ECLI:NL:RBDHA:2024:1741

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
627944 / 22-332
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige overheidsdaad door foutieve registratie en verwerking van persoonsgegevens van eiser door de Staat, Politie en Gemeente

In deze bodemzaak heeft eiser, die in 2015 als vrijwilliger en woordvoerder bij een moskee in Gouda actief was, de Staat, de Politie en de Gemeente aangeklaagd wegens onrechtmatige overheidsdaad. Eiser stelt dat zijn persoonsgegevens onrechtmatig zijn verwerkt, wat heeft geleid tot frequente controles en het ontzeggen van toegang tot Mexico en de Verenigde Staten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verwerking van zijn persoonsgegevens door de Politie en de Staat deels onrechtmatig was, maar dat de Gemeente niet betrokken was bij deze onzorgvuldige gedragingen. Eiser vorderde schadevergoeding en een verklaring voor recht dat de Staat c.s. onrechtmatig heeft gehandeld. De rechtbank oordeelde dat de Staat c.s. onrechtmatig heeft gehandeld door de gegevens van eiser niet conform de Wet Politiegegevens (Wpg) te verwerken. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding toegewezen, maar de vordering tot het geven van bevelen werd afgewezen omdat deze te onbepaald waren. De rechtbank heeft de Staat c.s. hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel
Zaaknummer: C/09/627944 / HA ZA 22-332
Vonnis van 14 februari 2024
in de zaak van
[eiser]te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: eiser,
advocaat: mr. M.P. Smal te Rotterdam,
tegen

1.DE (NATIONALE) POLITIE te Den Haag ,2. DE GEMEENTE GOUDA te Gouda ,3. DE STAAT DER NEDERLANDEN (Min. v. Justitie en Veiligheid) te Den Haag ,

gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: de Staat c.s.,
afzonderlijk te noemen: de Politie, de Gemeente en de Staat,
advocaat: mr. N.N. Bontje te Den Haag.

1.Samenvatting

1.1.
Eiser was in 2015 vrijwilliger en woordvoerder bij een moskee in Gouda . De Politie en de Gemeente hielden de moskee in die periode in de gaten, onder meer omdat leden van de geloofsgemeenschap waren uitgereisd naar Syrië en Irak. Eiser is zelf nooit verdachte geweest van terroristische activiteiten, maar had contacten met mensen die daarvan wel werden verdacht. Op enig moment is besloten om eiser in de gaten te gaan houden; daartoe zijn zijn persoonsgegevens in verschillende systemen verwerkt. Eiser is in de periode daarna vaak staande gehouden en gecontroleerd; hem is ook de toegang tot Mexico en de Verenigde Staten (VS) ontzegd. Eiser vermoedt dat dit door de registratie komt; hij heeft het proberen uit te zoeken maar komt er niet achter hoe het precies is gegaan.
1.2.
In deze procedure vraagt eiser de rechtbank voor recht te verklaren dat de Staat c.s. onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. Daarnaast vordert hij schadevergoeding op te maken bij staat en veroordeling van de Staat c.s. om hem te helpen zijn naam van alle internationale lijsten en buitenlandse nationale lijsten verwijderd te krijgen en om een inreisvisum voor de VS te krijgen. De Staat c.s. voert verweer. Hij meent dat niet is gebleken dat de problemen die eiser ervaart door de verwerking van zijn gegevens door de Staat c.s. zijn veroorzaakt, en meent verder dat wat eiser vordert, niet kan.
1.3.
De rechtbank oordeelt dat de verwerking van de persoonsgegevens van eiser door de Politie en de Staat deels onrechtmatig is geweest en veroordeelt de Politie en de Staat tot vergoeding van de schade die eiser daardoor lijdt, op te maken bij staat. Niet is gebleken dat de Gemeente betrokken was bij de onzorgvuldige gedragingen. De gevorderde bevelen zijn te onbepaald, zodat de rechtbank die afwijst.
1.4.
In dit vonnis zet de rechtbank eerst op een rij hoe de procedure is verlopen (§2), van welke feiten (§3) en welk wettelijk kader (§4) zij bij haar beoordeling is uitgegaan, en wat eiser precies heeft gevorderd (§5). Daarna beoordeelt de rechtbank eerst het verweer van de Staat c.s. dat eiser zijn vorderingen bij de bestuursrechter had moeten instellen (§6). Tenslotte komt de rechtbank toe aan de inhoudelijke beoordeling van de vorderingen van eiser (§7). Het vonnis sluit af met de beslissing (§8).

2.De procedure

2.1.
Het procesdossier bestaat uit:
- de dagvaarding van 24 maart 2022 met een verzoek om een voorlopige voorziening en producties 1-26;
- de conclusie van antwoord met uitlating voorlopige voorziening van 1 juni 2022 met producties 1-24;
- de rolbeslissing van 15 juni 2022, waarin besloten is de voorlopige voorziening tegelijk met de hoofdzaak te behandelen;
- het tussenvonnis van 6 juli 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- het bericht van de griffie van 10 oktober 2022 met daarin een bevel aan eiser om te reageren op de ontvankelijkheidsverweren;
- de akte van eiser van 10 oktober 2022 met producties 27-38;
- de akte van eiser van 18 oktober 2022 met producties 39-43;
- de akte van eiser van 19 oktober 2022 met producties 44-45;
- de akte van eiser van 20 oktober 2022 met productie 46 en een wijziging van eis;
- de akte van de Staat c.s. van 16 november 2022 met daarin nadere informatie en producties 25-27;
- de akte van eiser van 14 december 2022 en overlegging producties 47-50;
- de antwoordakte, tevens akte houdende overlegging nadere producties van de Staat c.s. van 11 januari 2023 met producties 28-31;
- de antwoordakte van eiser van 25 januari 2023;
- de brief van eiser van 8 maart 2023 met verzoek verwijzing naar parkeerrol in afwachting van nadere informatie;
- het bericht van de griffie van 27 maart 2023 met bericht dat de mondelinge behandeling op 20 juni 2023 door zou gaan;
- het bericht van de griffie van 25 mei 2023 met een zittingsagenda;
- de akte overlegging producties 51-55 van eiser ontvangen op 8 juni 2023;
- de akte met producties 32-37 van de Staat c.s. ontvangen op 8 juni 2023;
- de akte eiser van 4 oktober 2023 met producties 56 en 57 en een wijziging van eis;
- de antwoordakte van de Staat c.s. van 1 november 2023.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2022; daarna is de zaak verwezen naar de meervoudige kamer. De mondelinge behandeling is op 20 juni 2023 voortgezet voor de meervoudige kamer. Partijen zijn beide keren verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Zij hebben de zaak toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. Tijdens de eerste mondelinge behandeling heeft eiser afgezien van zijn verzoek om een voorlopige voorziening. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er tijdens beide zittingen is besproken.
2.3.
Ten slotte is de datum bepaald waarop dit vonnis wordt gewezen.

