ECLI:NL:RBDHA:2021:1001

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2021
Publicatiedatum
11 februari 2021
Zaaknummer
NL20.21304 en NL20.21305
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Keniaanse vrouw met baby wegens ongeloofwaardigheid en problemen met autoriteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 januari 2021 uitspraak gedaan in het asielverzoek van een Keniaanse vrouw, die samen met haar minderjarige zoon asiel heeft aangevraagd. De vrouw heeft aangevoerd dat zij in Kenia in de negatieve belangstelling staat van de autoriteiten vanwege haar betrokkenheid bij een organisatie die zich inzet voor betere geestelijke gezondheidszorg, en dat zij te maken heeft gehad met huiselijk geweld van haar ex-verloofde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw op 24 april 2017 asiel heeft aangevraagd en dat haar zoon op [geboortedatum 3] 2017 is geboren. De aanvraag is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de vrouw niet in staat is gebleken haar asielmotieven geloofwaardig te onderbouwen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de problemen met haar ex-verloofde en de autoriteiten niet geloofwaardig zijn, en dat de documenten die de vrouw heeft overgelegd niet op echtheid konden worden vastgesteld door het Bureau Documenten. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag als terecht beoordeeld en het beroep van de vrouw ongegrond verklaard. Tevens is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de vrouw geen belang meer had bij de behandeling daarvan na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.21304 en NL20.21305
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres] , eiseres

[V-nummer 1] ,
mede namens haar minderjarige zoon
[appellant] ,
[V-nummer 2]
(gemachtigde: mr. I.J.M. Oomen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.H. Noordeloos).

ProcesverloopBij besluit van 9 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 januari 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en mevrouw [naam 1] , maatschappelijk werkster. Als tolk is verschenen A.M. Nakamya. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Procedure
1. Eiseres heeft de Keniaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum 2] 1984. Zij heeft op 24 april 2017 een aanvraag om asiel ingediend. Op [geboortedatum 3] 2017 is haar zoon [appellant] geboren. Verweerder heeft eiseres vervolgens drie maal gehoord over haar asielmotieven, laatstelijk op 21 oktober 2019. Op 9 december 2019 is er een voornemen uitgebracht. In haar reactie daarop heeft verzoekster in januari 2020 een viertal documenten overgelegd. Die zijn door vereerder aangeboden aan het Bureau Documenten, dat heeft geconcludeerd dat de documenten niet op echtheid te beoordelen zijn.
Verweerder heeft voor eiseres ook advies ingewonnen bij het Bureau Medische Advisering. Dat heeft geconcludeerd dat bij uitblijven van de (al lopende) behandeling geen
medische noodsituatie op korte termijn is te verwachten, omdat het toestandsbeeld
en de voorgeschiedenis daarvoor geen aanleiding geven.
Asielrelaas
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij in de negatieve belangstelling stond van de Keniaanse autoriteiten vanwege haar organisatie [genaamd] . Hiermee strijdt zij voor betere geestelijke gezondheidszorg in Kenia, onder andere door demonstraties te organiseren. Bij haar organisatie zijn ook veel gays betrokken, omdat zij kampen met psychische problematiek. Bij drie demonstraties heeft de politie haar in het vizier gehad en haar vragen gesteld. Haar ex-verloofde [naam 2] was ook betrokken bij deze organisatie en van hem werd zij zwanger. Bij hem kreeg ze te maken met huiselijk geweld. Na een ruzie waarbij hij had gedreigd om naar de politie te stappen om aangifte te doen dat zij lesbisch is, is zij bij een vriend ondergedoken geweest. Na precies twee weken is zij met het vliegtuig naar het buitenland gevlucht. Zij vreest om vervolgd te worden en de voogdij over haar kind te verliezen omdat zij ervan verdacht wordt lesbisch te zijn, wat zij niet is. Daarbij vreest zij voor de invloedrijke familie van haar ex, waardoor zij geen eerlijk proces zal krijgen.
