ECLI:NL:RBDHA:2024:17347
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvragen om verlening van machtigingen tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op hun aanvragen om verlening van machtigingen tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De aanvragen zijn op 26 september 2023 ingediend, en de minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De minister heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd, waardoor de uiterste beslisdatum op 26 maart 2024 viel. Aangezien er geen besluiten zijn genomen, hebben eisers de minister op 11 april 2024 in gebreke gesteld en op 16 mei 2024 beroep ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de minister niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vastgesteld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak besluiten op de aanvragen bekend te maken. Indien de minister besluit tot nader onderzoek, moet dit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de minister aan eisers € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen moet betalen, en is de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van € 437,50 en het griffierecht van € 187. De uitspraak is gedaan op 24 oktober 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt.