ECLI:NL:RBDHA:2024:17259

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
C/09/658470
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring voor recht dat handelsnaam toekomt aan onderneming; afwijzing vordering onverschuldigde betaling

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Viday B.V. en [gedaagde]. Viday B.V. vorderde een verklaring voor recht dat de handelsnaam 'Viday' toekomt aan haar en dat zij deze rechtmatig voert. Tevens vorderde zij een bedrag van € 15.103,13 ter zake van onrechtmatige onttrekkingen door [gedaagde]. De rechtbank oordeelde dat Viday B.V. de handelsnaam rechtmatig voert, aangezien [gedaagde] geen onderneming heeft gedreven onder deze naam en geen handelsnaamrechten heeft verworven. De vordering tot verklaring voor recht werd toegewezen, maar de vordering tot terugbetaling van onrechtmatige onttrekkingen werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat Viday B.V. onvoldoende bewijs had geleverd voor haar vordering uit hoofde van onverschuldigde betaling. De rechtbank wees de vorderingen van Viday B.V. af en veroordeelde haar in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team Handel
Zaaknummer / rolnummer: C/09/658470 / HA ZA 23-1103
Vonnis van 23 oktober 2024
in de zaak van
VIDAY B.V.,
te Alphen aan den Rijn,
eiseres,
advocaat: mr. A.A.H.M. van der Wijst te Eindhoven,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat: mr. L. Keukens te Amsterdam.
Partijen worden hierna Viday B.V. en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van Viday B.V. van 30 november 2023 met producties EP1 t/m EP14;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde] van 28 februari 2024 met producties GP1 t/m GP23;
- het tussenvonnis van 22 mei 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald op
9 september 2024;
- de akte wijziging van eis, tevens akte inbrengen producties EP15 t/m EP22 van Viday B.V. van 23 augustus 2024;
- de akte houdende reactie op eiswijziging en producties EP15 t/m EP22, tevens houdende overlegging producties GP24 t/m GP33 van [gedaagde] van 28 augustus 2024;
- de aanvulling op productie EP22 van Viday B.V. van 2 september 2024.
1.2.
Op 9 september 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Tijdens de zitting waren aanwezig:
[naam 1] (directeur Viday B.V.) namens Viday B.V., bijgestaan door mr. Van der Wijst voornoemd, en [gedaagde] voornoemd, bijgestaan door mr. Keukens voornoemd.
1.3.
Na afloop van de mondelinge behandeling is bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
Viday B.V. is een videobedrijf dat films, commercials en documentaires maakt voor diverse partijen. Enig aandeelhouder en bestuurder van Viday B.V. is [bedrijfsnaam 1] B.V., de persoonlijke vennootschap van [naam 1] (hierna: [naam 1] ).
2.2.
[gedaagde] is bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijfsnaam 2] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 2] B.V.).
2.3.
Viday B.V. is een voortzetting van een inmiddels verbroken samenwerking tussen [naam 1] en [gedaagde] . Deze samenwerking begon in 2009 in de vorm van de V.O.F. Creatieve Krachten, die op 1 januari 2016 is omgezet in een commanditaire vennootschap (Creatieve Krachten C.V.). Op 30 mei 2017 hebben [naam 1] en [gedaagde] VHRL Video B.V. opgericht, waarbij hun vennootschappen [bedrijfsnaam 2] B.V. respectievelijk [bedrijfsnaam 1] B.V. ieder voor 50% aandeelhouder werden. Op 1 september 2017 heeft [bedrijfsnaam 2] B.V. haar aandelen in VHRL Video B.V. overgedragen aan JJZI Holding B.V., de persoonlijke vennootschap van de partner van [gedaagde] , [naam 2] (hierna: [naam 2] ). [bedrijfsnaam 2] B.V. bleef wel bestuurder van VRHL Video B.V.
2.4.
Op 29 oktober 2018 heeft [gedaagde] de domeinnaam viday.nl geregistreerd bij SIDN (Stichting Internet Domeinregistratie Nederland).
2.5.
Op 20 december 2018 is de statutaire- en handelsnaam van VHRL Video B.V. gewijzigd in Viday B.V.
2.6.
