ECLI:NL:RBDHA:2024:17440
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-tijdig beslissen op aanvraag verblijfsvergunning asiel leidt tot niet-ontvankelijkheid beroep
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat er niet tijdig is beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten en het onderzoek heeft gesloten zonder verdere behandeling. Eiseres had op 16 november 2023 haar asielaanvraag ingediend, en volgens het besluit WBV 2023/3, dat op 27 januari 2023 van kracht is gegaan, zijn de beslistermijnen voor asielaanvragen die zijn ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024 met negen maanden verlengd. Dit betekent dat de minister uiterlijk op 16 februari 2025 op de aanvraag van eiseres moet beslissen.
Eiseres heeft op 6 augustus 2024 een ingebrekestelling ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat deze te vroeg is ingediend, omdat de verlengde beslistermijn nog niet was verstreken. Hierdoor is niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door de minister. De rechtbank volgt het standpunt van eiseres niet en verwijst naar een eerdere uitspraak van 16 februari 2024, waarin is geoordeeld dat de minister voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de situatie zoals bedoeld in de wet zich voordeed.
De rechtbank concludeert dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is, omdat de ingebrekestelling prematuur was. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door rechter M.C. Verra en is op 22 oktober 2024 openbaar gemaakt.