3.De feiten

3.1.
In 2015 was eiser actief als vrijwilliger en woordvoerder bij een geloofsgemeenschap in Gouda . Als woordvoerder had eiser contact met de Gemeente en de wijkagent.
3.2.
In mei 2015 heeft eiser voor familieleden van verschillende naar Syrië of Irak uitgereisde personen e-mails gestuurd naar binnenlandse en buitenlandse autoriteiten.
3.3.
In 2016 heeft de geloofsgemeenschap waartoe eiser behoorde aan fondsenwerving gedaan om de aankoop van een pand voor een nieuw religieus en maatschappelijk centrum te financieren. De Gemeente wilde hierbij betrokken zijn om zeker te weten dat er geen geld uit Saoedi Arabië of Qatar zou komen. Ook het lokale driehoeksoverleg keek mee omdat op een van de inzamelingsmomenten een prediker had gesproken die in verband werd gebracht met het aanzetten tot radicalisering.
3.4.
In 2017 heeft eiser zijn rol als woordvoerder van de Goudse geloofsgemeenschap neergelegd.
3.5.
Over wat er daarna is gebeurd, is in deze procedure geen duidelijkheid gekomen. Uit de overgelegde stukken maakt de rechtbank in elk geval het volgende op.
3.6.
Op 30 juni 2017 zijn de naam, religie en woonplaats van eiser geregistreerd door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), met als ontvangers “
doelgroep binnen de NCTV”. Later is daaraan informatie uit openbare bronnen toegevoegd (Facebook en AD /Groene Hart), met als doel: “
identificatie en analyse dreigingen/risico’s op gebied terrorisme en nationale veiligheid”.
3.7.
Op 29 juni 2018 zijn de persoonsgegevens van eiser opgenomen in het algemene politiesysteem OPS [1] met Code 250 (“
voorzichtig, aandacht trekken, wacht op instructies”) en in het politiesysteem Amazone , [2] met daarbij de vermelding “
subject van CTER in doelgroep radicalisering (Jihadisme)”. [3]
3.8.
In het dossier dat de KMar over eiser bijhield, is op 30 september 2020 een registratie met nummer [nummer] in het BPS-systeem gezet. Daarin staat onder meer:
“(…)
Subject beoordeeld door IKP CTER KMAR Subject is CTER-matig gekend in ed regio [regio] en staat zo ook dusdanig in het systeem. Opvallend zijn de korte reizen naar [plaats] die het subject dit jaar maakt, onderstaand een overzicht.
[tabel met vlieggegevens]
Op basis van de thans beschikbare informatie is deze persoon door IKP CTER KMAR ingediend als CTER-waardig (oranje) de persoon wordt in de systeem gemonitord door CTER-eenheden, u wordt verzocht bij controle zoveel mogelijk informatie over persoon, de omstandigheden etc. te muteren in BPS / BVH met project CTER-inwinplan.
Registratie: [registratienummer 1] BPS/ Signalering ( [datum 1] -2020)
“Betrokkene stond in het NL-SlS- II [4] gesignaleerd als onopvallende controle (ONOPV)”
Registratie: [registratienummer 2] BPS/ Signalering ( [datum 2] -2020)
“Betrokkene stond in het NL-SlS- II gesignaleerd als onopvallende controle (ONOPV)”
Registratie: [registratienummer 3] BPS/ Signalering ( [datum 3] -2020)
“Betrokkene stond in het NL-SlS- II gesignaleerd als onopvallende controle (ONOPV)”
Registratie: [registratienummer 4] BPS/ Signalering ( [datum 4] -2020)
“Betrokkene stond in het NL-SlS- II gesignaleerd als onopvallende controle (ONOPV)”
Subject is door IKP -CTER beoordeeld. Subject is CTERmatig gekend in de politie systeem en tevens Summ -it. Subject heeft in BVIB de volgende melding: "Inlichtingen / radicalisme District G”.
Op basis van de thans beschikbare informatie is deze persoon door IKP CTER KMAR ingediend als CTER-waardig ( Oranje ) de persoon wordt in de systeem gemonitord door CTER-eenheden, u wordt verzocht bij controle zoveel mogelíjk informatie over persoon, de omstandigheden, ect. te muteren in BPS / BVH met project CTER-inwinplan en te mailen naar [e-mailadres 1] / [e-mailadres 2]
3.9.
Op 1 oktober 2020 is het volgende vertrouwelijke mutatierapport opgemaakt op de aandachtsvestiging van 6 november 2018, door een medewerker van de Afdeling Informatieknooppunten van de politie Eenheid [X] , met de projectcode CTER:
Toelichting bij zelfstandige actie
Persoon is subject van CTER (Jihadisme) en is opgenomen in doelgroep Radicalisme District G. Zie Amazone voor plan van aanpak.
Hij staat tevens gesignaleerd in OPS code 250 (aandachtsvestiging)
Signalering verlengd tot 3l/10/2020.
Aanvulling 01-10-20 [naam ambtenaar] ( […] )
op verzoek van de regiegroep is [eiser] verwijderd uit Amazone en OPS.”
3.10.
Begin juni 2021 is eiser enkele uren opgehouden op een vliegveld in Mexico en vanuit daar via Istanbul teruggestuurd naar Amsterdam . Eiser heeft daarover op 4 juni 2021 een bericht op Twitter gezet.
3.11.
Naar aanleiding van het Twitterbericht van eiser wordt er op 12 augustus 2021 door een medewerker van het basisteam Gouda van de politie Eenheid [X] een mutatie “Toelichting bij zelfstandige actie” toegevoegd, met de projectcode CTER. Daarin staat onder meer:

