In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.
Eiser heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen. De rechtbank verleent eiser deze vrijstelling, omdat hij voldoende heeft aangetoond dat hij aan de voorwaarden voldoet. Verweerder hanteert vanaf 15 januari 2024 in nareiszaken het first-in first-out (fifo)-principe. De rechtbank wijst het verzoek van verweerder om aanhouding van het beroep af, omdat dit de prikkel wegneemt om voortvarend tot een beslissing te komen.
Eiser heeft op 20 september 2023 zijn aanvraag ingediend, en verweerder heeft de ontvangst hiervan bevestigd op 22 september 2023. Verweerder moet uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslissen, maar heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd. Eiser heeft verweerder op 30 maart 2024 in gebreke gesteld, wat betekent dat het beroep terecht is ingediend. De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na de uitspraak moet beslissen, maar legt een termijn van acht weken op voor de beslissing. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, wat betekent dat eiser gelijk krijgt. Verweerder moet binnen de opgelegde termijn een besluit op de aanvraag bekendmaken. Indien verweerder dit niet doet, moet hij een dwangsom betalen. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten, vastgesteld op € 437,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.