Besluitvorming verweerder
3.1.
Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1) haar identiteit, nationaliteit en herkomst;
2) haar problemen met haar ex-verloofde;
3) haar problemen met de Keniaanse autoriteiten.
3.2.
Verweerder vindt haar identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Echter, hij heeft zich op het standpunt gesteld dat haar problemen met haar ex-verloofde en met de Keniaanse autoriteiten niet geloofwaardig zijn, omdat eiseres hierover tegenstrijdig en ongerijmd heeft verklaard. Verder vindt verweerder dat eiseres zonder verschoonbare reden haar paspoort heeft vernietigd. Hij concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
Standpunt van eiseres
4.
4.1.
Eiseres voert aan dat zij zich tijdens de gehoren niet goed kon uitdrukken vanwege de aanwezigheid van haar kind. Ook is zij tijdens de (nadere) gehoren niet gewezen op de tegenstrijdigheden in haar relaas over hoe haar ex zich tot de politie heeft gewend. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte het huiselijk geweld door haar ex niet als relevant element beoordeeld, omdat dit kan worden gezien als geweld tegen een sociale groep in de vluchtelingendefinitie en als element in de risicobeoordeling van artikel 3 EVRM. [2]
4.2.
Eiseres stelt verder zij dat zij voor activiteiten in haar organisatie, zoals hulp aan LHBT’ers in de negatieve belangstelling staat van de autoriteiten. Zij heeft ter onderbouwing van dit standpunt na een voornemen van 9 december 2019 vier documenten overgelegd, waaruit zou blijken dat zij verdacht wordt van het toestaan en verhullen van homoseksuele handelingen in haar organisatie, in strijd met het Keniaanse Wetboek van Strafrecht:
  • Charge sheet (een pagina waarop de verdenkingen zijn uiteengezet);
  • Arrestatiebevel;
  • Dagvaarding;
  • Verklaring van haar Keniaanse advocaat.
4.3.
Eiseres stelt dat nu Bureau Documenten deze documenten niet heeft kunnen controleren op authenticiteit, er ook geconcludeerd kan worden dat er geen wijzigingen in de documenten zijn aangebracht. Daarom had verweerder nader onderzoek kunnen en moeten (laten) doen, bijvoorbeeld een individueel ambtsbericht door het ministerie van Buitenlandse Zaken, als bedoeld in werkinstructie 2014/10.
4.4.
Zij stelt verder dat de verklaring van haar Keniaanse advocaat niet tegenstrijdig is aan haar verklaringen, omdat zij niet eerder op de hoogte was van een strafproces, terwijl die advocaat dacht dat ze daarvoor was gevlucht. Haar psychische problematiek en problematische zwangerschap en zorgen om haar kind maakte het voor haar niet mogelijk om eerder contact op te nemen met die advocaat.
4.5.
Ten behoeve van haar zoon voert eiseres aan dat hij een BMA-beoordeling had moeten krijgen. Er is sprake van ontwikkelingsproblematiek. Ook moet verweerder beoordelen of er in zijn geval sprake is van 'overige klemmende redenen van humanitaire aard'. Onderzocht moet worden of het belang van de jonge minderjarige (zijn veiligheid en ontwikkeling) in de weg staat aan terugkeer van het kind en zijn moeder gelet op de gewelddadige vader. Terugkeer naar Kenia betekent groot risico, nu eiseres niet kan terugvallen op een netwerk.
Beoordeling
Zorgvuldigheid horen
5. De rechtbank stelt voorop dat verweerder eiseres in totaal drie keer heeft gehoord over haar asielmotieven. Dat is in een tijdsbestek van in totaal vier maanden door verschillende ambtenaren en tolken gebeurd, met aanzienlijke tussenpozen. Uit de verslagen van de gehoren blijkt dat – ondanks dat het zoontje van eiseres de gehoren herhaaldelijk heeft verstoord – zij telkens tevreden was over hoe de gehoren zijn verlopen.
