ECLI:NL:RBDHA:2024:1738
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag en beslistermijnen
In deze zaak heeft eiser, een Russische nationaliteit hebbende, op 4 november 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiser heeft de staatssecretaris op 5 juli 2023 in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een beslissing en heeft op 2 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten zonder verdere behandeling.
De rechtbank heeft overwogen dat volgens artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft zijn aanvraag op 24 november 2022 ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 24 mei 2023. Echter, door de inwerkingtreding van het WBV 2022/22 is deze termijn met negen maanden verlengd, wat door de rechtbank als rechtsgeldig is beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de beslistermijn ten tijde van de ingebrekestelling nog niet was verstreken, waardoor de ingebrekestelling prematuur was.
Hierdoor voldoet het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals vastgelegd in artikel 6:12 van de Awb. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter N.M. van Waterschoot en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.