In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 21 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft op 26 juni 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 27 november 2023 de aanvraag ingewilligd. De rechtbank heeft partijen laten weten dat een zitting niet nodig was en het onderzoek zonder behandeling ter zitting heeft gesloten.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft zijn beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit, maar de staatssecretaris heeft uiteindelijk op 27 november 2023 een besluit genomen. Hierdoor is het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden op 21 februari 2023 eindigde. De staatssecretaris heeft echter, met de inwerkingtreding van het WBV 2022/22, de beslistermijn met negen maanden verlengd. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig was. De ingebrekestelling van eiser was prematuur, wat zou hebben geleid tot een niet-ontvankelijk beroep. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, aangezien er geen sprake is van een ontvankelijk beroep.
De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiser kan binnen vier weken na verzending van deze uitspraak een beroepschrift indienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met deze uitspraak.