Eind van de middag werd ik zelf gebeld door [eiser].
(…)
Ik heb hem, net als 2 jaar geleden, uitgelegd dat hij nooit op een lijst van de gemeente heeft gestaan maar wel op een interne politielijst van politie Gouda . We hebben, politie-gemeente, wel met elkaar over hem gesproken. De politielijst was omdat wil zorgen hadden over hem en zijn omgang met CTER personen, zoals bijvoorbeeld [naam prediker] of leden van de [aanduiding derden] ea. En dat wij hem in de gaten wilden houden om te zien met wie hij omging en wie hij zelf was.
Dat brengt het onderwerp radicalisering met zich mee en wij hadden daar toen reden toe.
Daarbij heb ik uitgelegd dat hij een paar jaar lang een signalering op zijn naam heeft gehad zodat wij informatie over hem ontvingen als hij ergens gezien werd. En dat hij daarom bv door de KMAR vragen gesteld kreeg. En dat die signaleringen er sinds oktober 2020 vanaf zijn. Hoewel hij het er niet mee eens was dat hij op een lijst stond, hij snapte hij wel dat dit ons werk was. Ik heb hem heel duidelijk uitgelegd dat hij nooit op een internationale lijst heeft gestaan.
(…)
Sinds het contact met [eiser] hierover had ik een aantal zaken uitgezet en uitgelopen, zoals hierboven beschreven. Van LIRC nog geen antwoord, vandaag 26-07 om antwoord gevraagd.
Tevens in de afgelopen 2 weken meerdere malen contact gehad met LE DLIO /CTER met de vraag of er (in)formeel over [eiser] info is gedeeld met het buitenland.
In antwoord hierop van TL DLIO /CTER:
“[eiser, geboortedatum] heeft zover ik kan zien geen actuele signaleringen;
- In Summ -IT heeft hij geen dossierhouder (meer) dus staat hij niet (meer) op de afstemmingslijst.
- Alleen personen op de afstemmingslijst worden/werden gedeeld met de FBI maar als hij daar nooit op heeft gestaan kan dat het niet zijn. Ik heb nog even in de TSDB (FBI) gezocht maar ook daar staat hij niet in.
- Geen signaleringen in SIS en Interpol , ook niet op zijn paspoortnummer
- Zijn laatste mutatie in Summ -IT is van 30/09/2020”
SUMM -it is het landelijke opsporingssysteem voor de gehele recherche.
Daarna nog aantal maal telefonisch contact gehad. [eiser] heeft niet op lijsten gestaan en over hem is geen informatie gedeeld.
Ook over zijn broer (…), wel CTER subject , is geen informatie gedeeld met het buitenland omdat hij niet de juiste notificaties achter zijn naam had. Hij was facilitator en geen (potentieel) uitreiziger dus info over hem zou niet gedeeld zijn. Ook is er nog een internationale database (naam niet voor deze mutatie bestemd, bekend bij de LE ) alwaar men gekeken heeft of de naam [eiser] hierin voorkomt, dat is niet zo.
Stand van zaken nu:
-
zojuist LIRC per mail gevraagd of er al antwoord is uit Mexico
-
zojuist KMAR per mail gevraagd of er al antwoord is uit Mexico
-
NCTV gevraagd met de vraag wie hier nu over gaat, waar hij terecht kan met zijn vragen
-
deze vraag ook bij de directeur CTER van de NP neergelegd [naam].”
3.12.
In de brief van 7 januari 2022, waarin hij enkele vragen van de advocaat van eiser beantwoordt, schrijft het Sectorhoofd Staf van de Landelijke Eenheid Politie (LEP) onder meer het volgende:

