ECLI:NL:RBDHA:2024:17425

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
25 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.24553
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om proceskostenvergoeding na afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding na de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de minister van Asiel en Migratie. Verzoekers, die gezamenlijk op 28 oktober 2022 een aanvraag indienen, hebben de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun aanvraag. Na een afwijzing van de aanvraag op 16 september 2024, hebben verzoekers hun beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek, waarop de minister heeft aangegeven bereid te zijn de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 437,50, evenals het betaalde griffierecht van € 187,-. De rechtbank heeft het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen en heeft uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.24553

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,
gezamenlijk: verzoekers,
(gemachtigde: mr. D. de Vries),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Verzoekers hebben op 28 oktober 2022 een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] (referent) in het kader van nareis.
Op 22 juni 2023 en 15 augustus 2023 hebben verzoekers de minister in gebreke gesteld waarna zij op 13 juni 2024 (opnieuw) beroep hebben ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun aanvraag.
Bij besluit van 16 september 2024 heeft de minister de aanvraag van verzoekers afgewezen.
Verzoekers hebben vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding van proceskosten.
De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. De minister heeft hierop gereageerd. De minister is bereid de proceskosten voor het indienen van het beroep te vergoeden tot een bedrag van € 437,50. Tevens is de minister bereid het betaalde griffierecht te vergoeden tot een hoogte van € 187,-.
Omdat het verzoek als kennelijk gegrond wordt toegewezen, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
2. Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dat is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. De rechtbank stelt vast dat de minister aan verzoekers tegemoet is gekomen door tijdens het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een beslissing te nemen op de aanvraag van verzoekers.
4. De rechtbank stelt vast dat de minister in het bericht van 25 september 2024 heeft toegezegd de proceskostenvergoeding aan verzoekers te zullen betalen.

Conclusie en gevolgen

5. Het verzoek is kennelijk gegrond. Dat betekent dat verzoekers gelijk krijgen.
6. De rechtbank veroordeelt de minister in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). De minister moet ook het betaalde griffierecht aan verzoekers betalen.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 187,- aan verzoekers te vergoeden;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen-Telman, rechter, in aanwezigheid van
F.Q. Peters, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.