Problemen met [naam 2]
6. Verweerder mocht de problemen met [naam 2] in de basis zien als privéproblemen. Eiseres vreesde dat [naam 2] haar zoon zal afnemen, en schetste relatieproblemen en huiselijk geweld. Duidelijk is dat eiseres bang is het gezag over [appellant] te verliezen. Ook als de rechtbank daarvan uitgaat, maakt dat nog niet dat verweerder eiseres bescherming dient te verlenen. Verweerder wijst er terecht op dat eiseres zelf verklaard heeft van [naam 2] niets meer gehoord te hebben en dat hij met andere dingen bezig is.
7. Verweerder mocht verder aan eiseres tegenwerpen dat zij ongerijmd heeft verklaard over dat en waarom [naam 2] van gedachte zou zijn veranderd over haar organisatie. Niet valt in te zien dat hij aangifte tegen haar of haar organisatie zou doen en welke bewijzen hij dan zou kunnen overleggen, terwijl hij eerder het doel van die organisatie onderschreef en er zelf bij betrokken was. Dat verweerder vraagtekens zet bij het doel van die aangifte, past ook bij het gegeven dat hetgeen binnen die organisatie gebeurde niet illegaal was.
Problemen met de Keniaanse autoriteiten
8. De rechtbank oordeelt ook dat verweerder terecht de vervolging door de Keniaanse autoriteiten ongeloofwaardig mocht achten. Eiseres heeft niet concreet gemaakt dat en hoe zij in de negatieve belangstelling van de autoriteiten is komen te staan. Op de vraag of de autoriteiten niet al wisten dat er LHBT’ers actief waren in haar organisatie heeft eiseres het volgende verklaard: “De vraag stellen is één. Een vervolging is twee. Daar moeten ze wel bewijs voor hebben.” Dat past bij het gegeven dat haar organisatie legaal was, maar roept eens te meer de vraag op waarom eiseres dan in de negatieve belangstelling van de autoriteiten zou staan. Zelfs al zou worden aangenomen dat de ex-verloofde van eiseres, [naam 2] , bereid zou zijn geweest met informatie over de organisatie naar de autoriteiten te stappen, valt niet in te zien met welke bewijzen [naam 2] had kunnen komen. Dat [naam 2] de autoriteiten zover zou hebben gekregen tot vervolging over te gaan enkel met behulp van omkoping, zoals eiseres zelf heeft verklaard, is zoals verweerder constateert slechts gebaseerd op vermoedens en niet nader onderbouwd. Eiseres heeft wel verklaard dat de politie bij drie demonstraties haar verhoord heeft, de laatste in december 2016, maar onduidelijk blijft waarom de douane eiseres vijf maanden later, in april 2017, ongehinderd liet uitreizen op haar eigen paspoort.
9. De door eiseres overgelegde documenten die zouden bewijzen dat zij te vrezen heeft voor de autoriteiten kunnen haar niet baten. Bureau Documenten heeft deze stukken beoordeeld en kan de authenticiteit ervan niet vaststellen. Die vaststelling is gedaan tegen de achtergrond dat uit openbare bronnen blijkt dat corruptie in Kenia een veelvoorkomend fenomeen is en dat dergelijke documenten op illegale wijze verkregen kunnen worden tegen betaling.