Ad 1, 2, en 6
Uit mijn onderzoek is niet gebleken dat gegevens over uw cliënt door de Nederlandse politie aan enige buitenlandse opsporingsorganisatie zijn verstrekt, anders dan ten behoeve van het op zijn eigen verzoek in het buitenland na te laten gaan waarom hij daar is gecontroleerd. Daarvoor zijn de personalia van uw cliënt gedeeld.
Verder is, zoals bij uw cliënt bekend, sprake geweest van verstrekking van zijn persoonsgegevens ten behoeve van een signalering ter onopvallende controle in het Schengen Informatie Systeem ( SIS ). Hierover is uw cliënt geïnformeerd tijdens verschillende gesprekken en tijdens de afhandeling van zijn verzoek om kennisneming bij de politie van de Eenheid [X] . De betreffende signalering is in oktober 2020 ingetrokken.
Ad 3 en 8
Uw client is niet gesignaleerd in het SIS II of enig ander informatiesysteem waarvoor de korpschef van politie als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 1, onder f, ten eerste, Wpg kan worden aangemerkt. Ik kan u derhalve niet meedelen of uw cliënt voorkomt in de TSDB (een systeem van de FBI), INTERPOL ’s TDAWN of enig ander systeem waarvoor de korpschef van politie geen verwerkingsverantwoordelijke is. Wel kan ik u meedelen dat door de Nederlandse politie geen persoonsgegevens van uw client voor deze systemen zijn verstrekt. (…)
(…)
Ad 7.
Het doel van de verstrekking van de persoonsgegevens van uw client voor wat betreft de hiervoor genoemde, en in oktober 2020 ingetrokken, signalering is door de politie van de Eenheid [X] aan hem uitgelegd:
[citaat uit mutatierapport 12 augustus 2021]
(…)
De gegevens van de politie van de Eenheid [X] hebben kennelijk geleid tot een internationale signalering. Dat blijkt ook uit eerder door de politie van de Eenheid [X] aan uw cliënt verstrekte gegevens (zie ook de cursieve tekst in Ad 7.). Dit strookt verder met de gegevens van de Koninklijke Marechaussee over verschillende controles van uw cliënt. Daaruit blijkt dat uw cliënt in het Schengen Informatie Systeem ( SIS ) gesignaleerd is geweest ter onopvallende controle.
Het zou kunnen zijn dat het een SIS + INTERPOL -signalering is geweest op grond waarvan de gegevens wereldwijd zouden kunnen zijn verspreid. Het is dan aan de aangesloten landen van INTERPOL (buiten het Schengengebied) om te bepalen of zij die gegevens in hun nationale systeem willen overnemen. Helaas kan niet meer nagaan worden of het ook “+ INTERPOL ” is geweest, omdat daarover geen gegevens meer bekend zijn of nog te vinden zijn (verwijderd is in die gevallen ook vernietigd).
3.13.
Op 31 mei 2022 heeft de Koninklijke Marechaussee (KMar) een mutatie aan het dossier van eiser toegevoegd waarin staat dat de KMar contact heeft gehad met de LEP en dat eiser niet CTER-waardig is.
3.14.
In Bijlage 1 bij de brief van Politie aan de Autoriteit Persoonsgegevens van 7 juli 2023 staat onder meer:
“Het was de politie Gouda opgevallen dat [eiser] contacten had met binnen Gouda bekendstaande CTER-subjecten. Daarop besloot de politie Gouda om gegevens te verzamelen om uit te maken in hoeverre hun zorg terecht was. Destijds is gekozen om informatie te muteren in BHV en bij elkaar te zetten in het systeem Amazone onder de titel Doelgroep radicalisme District Gouda . Tevens is gekozen om op nationaal niveau een aandachtsvestiging in OPS te plaatsen op naam en niet een (internationale) signalering in SIS II . Op die manier werd er discreet informatie verzamel[d] om de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van klager klein te houden. Uiteindelijk is de aandachtsvestiging op [eiser] ingetrokken toen duidelijk was dat er geen reden tot zorg meer was.”
3.15.
In haar e-mail van 22 september 2023 heeft de privacyfunctionaris van de Kmar eiser en zijn advocaten onder meer het volgende geschreven:
4
In 2019 werd gesproken van een API-melding. In 2020 van een 515-melding. Waarom?
Op uw naam stond een nationale aandachtsvestiging, waardoor er een API-melding is verstuurd naar de KMar. Hierop heeft de KMar-verbalisant de desbetreffende controle uitgevoerd. Echter de verbalisant heeft de nationale signalering allerhoogst waarschijnlijk verward met een NL- SIS -2 signalering en dit zo gemuteerd. (Zie ook het antwoord op vraag 12.)
5a
In één van de mutaties (31 mei 2022) staat “opnieuw aanduiden”. Wie heeft dit besluit genomen en op basis waarvan?
Dit betreft een verwerking door de KMar, dus dit is wat de KMar na contact met de politie heeft besloten. Het opnieuw duiden betekent hier dat nogmaals duidelijk is gemaakt dat u geen CTER-status heeft.
12
Is er nu wel of niet een signalering geweest op naam van [eiser]?
Er is een aandachtsvestiging geweest op uw naam. Hierover heeft de politie u ook geïnformeerd. Er is geen SIS -signalering geweest. Waar het precies is mis gegaan dat er uiteindelijk in volgende mutaties van een SIS -melding is gesproken, kan ik alleen maar over gissen. Dit neemt overigens niet weg dat de controles ivm de aandachtsvestiging rechtmatig zijn uitgevoerd.

4.Wettelijk kader

4.1.
De Wet Politiegegevens (Wpg) luidde in 2017, voor zover in deze zaak relevant: [5]
Artikel 3 (noodzakelijkheid, rechtmatigheid en doelbinding)
1. Politiegegevens worden slechts verwerkt voor zover dit noodzakelijk is voor de bij of krachtens deze wet geformuleerde doeleinden.
2. Politiegegevens worden slechts verwerkt voor zover zij rechtmatig zijn verkregen en, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, toereikend, terzake dienend en niet bovenmatig zijn.
3. Politiegegevens worden uitsluitend voor een ander doel verwerkt dan waarvoor zij zijn verkregen voor zover deze wet daar uitdrukkelijk in voorziet, deze verwerking niet onverenigbaar is met het doel waarvoor deze gegevens zijn verkregen en de verwerking voor dat andere doel overigens noodzakelijk is en in verhouding staat tot dat doel. De verdere verwerking is alleen mogelijk door personen en instanties die bij of krachtens de wet met het oog op een zwaarwegend algemeen belang zijn aangewezen.
4. Bij de verwerking van politiegegevens op grond van de artikelen 9, 10 en 12 worden de herkomst van de gegevens en de wijze van verkrijging vermeld.
Artikel 4 (juistheid, volledigheid en beveiliging politiegegevens)
1. De verantwoordelijke treft de nodige maatregelen opdat politiegegevens, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, juist en nauwkeurig zijn. Hij verbetert of vernietigt politiegegevens of vult deze aan indien hem blijkt dat deze onjuist of onvolledig zijn.
2. De verantwoordelijke treft de nodige maatregelen opdat politiegegevens worden verwijderd of vernietigd zodra zij niet langer noodzakelijk zijn voor het doel waarvoor ze zijn verwerkt of dit door enige wettelijke bepaling wordt vereist.
(…)
Artikel 8 (uitvoering van de dagelijkse politietaak)
1. Politiegegevens kunnen worden verwerkt met het oog op de uitvoering van de dagelijkse politietaak gedurende een periode van één jaar na de datum van de eerste verwerking.
(…)
(…)
Artikel 10 (inzicht in de betrokkenheid van personen bij bepaalde ernstige bedreigingen van de rechtsorde)
1. Politiegegevens kunnen gericht worden verwerkt met het oog op het verkrijgen van inzicht in de betrokkenheid van personen bij:
a. (…)
b. (…)
c. handelingen die, gezien hun aard of frequentie of het georganiseerde verband waarin zij worden gepleegd, een ernstige schending van de openbare orde vormen.
(…)
4. De verwerking van politiegegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, vindt slechts plaats omtrent:
a. personen ten aanzien van wie een redelijk vermoeden bestaat dat zij betrokken zijn bij ernstige schendingen van de openbare orde;
b. personen die in een bepaalde relatie staan tot degenen, bedoeld in onderdeel a;
(…)
5. De politiegegevens, bedoeld in het eerste lid, kunnen, met instemming van een daartoe bevoegde functionaris, ter beschikking worden gesteld voor verdere verwerking voor zover dat noodzakelijk is voor een andere verwerking als bedoeld in het eerste lid, een onderzoek als bedoeld in artikel 9, een verwerking als bedoeld in artikel 12, of de uitvoering van de dagelijkse politietaak, bedoeld in artikel 8.
6. De politiegegevens, bedoeld in het eerste lid, worden verwijderd zodra zij niet langer noodzakelijk zijn voor het doel van de verwerking. Daartoe worden de gegevens periodiek gecontroleerd. De gegevens worden verwijderd uiterlijk vijf jaar na de datum van de laatste verwerking van gegevens die blijk geeft van de noodzaak tot het verwerken van de politiegegevens van betrokkene op grond van het doel als omschreven in het eerste lid.
(…)
Artikel 31c Wpg (schadevergoeding [6] )
1. Indien iemand schade lijdt doordat ten opzichte van hem in strijd wordt gehandeld met de bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften zijn de volgende leden van toepassing, onverminderd de aanspraken op grond van andere wettelijke regels.
2. Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding.
3. De verwerkingsverantwoordelijke is aansprakelijk voor de schade of het nadeel, voortvloeiende uit het niet-nakomen van de in het eerste lid bedoelde voorschriften. De verwerker is aansprakelijk voor die schade of dat nadeel, voor zover ontstaan door zijn werkzaamheid.
4. De verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker kan geheel of gedeeltelijk worden ontheven van deze aansprakelijkheid, indien hij bewijst dat de schade hem niet kan worden toegerekend.

5.Het geschil

5.1.
Eiser vordert – na wijzigingen van eis – dat de rechtbank (voor zover mogelijk) bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
I. Voor recht verklaart dat de Staat, althans de Politie, althans de gemeente onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door (al dan niet in samenhang bezien):
a. Het plaatsen van een SIS -melding op zijn naam;
b. Het onjuist inlichten omtrent het bestaan van een NL- SIS - II melding op zijn naam en niet rectificeren daarvan;
c. Het plaatsen van een (nationale) signalering op zijn naam;
d. Het plaatsen van een (nationale) aandachtsvestiging op zijn naam;
e. Het plaatsen van zijn persoonsgegevens in Summ -IT;
f. Het doen van een OPS-250 melding op zijn naam;
g. Hem benoemen als ‘subject van CTER’ danwel ‘ CTER Subject ’;
h. Het over hem aanmaken van een “Plan van aanpak” in Amazone ;
II . Bepaalt dat eiser recht heeft op een schadevergoeding van de Staat, althans de Politie, althans de gemeente Gouda , nader op te maken bij staat;
III. De Politie en/of de Staat en/of de Gemeente Gouda veroordeelt om alles binnen haar macht te doen om zijn persoonsgegevens van alle internationale lijsten én buitenlandse nationale lijsten verwijderd te krijgen onder andere, maar niet uitsluitend, door actief contact te zoeken met het verzoek om de persoonsgegevens te wissen met de volgende instanties:
a. Interpol ;
b. Mexico;
IV. De Politie en/of de Staat en/of de Gemeente Gouda veroordeelt om zich in te spannen om eiser een Amerikaans inreisvisum te laten toekomen door onomwonden te bevestigen dat Nederland een fout heeft gemaakt waardoor eiser per abuis op een signaleringslijst heeft gestaan en dat eiser nooit verdacht is geweest van terrorisme en nooit gesignaleerd had mogen worden;
met veroordeling van de Staat c.s. in de kosten van het geding, met wettelijke rente.
5.2.
De Staat c.s. voert verweer. De Staat c.s. concludeert tot niet-ontvankelijkheid van eiser, dan wel tot afwijzing van zijn vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van eiser in de kosten van deze procedure.
5.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

