In deze tussenuitspraak heeft de rechtbank Den Haag geoordeeld dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de verklaringen van eiseres over huiselijk geweld ten onrechte niet als relevant heeft aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de regeling van 27 maart 2020, waarin Armenië als veilig land van herkomst is aangewezen, niet voldoet aan de wettelijke vereisten. Dit komt doordat het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming en bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Verdrag van Istanboel) niet is betrokken in de beoordeling. De rechtbank verklaart het beroep gegrond op basis van schending van de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank biedt de Staatssecretaris de gelegenheid om de gebreken te herstellen, eiseres opnieuw te horen en een nieuwe integrale geloofwaardigheidsbeoordeling uit te voeren. De zaak betreft een asielaanvraag van eiseres en haar minderjarige kinderen, waarbij de Staatssecretaris de aanvraag als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. De rechtbank heeft op 4 januari 2024 de zaak behandeld en concludeert dat de Staatssecretaris niet heeft aangetoond dat Armenië een veilig land van herkomst is voor vrouwen die slachtoffer zijn van huiselijk geweld. De rechtbank benadrukt dat de bescherming van slachtoffers van huiselijk geweld moet worden gewaarborgd en dat de relevante internationale verdragen in acht moeten worden genomen.