ECLI:NL:RBDHA:2024:17437
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkverklaring van een asielaanvraag van een Syrische eiser met internationale bescherming in Roemenië
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 21 oktober 2024, wordt het beroep van een Syrische eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn asielaanvraag beoordeeld. De rechtbank heeft het beroep op 24 september 2024 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde, mr. A. Khalaf, aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister van Asiel en Migratie, mr. M. Verzijden. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat de eiser in Roemenië internationale bescherming geniet. De eiser had op 7 mei 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar de minister verklaarde deze aanvraag niet-ontvankelijk, verwijzend naar de bescherming die de eiser in Roemenië heeft ontvangen.
De rechtbank overweegt dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen internationale bescherming geniet in Roemenië, ondanks zijn betoog dat hij onder dwang een asielaanvraag heeft ingediend. De rechtbank stelt vast dat de minister zich op basis van Eurodac en bevestigingen van de Roemeense autoriteiten op het standpunt heeft gesteld dat de eiser op 22 mei 2024 de subsidiaire beschermingsstatus heeft verkregen. De rechtbank oordeelt dat de minister niet verplicht was om te verifiëren of deze status in de toekomst zou worden ingetrokken, aangezien er geen concrete aanwijzingen zijn dat dit zal gebeuren.
De rechtbank behandelt ook de argumenten van de eiser over mishandeling en vernedering door Roemeense autoriteiten, maar concludeert dat de minister niet verplicht was om hier verder op in te gaan, omdat er geen schending van artikel 3 van het EVRM is aangetoond. De rechtbank bevestigt dat de minister mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat de behandeling van de eiser in Roemenië in overeenstemming is met de Europese mensenrechtenverdragen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de niet-ontvankelijkverklaring van de asielaanvraag.