Standpunt eiser
8. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder heeft verzuimd te toetsen aan de eisen zoals die geformuleerd zijn in het arrest S en A. Daaruit volgt dat aan de hand van zijn verklaringen en algemene informatie over de situatie in Kameroen beoordeeld moet worden of eiser in de toekomst mogelijk een risico loopt op vervolging door de Kameroense autoriteiten vanwege een, al dan niet, toegedichte politieke overtuiging. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiser toegelicht dat hij vindt dat verweerder, zoals voorgeschreven in
IB 2024/10, onvoldoende is ingegaan op de vraag welke activiteiten eiser bij terugkeer zal gaan ontplooien om uiting te geven aan zijn overtuiging. Gelet op het voorgaande vindt eiser dat het bestreden besluit geen stand kan houden.
Kern van het geschil
9. Partijen zijn het eens dat er bij eiser sprake is van een politieke overtuiging en dat eiser activiteiten voor MRC in Nederland verricht. Wat partijen verdeeld houdt is de vraag of eiser daardoor gegronde vrees voor vervolging heeft bij terugkeer naar Kameroen en of het onderzoek naar die vraag in deze procedure zorgvuldig – meer specifiek: in lijn met het arrest S en A en met IB 2024/10 – is gebeurd. Verweerder meent dat de politieke overtuiging onvoldoende sterk is en dat de activiteiten voor MRC in Nederland onvoldoende zijn om gegronde vrees voor vervolging in Kameroen aan te nemen. Ook vindt verweerder dat het onderzoek hiernaar en de motivering van dit standpunt in lijn zijn met het arrest S en A en het Informatiebericht. Eiser is het oneens met verweerder, in procedureel en materieel opzicht.
Specifieke persoonlijke situatie
10. De rechtbank stelt vast dat uit het ‘verslag nader gehoor’ is op te maken dat de gehoormedewerker
(GM)van verweerder de volgende vragen heeft gesteld en eiser
(E)als volgt heeft geantwoord [6] ;
GM: “Zou u in Kameroen ook politiek actief willen zijn als u die vrijheid heeft?”
E:
“Ja, dan zou ik dat zeker doen. Misschien zou ik zelfs minister willen worden. Niemand weet wat de toekomst inhoudt, maar ik weet zeker dat ik in de politiek zal blijven.
GM: “Hoe zou u zich in het land van herkomst willen ui[te]ten [7] wat betreft politiek
mocht u daar geheel vrij in zijn?”

E: “Ik begrijp niet helemaal de vraag. Kunt u de vraag een beetje aanpassen.”

GM: “Stel u kunt zich vrij ui[te]tenin Kameroen en u blijft zoals u zei in de politiek. Wat is dan de boodschap die u wilt brengen en hoe zou u dit overbrengen?”

E:
“Nooit opgeven, altijd blijven doorwerken. Net zoals [naam 2] heeft gedaan.”
GM: “Wat zijn de persoonlijke gevolgen wanneer u zich politiek uit en terug komt in
Kameroen?”

E: “Als het is veranderd?”

GM: “Nee, in de huidige situatie.”

E:
“Ik kan nu niet zoveel doen in deze situatie, maar zodra dat voorbij is zullen jullie mij overal zien.”
11. Gelet op de hierboven geciteerde passages is de rechtbank van oordeel dat verweerder er niet in is geslaagd een uitputtend en grondig onderzoek te verrichten naar alle relevante omstandigheden met betrekking tot de specifieke persoonlijke situatie van eiser. Uit eisers antwoorden in het ‘nader gehoor’ is op te maken dat het voor hem niet duidelijk was wat de gehoormedewerker precies van hem wilde weten over zijn politieke activiteiten bij terugkeer. Eiser heeft dit tijdens het gehoor zelf aangegeven en stelt ook een wedervraag ter verduidelijking. Daar komt bij dat uit het ‘nader gehoor’ blijkt dat verweerder van eiser verlangt dat hij antwoord geeft op de vraag welke politieke activiteiten hij in Kameroen zou willen verrichten indien dat
in vrijheidzou kunnen. De rechtbank ziet gelet op het toetsingskader de relevantie van deze vraag niet goed in. Dat is naar het oordeel van de rechtbank ook niet vreemd omdat het arrest ten tijde van het ‘nader gehoor’ nog niet was gewezen, en eiser toen is bevraagd langs de lijnen van een beoordelingskader dat niet meer geldt. [9] Verder overweegt de rechtbank dat ook uit de andere onderdelen van het ‘verslag nader gehoor’ en het ‘verslag aanvullend gehoor’ niet is op te maken dat er aandacht is besteed aan de vraag welke politieke activiteiten eiser bij terugkeer in Kameroen stelt te willen verrichten. Dit betekent dat niet alleen sprake is van strijd met het arrest S en A, maar ook met IB 2024/10 waarin dit voorgeschreven is en ook staat dat staat dat de vreemdeling hierover moet worden bevraagd worden tijdens het gehoor. Ook op dit punt is het beroep gegrond.
Algemene context Kameroen
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende uitputtend en grondig onderzoek gedaan naar de algemene context van Kameroen, teneinde vast te stellen of eiser een gegronde vrees heeft om persoonlijk te worden vervolgd wegens zijn politieke overtuiging. De rechtbank neemt daarvoor de volgende passages van het rapport van “Human Rights Watch, (HRW)” [10] in aanmerking;
“Several groups of Cameroonians face particular risks if returned (not an exclusive or exhaustive list)
[…]

