ECLI:NL:RBDHA:2024:1734

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
NL23.18465
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en niet tijdig nemen van besluit door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 21 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft op 26 juni 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 27 november 2023 de aanvraag ingewilligd. De rechtbank heeft partijen laten weten dat een zitting niet nodig was en het onderzoek zonder behandeling ter zitting heeft gesloten.

De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft zijn beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit, maar de staatssecretaris heeft uiteindelijk op 27 november 2023 een besluit genomen. Hierdoor is het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden op 21 februari 2023 eindigde. De staatssecretaris heeft echter, met de inwerkingtreding van het WBV 2022/22, de beslistermijn met negen maanden verlengd. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig was. De ingebrekestelling van eiser was prematuur, wat zou hebben geleid tot een niet-ontvankelijk beroep. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, aangezien er geen sprake is van een ontvankelijk beroep.

De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiser kan binnen vier weken na verzending van deze uitspraak een beroepschrift indienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.18465

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

geboren op [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. H.T. Gerbrandy),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Procesverloop

Eiser heeft op 21 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
Eiser heeft op 26 juni 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag.
De staatssecretaris heeft bij besluit van 27 november 2023 de aanvraag ingewilligd.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek, zonder behandeling ter zitting, gesloten.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) moet de staatssecretaris binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. Op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw kan de termijn, als bedoeld in het eerste lid, met ten hoogste negen maanden worden verlengd, indien een groot aantal vreemdelingen tegelijk een aanvraag indient waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden.
5. Op 27 november 2023 heeft de staatssecretaris alsnog een besluit genomen op de aanvraag van eiser. Gelet hierop is er voor de rechtbank geen aanleiding om conform artikel 8:55d, van de Awb te bepalen dat de staatssecretaris alsnog een besluit op het verzoek dient te nemen. Het beroep is daarom, voor zover het zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk.
6. Eiser heeft de aanvraag ingediend op 21 augustus 2022. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in het geval van eiser op 21 februari 2023 eindigen. De staatssecretaris heeft echter, met inwerkingtreding van het WBV 2022/22, de beslistermijn van asielaanvragen die nog niet waren verstreken op 27 september 2022 met negen maanden verlengd. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in de uitspraak van haar meervoudige kamer van 26 april 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:6050) geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van het WBV 2022/22 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak van dat oordeel af te wijken. De verlenging van de beslistermijn is daarom rechtsgeldig. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn eindigde op 21 november 2023. Dat betekent dat de ingebrekestelling van 7 juni 2023 prematuur was ingediend, hetgeen zou hebben geleid tot een niet-ontvankelijk beroep.
7. Nu er geen sprake zou zijn geweest van een ontvankelijk beroep, is naar het oordeel van de rechtbank evenmin sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan eiser. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk;
  • wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.