ECLI:NL:RBDHA:2024:17297

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
SGR 23/6935
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing woningvormingsvergunning en toetsing leefbaarheid in Den Haag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 22 oktober 2024, wordt het beroep van eiseres, een B.V. uit [vestigingsplaats], tegen de afwijzing van een woningvormingsvergunning beoordeeld. De aanvraag voor de vergunning werd op 11 november 2022 ingediend, maar werd door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag afgewezen op 7 februari 2023. Eiseres stelde dat de afwijzing onvoldoende gemotiveerd was, vooral met betrekking tot de leefbaarheid van de omgeving. De rechtbank oordeelt dat de gemeenteraad in de Huisvestingsverordening Den Haag 2023 de Visserijbuurt heeft aangewezen als een gebied waar woningvorming verboden is, en dat verweerder niet opnieuw de effecten van woningvorming op de leefbaarheid hoefde te toetsen. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de vergunning op goede gronden is gedaan en dat de hardheidsclausule niet van toepassing was. Eiseres had bij de aankoop van de woning kunnen voorzien dat de regelgeving restrictief was en er waren geen bijzondere omstandigheden die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigden. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en zij krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/6935

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Geelhoed),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Tjon-Man-Tsoi).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van een woningvormingsvergunning.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 7 februari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 7 september 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder daarbij gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 10 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van eiseres en verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is eigenaar van een woning, gelegen in de Visserijbuurt aan de [adres] in [plaatsnaam] . De woning is in 2002 ontstaan uit een samenvoeging van twee woningen. Eiseres is sinds 2022 eigenaar van de woning. Zij wil de woning verbouwen tot twee zelfstandige woonruimten en heeft daartoe op 11 november 2022 een woningvormingsvergunning aangevraagd.
2.1.
Verweerder heeft de vergunning geweigerd, omdat de woning is gelegen in een gebied waar woningvorming negatieve gevolgen kan hebben op de kwaliteit van de woonruimtevoorraad, het karakter van het gebied dan wel de leefbaarheid van de omgeving.
Wat stelt eiseres in beroep?
3. Volgens eiseres mag aantasting van de leefbaarheid in dit geval geen reden zijn om de vergunning te weigeren. De aantasting van de leefbaarheid is onvoldoende gemotiveerd. Gezien de goede verkeerskundige bereikbaarheid, vervoersvoorzieningen en parkeergelegenheid, hoeft er niet voor te worden gevreesd.
Daarnaast had verweerder toepassing moeten geven aan de hardheidsclausule. Verweerder heeft zijn hardheidsbeleid namelijk per 5 oktober 2021 aangepast: splitsingen van in het verleden samengevoegde woningen worden mogelijk gemaakt. De woning bestond tot 2022 uit twee zelfstandige woonruimten. Feitelijk bestaat de woning nog altijd uit twee woonruimten die zonder bouwkundige voorzieningen zelfstandig bewoonbaar zijn, afzonderlijke woonvoorzieningen hebben en alleen door een afsluitbare tussendeur met elkaar zijn verbonden. De woning kan verder niet de woonkwaliteit bieden die aan een grote woning wordt toegedicht. Daarbij is er geen risico op aantasting van de leefbaarheid van de omgeving. Bovendien is de situatie van eiseres vergelijkbaar met het geval waarover de rechtbank eerder oordeelde. [1]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Aantasting van de leefbaarheid
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de leefbaarheid op juiste wijze in zijn besluitvorming heeft betrokken. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
4.1.
De gemeenteraad heeft in de Huisvestingsverordening Den Haag 2023 (Huisvestingsverordening 2023) de Visserijbuurtbuurt aangewezen als een gebied waarbinnen een verbod geldt tot woningvorming. [2] Deze aanwijzing berust op een beoordeling van de effecten van woningvorming op de leefbaarheid van het gebied. Omdat voor de gehele Visserijbuurt daarmee de effecten van woningvorming op de leefbaarheid zijn beoordeeld, hoeft verweerder vervolgens niet nogmaals, per afzonderlijke vergunningaanvraag voor woonvorming in de Visserijbuurt, te beoordelen welk effect de aangevraagde vergunning op de leefbaarheid heeft. Dat betekent dat verweerder bij de beoordeling van de vergunningaanvraag van eiseres op dit punt mocht volstaan met een verwijzing naar de Huisvestingsverordening 2023.
Hardheidsclausule
5. De rechtbank oordeelt verder dat verweerder de hardheidsclausule niet hoefde toe te passen.
5.1.
De hardheidsclausule is namelijk gegeven voor situaties, waarin toepassing van een bepaling gelet op het belang van de bestrijding van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. [3] Hier moet terughoudend mee worden omgegaan. In dit geval doen zich geen bijzondere omstandigheden voor die verweerder hadden moeten bewegen tot toepassing van de hardheidsclausule. Voor eiseres was het bij de verkrijging van de woning te voorzien dat de regelgeving op het gebied van woningvorming restrictief was. Verder is niet voldoende onderbouwd dat de woning te weinig woonkwaliteit kan bieden. Uit de stukken die eiseres heeft overlegd en de omschrijvingen van de bouwkundige situatie, kan niet worden afgeleid dat de woningen zelfstandig bewoonbaar zijn en aparte woonvoorzieningen hebben. De situatie is niet vergelijkbaar met het geval waarop de uitspraak van 30 januari 2023 betrekking had. In die zaak betrof het twee appartementen die tijdelijk door de moeder waren samengevoegd om opvang en verzorging te kunnen bieden aan haar dochter in verband met ziekte. Een dergelijke bijzondere situatie is hier niet aan de orde.
5.2.
Het beroep van eiseres op gewijzigd beleid slaagt ook niet, omdat er geen gewijzigd beleid is. Op 20 mei 2021 heeft de gemeenteraad een motie aangenomen en verweerder gevraagd om, bij verzoeken tot splitsing van in het verleden samengevoegde woningen, gebruik te maken van de discretionaire ruimte uit de hardheidsclausule. Verweerder heeft bij brief van 5 oktober 2021 geantwoord dat hij handelt naar de bedoeling van de motie, maar dat de hardheidsclausule alleen kan worden toegepast in bijzondere, individuele situaties. Het op voorhand uitzonderen van samengevoegde woningen van de vergunningplicht komt neer op nieuw beleid en daarvoor kan volgens verweerder pas aanleiding zijn als dat in de toekomst uit onderzoek blijkt.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Eiseres verwijst naar de uitspraak van deze rechtbank van 30 januari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:729.
2.Artikel 5:6, zevende lid, in samenhang met bijlage III van de Huisvestingsverordening 2023.
3.Artikel 7:3 van de Huisvestingsverordening 2023.