6.Ontvankelijkheid

6.1.
De Staat c.s. stelt dat de rechtbank eiser niet-ontvankelijk moet verklaren in zijn vorderingen, omdat tegen de afzonderlijke registraties beroep heeft opengestaan bij de bestuursrechter. Tegen het besluit van 7 januari 2022 (de brief van de LEP) heeft eiser geen rechtsmiddelen aangewend, zodat dit formele rechtskracht heeft.
6.2.
De rechtbank gaat aan dit verweer voorbij, en wel om de volgende redenen.
6.2.1.
De vorderingen van eiser zien mede op gesteld onzorgvuldig feitelijk handelen van de Staat c.s. waarvoor hij niet bij de bestuursrechter terecht kan.
6.2.2.
Verder geldt dat eiser via de bestuursrechter alleen correctie kan vorderen van de registratie van zijn persoonsgegevens in systemen waarvan een Nederlands bestuursorgaan verwerkingsbevoegde of verwerkingsverantwoordelijke is, terwijl eiser stelt vooral schade te lijden doordat de (gesteld onzorgvuldige) registraties door onzorgvuldigheid van de Staat c.s. in systemen terecht zijn gekomen waarvoor geen Nederlandse verwerkingsbevoegde of verwerkingsverantwoordelijke bestaat. Voor (het doen verhelpen van) de gevolgen daarvan kan eiser niet bij de bestuursrechter terecht.
6.2.3.
Daarbij komt dat in deze zaak mede door toedoen van de Staat c.s. onduidelijk is welk bestuursorgaan wanneer welke persoonsgegevens van eiser heeft verwerkt, waarvoor en op welke grondslag. Gelet op producties 7, 32, 52, 56 en 57 bij de dagvaarding (en hetgeen hierna onder 7.3 e.v., 7.5 en 7.8 wordt overwogen) staat vast dat er (ook) door de Staat c.s. fouten zijn gemaakt bij de registratie van de persoonsgegevens van eiser en/of dat eiser daarover bij navraag soms onjuist en/of tegenstrijdig is geïnformeerd. Daardoor is niet met zekerheid te zeggen in welke systemen eiser heeft gestaan, wie daarvan heeft kennisgenomen, op welke grondslag en/of hoe er feitelijk in de betrokken organisaties met zijn informatie is omgegaan. Onder die omstandigheden kan niet van eiser worden vereist dat hij doorgaat met het bij de (mogelijk betrokken) afzonderlijke organisaties en de bestuursrechter opkomen tegen de afzonderlijke (mogelijke) verwerkingen van zijn persoonsgegevens.
6.2.4.
Artikel 31c lid 1 Wpg bepaalt dat de regeling in de Wpg de aanspraken op schadevergoeding op grond van andere wettelijke regels onverlet laat, waaronder die op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
6.3.
De rechtbank zal de vorderingen van eiser daarom inhoudelijk beoordelen.

