Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
e-mailadressen gekoppeld, te weten [e-mailadres 1] (waaraan de zakelijke rekening was gekoppeld) en [e-mailadres 2] (waaraan de privé creditcard van [gedaagde] was gekoppeld). Meerdere medewerkers van Viday B.V. hadden toegang tot dit PayPal-account om zakelijke betalingen mee te doen, met name voor het aanschaffen van stockaudio en -afbeeldingen. Dit ging dus via het e-mailadres [e-mailadres 1] . De medewerkers hadden geen toegang tot het gmail-adres. Tussen partijen is evenmin in geschil dat er eind 2019/begin 2020 (voor de corona periode) een gesprek heeft plaatsgevonden tussen [naam 1] en [gedaagde] , omdat [naam 1] had gezien dat er via het PayPal-account betalingen van de zakelijke rekening zijn gedaan voor goederen en diensten voor [gedaagde] in privé. [gedaagde] heeft hierover verklaard dat er inderdaad abusievelijk een aantal privébetalingen van de zakelijke rekening waren afgeschreven en dat dit om ongeveer € 3.000 ging. Partijen verschillen van mening over de hoogte van het totale bedrag aan privébetalingen dat van de zakelijke rekening was afgeschreven en of dit al dan niet berustte op een fout. Vast staat in ieder geval dat zij destijds hebben afgesproken dat [naam 1] voor een gelijk bedrag privéonttrekkingen van de zakelijke rekening zou doen. Desgevraagd heeft [naam 1] verklaard dat hij dit wel met de accountant heeft besproken, maar dat dit niet op enigerlei wijze is vastgelegd in de administratie. Verder heeft [naam 1] verklaard dat er na dit gesprek door [gedaagde] geen privé betalingen meer zijn gedaan vanaf de zakelijke rekening en dat hij na het gesprek [gedaagde] nooit meer heeft aangesproken op een nog openstaand bedrag (tot de brief van 21 februari 2023; zie 2.12).
Excel-bestand opgenomen betalingen dateren van vóór 30 mei 2017, de oprichtingsdatum van de vennootschap. Bovendien is over een vermeende vordering op [gedaagde] niets opgenomen in correspondentie tussen partijen, in de administratie en evenmin is deze vordering op enige wijze meegenomen in de afwikkeling van de overdracht van de vennootschap aan [naam 1] en het uittreden van [gedaagde] als bestuurder. Tot slot is in de brief van 4 oktober 2021 [5] , waarin [gedaagde] en [naam 1] instemmen met de door de accountant opgestelde jaarrekening over 2020, niets opgenomen over een vermeende vordering op [gedaagde] wegens privé-onttrekkingen. Dit terwijl de accountant volgens de verklaring van [naam 1] wel op de hoogte zou zijn van het gesprek dat in 2020 had plaatsgevonden. [naam 1] heeft desgevraagd bevestigd dat er na het gesprek in 2020 niet meer is gesproken of gecorrespondeerd over eventueel nog openstaande bedragen. Onder deze omstandigheden komt de rechtbank aan (verdere) bewijslevering niet toe, zodat de conclusie moet zijn dat de vordering onder II, voor zover deze betrekking heeft op het bedrag van € 13.911,93, moet worden afgewezen.
“301-redirect”(een permanente omleiding) meer bezoekers naar de domeinnaam viday.nl te leiden. Nu deze domeinnamen uitsluitend ten behoeve van Viday B.V. werden gebruikt, was de afspraak tussen partijen, volgens [gedaagde] , dat deze kosten door hem in rekening mochten worden gebracht bij Viday B.V. Aangezien Viday B.V. dit niet, althans onvoldoende, heeft weersproken , is niet komen vast te staan dat het bedrag van € 591,20 onverschuldigd is betaald door Viday B.V., zodat de vordering onder II ook in zoverre moet worden afgewezen.
feevoor het gebruik van de handelsnaam Viday door Viday B.V. In het licht hiervan is geen sprake een evidente ongegrondheid van de ingestelde vorderingen.