Op 1 november 2022 heeft [gedaagde] een bedrag van € 735,96 gedeclareerd voor de jaarlijkse registratiefee van diverse domeinnamen, die op zijn naam staan (waaronder viday.nl), en de webhosting van viday.nl. Dit bedrag is op 2 januari 2023 vanaf de zakelijke rekening van Viday B.V. aan [gedaagde] voldaan.
2.7.
Op 2 januari 2023 is een door [gedaagde] gedeclareerd bedrag van € 600 onder vermelding van ‘gsm q3/q4’ voldaan vanaf de zakelijke rekening van Viday B.V.
2.8.
Per 1 januari 2023 is [bedrijfsnaam 2] B.V. ( [gedaagde] ) formeel uitgetreden als bestuurder van Viday B.V. Dit is met terugwerkende kracht per 1 juli 2022 ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
2.9.
Op 1 februari 2023 heeft JJZI Holding B.V. de aandelen in Viday B.V. verkocht aan [bedrijfsnaam 1] B.V., waarmee [naam 1] (indirect) enig aandeelhouder en bestuurder van Viday B.V. is geworden.
2.10.
Bij e-mailbericht van 5 februari 2023 – met als onderwerp ‘laatste punten overdracht’ – heeft [naam 1] aan [gedaagde] bericht, voor zover hier van belang:
“Hieronder nog wat laatste punten die nog even aandacht nodig hebben.
- ING, [naam 2] heeft de pas ingeleverd. [gedaagde] , heb jij nog een pas? Maandag ga ik met alle documenten naar de ING en zet alles om.
- Paypal, [gedaagde] kan jij de ING rekening loskoppelen van jouw mail adres?
- Kentekenbewijs deel 1 - van de bus. Hebben wij die of ligt die nog bij VRHL?
- Spullen Viday, hebben jullie nog materiaal/kleding wat van Viday is?
- Sleutels, zijn er nog sleutels verder in omloop?
(…)
- Website, [gedaagde] , graag de verhuizing van de website in gang zetten. Deze is momenteel offline en [bedrijfsnaam 3] kan er niet in om de site te repareren.”
2.11.
Bij e-mailbericht van 8 februari 2023 heeft [gedaagde] aan [naam 1] bericht, voor zover hier van belang:
“Hierbij kom ik terug op jouw e-mail van 5 februari jl. Jouw verzoek aan mij om de domeinnaam www.viday.nl (‘Domeinnaam Viday’) te verhuizen zodat jij deze ten behoeve van Viday kan gebruiken, heeft mij verbaasd.
Per 1 juli 2022 ben ik geen bestuurder meer van Viday B.V. Echter, ook na mijn vertrek is Viday zonder mijn toestemming gebruik blijven maken van de domeinnamen (www.creatievekrachten.nl en www.viday.nl) en de handelsnamen (Creatieve Krachten en Viday).
(…)
Omdat (…) ik houder ben van het concept en de naam zoals iedereen te allen tijde
duidelijk is geweest, zijn de rechten bij mij persoonlijk achtergebleven en heb ik op persoonlijke titel bij SIDN de domeinnaam (www.viday.nl) geregistreerd. Ik heb toen stilzwijgend een gebruiksrecht aan Viday B.V. gegeven om deze domeinnaam en de handelsnaam kosteloos te mogen gebruiken. Dat de rechten bij mij persoonlijk zijn gebleven, volgt eruit dat ik altijd de kosten van registratie van deze domeinnaam op persoonlijke titel hebben voldaan en deze administratieve kosten heb doorbelast aan
Viday B.V.
Hoewel je vanaf 1 juli 2022 al voorafgaande toestemming van mij nodig had om de domeinnamen en handelsnamen te mogen gebruiken, ben ik bereid om niet naar het verleden te kijken maar alleen naar de toekomst. Daarom ben ik bereid om een licentieovereenkomst te verlenen aan je op de volgende voorwaarden:
i.) Ingangsdatum 1 maart 2023;
ii.) De maandelijkse royaltyvergoeding zal € 700,— ex BTW bedragen;
iii.) Gebruik van de domeinnamen en handelsnamen zal gelden voor Nederlandse territorium en is exclusief van aard;
iv.) Minimale licentieduur is 36 maanden en geen tussentijdse opzeggingsmogelijkheden. Na de periode van 36 maanden en betaling van de maandelijkse royaltyvergoeding, zal ik
kosteloos de domeinnamen en handelsnamen aan je overdragen.
v.) Licentie zal niet overdraagbaar zijn, wel recht om sublicenties te verlenen na
voorafgaande toestemming van mij;
Graag verneem ik uiterlijk voor21 februari 2023om17:00uof je akkoord gaat met
bovenstaand voorstel en we de afspraken kunnen neerleggen in een licentieovereenkomst. Mocht je niet akkoord gaan dan zal ieder gebruik van de domeinnamen en handelsnamen per omgaande gestaakt moeten worden.”