7.De beoordeling

Vordering I: was verwerking persoonsgegevens door de Staat c.s. rechtmatig?
7.1.
Eiser stelt dat er geen enkele grond bestond voor het verwerken van zijn persoonsgegevens. [7] Na het inzien van zijn dossier werd hem door de Politie medegedeeld dat hij gesignaleerd had gestaan wegens zijn “interessante netwerk” en de “omgang met bepaalde personen”. Eiser meent dat dit onvoldoende reden is voor een melding op grond van artikel 8, 9 of 10 van de Wet Politiegegevens (Wpg), in welk systeem dan ook.
Bovendien zijn de bewaartermijnen overschreden, en is aandachtsvestiging in strijd met de Wpg niet jaarlijks getoetst, en was onduidelijk wat het op hem ziende Plan van Aanpak inhield en op welke rechtsgrond dat berustte.
Tenslotte meent eiser dat de verwerking in de systemen zo onnauwkeurig is gebeurd dat daarover misverstanden zijn ontstaan. Dat is in strijd met artikel 4 Wpg, dat voorschrijft dat politiegegevens juist en nauwkeurig moeten zijn.
7.2.
De Staat c.s. meent dat er op eiser alleen een aandachtsvestiging heeft gerust in de
periode van 6 november 2018 tot 1 oktober 2020, die in OPS is vermeld onder code 250. Van een andere signalering ten aanzien van eiser is volgens de Staat c.s. geen sprake geweest.
De Politie had volgens de Staat c.s. ook de bevoegdheid om die persoonsgegevens te verwerken, niet alleen in het kader van de uitvoering van de dagelijkse politietaak (art. 3 en 8 Wpg) maar ook in het kader van een gericht onderzoek naar ernstige misdrijven als bedoeld in artikel 10 lid 3 sub b Wpg waarvoor ook persoonsgegevens mochten worden verwerkt van niet-verdachte personen die in bepaalde relatie tot de onderzochte personen stonden, waaronder eiser.
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat de Staat c.s. de persoonsgegevens van eiser gedurende een jaar na de eerste verwerking deels rechtmatig heeft verwerkt, op grond van artikel 10 Wpg. De Staat c.s. heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat voor verdere verwerking van de persoonsgegevens was voldaan aan de eisen van artikel 10 Wpg. Dit oordeel berust op de volgende overwegingen.
7.3.1.
Tussen partijen is er geen discussie over het feit dat eiser zelf geen verdachte is of is geweest. Uit de stellingen van de Staat c.s. volgt ook dat eiser in de gaten werd gehouden in het kader van onderzoek naar derden die o.m. van jihadisme en radicalisering werden verdacht. De Staat c.s. heeft in zijn verweer daarom onvoldoende aangevoerd om aan te nemen dat de persoonsgegevens van eiser verwerkt mochten worden voor een doel dat gerelateerd was aan de gewone politietaak bedoeld in artikel 8 Wpg.
7.3.2.
Daar komt bij dat op grond van artikel 8 Wpg verwerkte gegevens gedurende één jaar na eerste verwerking verwerkt mochten worden, waarna die gegevens moesten worden gecontroleerd op juistheid. Die controle is echter niet uitgevoerd, zodat deze grondslag voor verwerking – ook als zij zou hebben bestaan – een jaar na eerste verwerking is vervallen.
7.3.3.
De Staat c.s. beroept zich ook op de bevoegdheid tot gerichte verwerking bedoeld in artikel 10 Wpg. Op grond van dit artikel mag de politie ook gegevens verwerken van personen die in een bepaalde relatie staat tot personen ten aanzien van wie een redelijk vermoeden bestaat dat zij betrokken zijn bij het beramen of plegen van bepaalde ernstige misdrijven die de openbare orde bedreigen, zoals terrorisme. Uit het partijdebat en de stukken in het dossier blijkt voldoende dat er personen in de omgeving van eiser waren die door de politie in verband werden gebracht met radicalisering, jihadisme en terrorisme (bijv. de prediker en uitreizigers). De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de eerste verwerking van de persoonsgegevens van eiser rechtmatig is gebeurd, op grond van artikel 10 Wpg.
7.3.4.
Voor de verwerking op grond van artikel 10, die een meer permanent karakter draagt, gold oorspronkelijk dat de gegevens minimaal elk half jaar moesten worden gecontroleerd om de noodzaak na te gaan tot verwerking voor het betreffende doel. [8] Om de politie enige flexibiliteit te geven ten aanzien van onderzoeken naar zware criminaliteit, is in 2010 bepaald dat de gegevens ‘periodiek’ moesten worden gecontroleerd. Omdat er na de eerste verwerking van de persoonsgegevens van eiser van geen enkele controle is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat deze grondslag voor verwerking – gelet op artikel 33 Wpg en art. 3 van de Regeling periodieke audit politiegegevens – een jaar na de eerste verwerking is komen te vervallen.
7.3.5.
Daarbij komt nog het volgende. Als de persoonsgegevens van eiser op grond van artikel 10 Wpg werden verwerkt, mochten die gegevens alleen met instemming van een daartoe bevoegde functionaris ter beschikking worden gesteld voor verdere verwerking, en alleen voor zover dat noodzakelijk was voor die andere verwerking (art. 10 lid 5 Wpg). De Staat heeft niet aangevoerd dat een dergelijke toestemming is gegeven; uit het dossier blijkt daarvan ook niet. Uit onder meer productie 52 en 57 bij de dagvaarding blijkt dat de gegevens van eiser desondanks door meerdere organisaties en in meerdere systemen zijn verwerkt (BVH, OPS/E&S, Amazone , Summ -IT, PNR, API; en in verschillende systemen van de KMar, CTER en NCTV).
Niet gebleken van SIS -melding, wel van foute interpretatie verwerkte gegevens
7.4.
Eiser stelt dat er een SIS -melding op zijn naam is gesteld; de Staat c.s. betwist dat dit het geval is (geweest).
7.5.
Uit producties 7 en 32 bij de dagvaarding blijkt dat eiser in elk geval door twee functionarissen is verteld dat er een SIS - II (althans een N- SIS ) melding op zijn naam stond, en uit productie 56 (onder 4) volgt dat de Kmar de gegevens bij de verwerking (ten onrechte) zo heeft begrepen. De Politie en de Staat hebben niet kunnen verhelderen wat deze foute interpretatie – kennelijk door meer dan één functionaris – voor gevolgen heeft gehad voor de wijze waarop er vervolgens met de gegevens van eiser is omgegaan.
7.6.
De Staat c.s. heeft in verschillende eigen systemen gezocht en heeft navraag gedaan bij ketenpartners; uit de informatie die de Staat c.s. daarover heeft verstrekt, is niet gebleken dat ten aanzien van eiser ooit enige SIS -melding in de systemen heeft gestaan. De hierop ziende verklaring voor recht zal de rechtbank daarom afwijzen.
Geen verwerking gegevens door Gemeente aangetoond
7.7.
Uit de stellingen van eiser volgt niet dat de in deze zaak relevante persoonsgegevens/politiegegevens ook door de Gemeente zijn verwerkt. De Gemeente heeft ontkend dat zij die gegevens heeft verwerkt.
7.8.
De angel zit hem voor eiser mogelijk in het feit dat de Gemeente heeft gezegd dat eiser niet is besproken in het kader van de aanpak van radicalisering in Gouda . Dit strookt niet met de inhoud van brief van de LEP van 7 januari 2022, waarin onder 7 staat dat de Politie [X] van een interne politielijst van de Politie Gouda weet waar eiser op staat, en dat “wij” (de politie en de Gemeente ) over hem hebben gesproken. Uit deze brief blijkt echter ook dat de gegevens door de Politie werden verwerkt, en niet door de Gemeente .
7.9.
De rechtbank zal de vorderingen van eiser daarom afwijzen voor zover zij zijn gericht tegen de Gemeente .
Conclusie voor Vordering I
7.10.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank de onder I gevraagde verklaring voor recht deels zal toewijzen, en wel op de manier als hierna verwoord in de Beslissing (§8).
Vordering II : schadevergoeding op te maken bij staat
7.11.
De rechtbank acht het aannemelijk dat eiser door het onrechtmatig handelen van de Politie en de Staat schade kan hebben geleden. [9] De rechtbank heeft echter onvoldoende informatie om die schade al in deze procedure te begroten; zij zal de zaak daarom als gevorderd verwijzen naar de schadestaatprocedure.
7.12.
In de schadestaatprocedure kan niet alleen de omvang van de aansprakelijkheid van de Staat c.s. aan de orde komen, maar ook de omvang van de door eiser geleden schade en het causaal verband tussen die schade en de onrechtmatige gedragingen van de Staat c.s.
Daarbij geeft de rechtbank partijen ten overvloede het volgende mee.
Ter zitting heeft eiser al enkele schadeposten genoemd waarvan hij vindt dat die door gedaagden zijn veroorzaakt. Hem geeft de rechtbank mee dat om het causaal verband aan te tonen tussen die schadeposten en de in dit vonnis vastgestelde onrechtmatige daden meer onderbouwing nodig is dan hij in dit dossier heeft overgelegd. Aan de Politie en de Staat geeft de rechtbank mee dat de onduidelijkheid over wat er precies met de gegevens van eiser is gebeurd deels in hun risicosfeer ligt.
Vordering III: bevel te onbepaald voor toewijzing
7.13.
De Staat c.s. voert aan dat het onder III gevorderde bevel te onbepaald is om uit te voeren, omdat onduidelijk is wie wat op grond waarvan moet doen. Daarbij wijst de Staat c.s. erop dat zij in overleg met eiser al veel hebben gedaan om hem te helpen bij het oplossen van de problemen die hij ervaart, maar dat de Staat c.s. geen zeggenschap heeft over de registratie van persoonsgegevens door andere landen.
7.14.
Eiser heeft op deze verweren niet inhoudelijk gereageerd, ook niet na hierover ter zitting door de rechtbank te zijn bevraagd.
7.15.
De rechtbank is van oordeel dat de gevraagde bevelen inderdaad te algemeen zijn om toe te wijzen.
7.15.1.
Eiser heeft niet kunnen uitleggen hoe zou kunnen worden beoordeeld wanneer de Staat c.s. ‘alles binnen zijn macht’ heeft gedaan om de persoonsgegevens van eiser van ‘alle internationale lijsten en buitenlandse nationale lijsten’ verwijderd te krijgen.
7.15.2.
Daarbij komt dat de Staat c.s. al contact heeft opgenomen met contactpersonen binnen Interpol , Europol en de autoriteiten in Mexico. Eiser heeft niet geconcretiseerd wat de Staat c.s. volgens hem nog meer zou kunnen doen om hem te helpen; de rechtbank heeft hierdoor geen handvatten om een minder vergaande versie van het gevraagde bevel toe te wijzen.
Vordering IV: geen bevel tot inspannen bewerkstelligen inreisvisum VS
7.16.
Over het onder IV gevorderde bevel aan de Staat c.s. om – kort gezegd – zich in te spannen om de Amerikaanse autoriteiten ertoe te bewegen eiser een Amerikaans inreisvisum te laten toekomen, merkt de rechtbank het volgende op.
7.17.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de Staat c.s. eiser in een eerder stadium heeft aangeboden om contact op te nemen met de Amerikaanse autoriteiten om uit te leggen dat de Nederlandse autoriteiten eiser nooit van terroristische activiteiten hebben verdacht. Eiser heeft vervolgens echter geweigerd zijn toestemming te geven om namens hem contact op te nemen met de Amerikaanse autoriteiten via de liaison officer van de Politie in de VS.
7.18.
Gelet op die reeds getoonde bereidheid aan de zijde van de Staat c.s. en de weigering van eiser, heeft eiser onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij voldoende belang heeft bij deze vordering in de zin van artikel 3:303 BW.
7.19.
Vordering IV zal de rechtbank daarom afwijzen.
Proceskosten
7.20.
De Staat c.s. is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en zal daarom hoofdelijk [10] in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van eiser worden als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
125,03
- griffierecht
314,00
- salaris advocaat
1.842,00
(3,00 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(evt. met toeslag vermeld in de beslissing)
Totaal
2.459,03
7.21.
De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

