ECLI:NL:RBDHA:2024:17397
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en de gevolgen van WBV 2023/3
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 september 2024 uitspraak gedaan in een beroep dat door eiser is ingediend tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser, vertegenwoordigd door mr. D.P.J. Cain, stelde dat de minister van Asiel en Migratie, verweerder in deze zaak, niet binnen de wettelijk gestelde termijn had beslist op zijn aanvraag. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de ingebrekestelling van eiser te vroeg was ingediend, omdat de beslistermijn op grond van het besluit WBV 2023/3 met negen maanden was verlengd. Dit besluit is van kracht sinds 27 januari 2023 en geldt voor asielaanvragen die zijn ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de asielaanvraag van eiser, ingediend op 6 november 2023, onder de reikwijdte van WBV 2023/3 valt. Hierdoor was de termijn voor het nemen van een besluit door verweerder verlengd tot uiterlijk 6 februari 2025. Aangezien de ingebrekestelling van 20 augustus 2024 niet voldeed aan de voorwaarden voor het indienen van beroep wegens niet tijdig beslissen, heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, en is openbaar gemaakt op 30 september 2024. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen vier weken na de uitspraak een hogerberoepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met deze uitspraak.