Cameroonians seen as sympathizers to opposition parties can face threats if returned, due to the government’s repression of political opposition and dissent.” [11]
[…]
“All 41 deported people who spoke with Human Rights Watch between December 2020 and January 2022 were either detained, hiding, keeping low profiles, or had fled Cameroon again, at the time of interview. Following their return, nearly all experienced some combination of the human rights violations listed above, or learned that authorities or armed separatists were searching for them among their relatives or neighbors. Government confiscation of their national IDs also restricted their freedom of movement, trapping them in circumstances of hardship and risk.” [12]
[…]

However, deportation from the US appeared to amplify risks. Those on the 2020 flights said their elevated profiles upon return increased their risk beyond their original reasons for fleeing. They attributed this additional risk to several factors: media coverage of their return, including some Cameroonian press labeling them separatists; 51 documents leaked in Cameroon revealing the names of those on the flights; 52 and the confiscation of their IDs upon arrival, substituted by movement passes identifying them as deportees from the US. 53 Nearly every deportee said that police, gendarmes, or military personnel accused them of having gone to the US to “speak ill” of Cameroon or raise support for the separatists, 54 with statements such as: “You are the ones sponsoring the Amba [separatist] fighters” 55 or “destroying the name of the country.” 56 It also may be the case that authorities made assumptions that those being sent back from the United States had access to funds or money and targeted them and their relatives in particular for extortion.” [13]
13. Uit voorgaande passages is naar het oordeel van de rechtbank af te leiden dat verschillende groepen asielzoekers die terugkeren naar Kameroen problemen ondervinden. Een van de groepen die het betreft zijn asielzoekers die, net als eiser, sympathiseren met de oppositie. Op de zitting is met partijen gesproken over de 41 geïnterviewden in het HRW-rapport die allemaal problemen hebben ondervonden in Kameroen. Volgens verweerder is een getal van 41 niet hoog indien dat wordt afgezet tegen het totaal aantal vluchten. Verweerder meent op basis daarvan dat op grond van deze informatie niet gezegd kan worden dat eiser gegronde vrees voor vervolging heeft dan wel een voorzienbaar risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Kameroen. De rechtbank is van oordeel dat dit standpunt zonder nadere motivering geen stand kan houden en dat verweerder dit nader zal moeten motiveren aan de hand van recente en actuele landeninformatie. Ook verweerders standpunt dat alleen prominente leden van het MRC te vrezen zouden hebben voor een risico voor vervolging kan de rechtbank niet volgen. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende duidelijk waar dit op is gebaseerd. Bovendien valt in deze procedure op dat verweerder niet alleen weinig, maar ook geen actuele landeninformatie heeft betrokken. Bij deze stand van zaken is het standpunt van verweerder dat eiser bij terugkeer naar Kameroen geen gegronde vrees heeft voor vervolging vanwege zijn politieke overtuiging dan wel een voorzienbaar risico loopt op ernstige schade, niet houdbaar.
14. Voorgaande betekent dat het beroep ook op dit punt gegrond is. Verweerder zal gelet op het in het arrest S en A beschreven toetsingskader ook nader onderzoek moeten doen naar de algemene context van Kameroen.
Conclusie en gevolgen
15. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit vanwege strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak en in het bijzonder met wat de rechtbank in rechtsoverweging 5.2 heeft opgenomen. Ook zal verweerder eiser moeten horen zoals omschreven in IB 2024/10 en bij het nieuw te nemen besluit zal verweerder het arrest S en A van het Hof in acht moeten nemen. De rechtbank stelt voor het nieuw te nemen besluit een termijn van acht weken.
Proceskosten
16. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van
€ 875,-, en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak.
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D. Arnold, voorzitter, mr. H.J.M. Baldinger en
mr. E. de Rooij, leden, in aanwezigheid van mr. M. Belhaj, griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Rassemblement Démocratique du Peuple Camerounais.
2.ECLI:EU:C:2023:688.
3.Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof).
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.De geciteerde passages zijn afkomstig uit pagina 25 van het verslag nader gehoor.
7.Doorstreping rechtbank.
8.Doorstreping rechtbank.
9.Informatiebericht 2020/62.
10.How Can You Throw Us Back? Asylum Seekers Abused in the US and Deported to Harm in Cameroon’, 10 februari 2022.
11.Idem, p. 22.
12.Idem, p. 29.
13.Idem, p.30 en 31.