2.12.
Bij brief van 21 februari 2023 heeft Viday B.V. [gedaagde] onder meer gesommeerd de domeinnaam viday.nl over te dragen aan Viday B.V. en een bedrag van € 13.911,93 aan onrechtmatige privéonttrekkingen terug te betalen. Laatstgenoemd bedrag is gebaseerd op een Excel-overzicht, die als bijlage bij de brief is gevoegd. Dit overzicht beslaat negen pagina’s en ziet op de periode van 9 november 2015 tot en met 12 december 2019, alsmede zeven betalingen in 2020.
Ter illustratie neemt de rechtbank hieronder de eerste pagina van het overzicht op alsmede de laatst vermelde betalingen [1] :
(…)
2.13.
Bij brief van 14 maart 2023 heeft [gedaagde] aan Viday B.V onder meer meegedeeld, voor zover van belang:
“In uw Brief stelt u ten onrechte dat [naam 3] de naam “Viday” heeft bedacht. Deze naam is door [gedaagde] bedacht. (…) [gedaagde] [is] steeds rechthebbende gebleven van de intellectuele eigendomsrechten, zoals auteursrechten en handelsnaamrechten, en aanverwante rechten zoals domeinnamen die rusten op (..) “Viday”. [gedaagde] heeft deze intellectuele eigendomsrechten en aanverwante rechten nimmer ingebracht in enige samenwerkingsvorm. (…) [gedaagde] heeft om niet aan Viday het recht verleend om gebruik te maken van de intellectuele eigendomsrechten en aanverwante rechten die rusten op de naam ‘Viday’ zo lang [gedaagde] direct dan wel indirect is verbonden met Viday en de jaarlijkse administratiekosten door Viday betaald worden. (…)
In uw Brief stelt u dat [gedaagde] onrechtmatige betalingen zou hebben verricht en maakt
Viday aanspraak op terugbetaling. Het zou gaan om een bedrag van € 13.911,93. Bovengenoemde wordt betwist (..)”
2.14.
Bij brieven van 4 april en 6 juli 2023 heeft Viday B.V. haar sommaties herhaald. [gedaagde] heeft niet aan de sommaties voldaan.
2.15.
Op 30 november 2023 heeft Viday B.V. de dagvaarding laten uitbrengen aan [gedaagde] .
2.16.
Bij e-mail van 3 januari 2024 heeft [gedaagde] aan Viday B.V. meegedeeld, voor zover van belang:
“Ik ben de bedenker van de naam ‘Viday’ en daarmee rechthebbende van de auteursrechten (eigen oorspronkelijk karakter en mijn persoonlijke stempel) op die naam en rechtmatig houder van de domeinnaamrechten. Deze rechten zijn door mij nimmer ingebracht of
overgedragen aan Viday (…)
Op welke basis u dan meent dat Viday rechthebbende zou zijn geworden van de naam ‘Viday’ wordt niet duidelijk uit de dagvaarding. Het enkele feit dat uw cliënte met mijn toestemming gebruik van deze naam heeft gemaakt, is onvoldoende om op basis daarvan de oudere auteursrechten en domeinnaamrechten van mij teniet te kunnen doen.
(…)
Ik heb gedurende een periode van meer dan vijf jaar de Domeinnaam aan Viday ter beschikking gesteld en de registratiekosten daarvan bij Viday in rekening gebracht. Nimmer is ter sprake gekomen dat deze Domeinnaam aan Viday zou toekomen. Dat zou wel voor de hand hebben geleden als dit de bedoeling van partijen zou zijn geweest. Uit deze gang van zaken volgt ook dat mijn auteursrechten en domeinnaamrechten op de naam ‘Viday’ van oudere datum zijn dan de rechten waarop uw cliënte zich beroept.”