10. De vraag die dan resteert is of verweerder op andere wijze onderzoek zou moeten doen naar die documenten. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Norm voor de feitelijke beoordeling in asielzaken is niet of verweerder al het mogelijke heeft gedaan om uit te sluiten dat sprake is van vervolging. Het ligt primair op de weg van degene die om asiel verzoekt om dat verzoek te onderbouwen, niet alleen met een relaas maar ook zo veel mogelijk met documenten. Verweerder mocht aan eiseres tegenwerpen dat zij die documenten zo laat heeft overgelegd. Verweerder wijst er ook terecht op dat het belang van documenten van meet af aan aan eiseres is voorgehouden. Bovendien heeft verweerder eiseres in ruime mate in de gelegenheid gesteld om haar relaas te doen. Onder die omstandigheden brengt noch de samenwerkingsverplichting, noch het arrest Singh [3] en evenmin het beginsel van fair play met zich dat verweerder gehouden zou zijn een aanvullend onderzoek naar de documenten te gelasten, waarvan de meerwaarde en de uitkomst onzeker is. Het beroep op de uitspraak van de Afdeling van 18 december 2017 [4] en werkinstructie 2014/10 slaagt daarom niet.
11. Daar komt inhoudelijk bezien nog het volgende bij. Met verweerder acht de rechtbank het bevreemdend dat de documenten zijn gedateerd op november 2017, terwijl eiseres al in april 2017 is gevlucht. Ook heeft haar advocaat haar in de brief van 11 december 2019 geschreven verbijsterd te zijn dat zij heel goed weet verdachte te zijn en voor de rechtbank moet verschijning en dan besluit ondergronds te gaan voor twee jaar zonder enige communicatie. Dat dat vragen oproept bij verweerder, is te begrijpen. Ook hierover heeft eiseres echter geen opheldering gevraagd bij haar advocaat.
BMA [appellant]
12. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat er voor [appellant] geen BMA-advies gevraagd hoefde te worden, omdat – zoals ter zitting is bevestigd – [appellant] (nog) geen behandeling ondergaat.
Overige klemmende humanitaire redenen
13. Namens eiseres is ook nog een uitdrukkelijk beroep gedaan op de door verweerder ambtshalve te beoordelen overige klemmende redenen van humanitaire aard als grond voor verblijf. Daarbij is verwezen naar Tussentijds Bericht Vreemdelingencirculaire (TBV) 2019/7.
14. Dat ter zitting gedane beroep stuit reeds af op het bepaalde in artikel 3:6a van het Vreemdelingenbesluit, waarin een dergelijke grond voor ambtshalve vergunningverlening in een asielprocedure niet wordt genoemd.
15. Ter zitting heeft eiseres de rechtbank geëmotioneerd voorgehouden dat zij niet zonder reden op de vlucht is geslagen. Zij had immers een goede baan bij de universiteit, die zou zij niet lichtzinnig opgeven. Zij wordt nu al bijna vier jaar opgevangen in Nederland, maar dit ervaart zij als een gevangenis.
16. Ook al neemt de rechtbank aan dat eiseres niet lichtzinnig en niet zonder reden is vertrokken aan Kenia, dan maakt dat nog niet dat verweerder haar asiel dient te verlenen. Voor het verlenen van asiel is meer nodig: niet een persoonlijke, subjectieve vrees voor vervolging, maar een vrees die objectief gerechtvaardigd is. Dat is ook wat verweerder heeft beoordeeld. Voor zover sprake is van vrees voor familie ( [naam 2] ) die leidt tot het vertrek, is ook die vrees op zich niet genoeg, maar moet die vrees ook nog eens asielrechtelijk relevant zijn. Daarvan is hier echter niet gebleken.
Conclusie
17. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Omdat hiermee op het beroep is beslist, heeft eiseres geen belang meer bij de behandeling van haar verzoek om een voorlopige voorziening, dat zal daarom worden afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, rechter, in aanwezigheid vanmr. T. Rijs, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan, voor zover gericht tegen het beroep, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Tegen de beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31 in combinatie met artikel 30b, eerste lid, aanhef onder d en e, van de Vreemdelingenwet (Vw).
2.Verdrag tot beschermingen van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Uitspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM) van 2 oktober 2012 inzake Singh tegen België, 33210/11, ECLI:NL:XX:2012:BY3194, EHRC 2013/7 en JV 2012, 478, r.o. 100.
4.Uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3468.