ECLI:NL:RBDHA:2024:1738

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
NL23.22184
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag en beslistermijnen

In deze zaak heeft eiser, een Russische nationaliteit hebbende, op 4 november 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiser heeft de staatssecretaris op 5 juli 2023 in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een beslissing en heeft op 2 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten zonder verdere behandeling.

De rechtbank heeft overwogen dat volgens artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft zijn aanvraag op 24 november 2022 ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 24 mei 2023. Echter, door de inwerkingtreding van het WBV 2022/22 is deze termijn met negen maanden verlengd, wat door de rechtbank als rechtsgeldig is beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de beslistermijn ten tijde van de ingebrekestelling nog niet was verstreken, waardoor de ingebrekestelling prematuur was.

Hierdoor voldoet het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals vastgelegd in artikel 6:12 van de Awb. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter N.M. van Waterschoot en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.22184

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Russische nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. I.M Zuidhoek),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Procesverloop

Eiser heeft op 4 november 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
Bij brief van 5 juli 2023 heeft eiser de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Eiser heeft vervolgens op 2 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) moet de staatssecretaris binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.
5. Op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw kan de termijn, als bedoeld in het eerste lid, met ten hoogste negen maanden worden verlengd, indien een groot aantal vreemdelingen tegelijk een aanvraag indient waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden.
6. Eiser heeft de aanvraag ingediend op 24 november 2022. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in het geval van eiser op 24 mei 2023 eindigen. De staatssecretaris heeft echter, met inwerkingtreding van het WBV 2022/22, de beslistermijn van asielaanvragen, waarop op 27 september 2022 nog niet was beslist, met negen maanden verlengd. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in de uitspraak van haar meervoudige kamer van 26 april 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:6050) geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van het WBV 2022/22 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak van dat oordeel af te wijken. De verlenging van de beslistermijn is daarom rechtsgeldig. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn ten tijde van de ingebrekestelling nog niet was verstreken. Dat betekent dat de ingebrekestelling van 5 juli 2023 prematuur is ingediend. Het beroep voldoet daarom niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
7. Het beroep is, gelet op het voorgaande, niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.