Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 februari 2024 in de zaak tussen
[eiser], uit [woonplaats], eiser,
B.V. Schoonmaakbedrijf en Glazenwasserij [derde-partij], gevestigd te [vestigingsplaats], werkgeefster,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 22 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarbij een loonsanctie was bekort. Eiser, werkzaam als schoonmaakmedewerker, had zich op 3 november 2020 ziekgemeld. Het Uwv had op 30 september 2022 het verzoek van de werkgeefster om de loonsanctie te bekorten toegewezen, maar dit besluit werd door eiser bestreden. Eiser stelde dat de werkgeefster onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht, met name omdat het tweede-spoortraject pas vijf maanden na de 52ste verzuimweek was gestart. De rechtbank oordeelde dat de werkgeefster zorgvuldig had gehandeld door een deskundigenoordeel aan te vragen, wat leidde tot een adequaat tweede-spoortraject dat was afgestemd op de beperkingen van eiser. De rechtbank concludeerde dat er geen re-integratiekansen waren gemist en dat de loonsanctie op juiste gronden was bekort. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.