8.De beslissing

De rechtbank:
8.1.
verklaart voor recht dat de Politie en de Staat onrechtmatig jegens eiser hebben gehandeld door zijn gegevens onzorgvuldig en niet conform de Wpg te verwerken,
8.2.
veroordeelt de Politie en de Staat tot vergoeding aan eiser van de schade die hij door die onrechtmatige gedragingen geleden heeft, nader op te maken bij staat,
8.3.
veroordeelt de Staat c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van eiser tot dit vonnis vastgesteld op € 2.459,03,
- te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
- te vermeerderen met € 92,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als de Staat c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden;
8.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 8.2 en 8.3 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
8.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J-A. Seinen, mr. P. Dondorp en mr. A.M. Boogers, en is in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2024.
2565

Voetnoten

1.OPS was de voorloper van het huidige politiesysteem E&S.
2.Amazone is een informatiesysteem voor het monitoren van personen en (doel)groepen, waarin ook het plan van aanpak op een persoon vermeld is, zoals afgesproken in samenwerkingsverbanden met ketenpartners. Dit bevat in elk geval de politie-interventies, zoals wat een politieambtenaar moet doen als hij de betreffende persoon ziet, staande houdt of aanhoudt.
3.CTER staat voor Contra Terrorisme, Extremisme en Radicalisering. De Nationale Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) bepaalt voor een groot deel het nationale beleid op het terrein van CTER, cybersecurity en crisisbeheersing. Sturing op de uitvoering van dat beleid vindt veelal plaats in de driehoeken; de uitvoering van de CTER-aanpak gebeurt in samenwerking met ketenpartners, waaronder de politie.
4.Het SIS -systeem bevat signaleringen van personen en voorwerpen in verband met politiële en justitiële samenwerking in strafzaken binnen het Schengengebied.
5.
6.Iwtr. 1 januari 2019, zie
7.In de Wpg worden door de politie geregistreerde persoonsgegevens ‘politiegegevens’ genoemd. Voor de leesbaarheid wordt in dit vonnis de algemene term ‘persoonsgegevens’ gebruikt.
8.
9.HR 8 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR7435; HR 30 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AX6246.
10.Ook de Gemeente , gelet op het in 7.8 overwogene.