2.17.
Bij e-mail van 24 januari 2024 aan Viday B.V. heeft [gedaagde] meegedeeld, voor zover van belang:
“ (…) [is] volledig onverplicht bereid om afstand te doen van de domeinnaam en van alle intellectuele eigendomsrechten die rusten op de naam en/of het teken ‘Viday’. Hierbij treft u aan de verhuiscode waarmee de verhuizing van de domeinnaam www.viday.nl naar uw cliënte kan worden bewerkstelligd.”
2.18.
De domeinnaam viday.nl staat sinds 26 januari 2024 bij SIDN geregistreerd op naam van Viday B.V.

3.Het geschil

3.1.
Viday B.V. vordert – samengevat en na wijziging van eis – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. een verklaring voor recht dat de handelsnaam Viday toekomt aan Viday B.V. en dat Viday B.V. deze handelsnaam rechtmatig voert;
II. veroordeling van [gedaagde] om binnen 14 dagen na dit vonnis € 15.103,13 te betalen aan Viday B.V. ter zake van onrechtmatige onttrekkingen, vermeerderd met de wettelijke rente;
III. veroordeling van [gedaagde] in de volledige proceskosten op grond van artikel 1019h Rv [2] , vermeerderd met de wettelijke rente en nakosten.
3.2.
Viday B.V. legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij haar onderneming drijft onder de (handels)naam Viday en deze handelsnaam van rechtswege toekomt aan Viday. Sinds de oprichting van Viday in 2018 heeft [gedaagde] nooit aangegeven de naam Viday (en daarbij horende domeinnaam) voor een ander doel of onderneming te willen gebruiken. Viday B.V heeft belang bij de gevorderde verklaring voor recht, omdat [gedaagde] een beroep doet op handelsnaam- en auteursrechten op de naam Viday. Viday B.V. wil voorkomen dat hij alsnog een gebruiksvergoeding gaat vragen van Viday B.V., zoals hij dat deed in zijn eerdere e-mailbericht (zie 2.11) of een verbod vordert op het gebruik van de naam door Viday B.V. Daarnaast heeft [gedaagde] privéuitgaven gedaan met middelen van Viday B.V. en ten onrechte kosten bij Viday B.V. gedeclareerd. Viday B.V. is op grond van artikel 6:203 BW [3] gehouden deze onverschuldigde betalingen aan Viday B.V. te voldoen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring dan wel afwijzing van de vorderingen met veroordeling van Viday B.V. in de volledige proceskosten in de zin van artikel 1019h Rv en subsidiair op grond van artikel 237 lid 1 Rv, vermeerderd met wettelijke rente en nakosten, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Handelsnaam
4.1.
Op 20 december 2018 is de statutaire- en handelsnaam van de vennootschap van [naam 1] en (na de aandelenoverdracht) [naam 2] gewijzigd van VRHL Video B.V. in Viday B.V. Sindsdien heeft Viday B.V. haar onderneming steeds onder de naam Viday gedreven. Het is dan ook Viday B.V. die zich op grond van artikel 5 Hnw [4] kan verzetten tegen anderen die een gelijkluidende handelsnaam voeren dan wel een handelsnaam die slechts zo in geringe mate afwijkt, dat daardoor gevaar voor verwarring te duchten is. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij de bedenker is van de naam Viday en dus rechthebbende op de handelsnaam is. Dit verweer snijdt geen hout. Door het enkele registreren van een domeinnaam ontstaan geen handelsnaamrechten. [gedaagde] heeft geen onderneming gedreven onder de naam Viday en evenmin gebruik gemaakt van de domeinnaam viday.nl en zeker niet een zodanige wijze dat daardoor een (ouder) handelsnaamrecht zou zijn ontstaan. Van de door [gedaagde] gestelde overdracht dan wel licentiëring van de handelsnaam kan reeds daarom (ook) geen sprake zijn (geweest). Evenmin is gesteld of gebleken dat over het gebruik van de naam contractuele afspraken bestonden, in die zin dat Viday B.V. de naam alleen mocht gebruiken, zolang [gedaagde] aan Viday B.V. verbonden was. Onder deze omstandigheden komen de handelsnaamrechten dus toe aan Viday B.V. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de handelsnaam Viday toekomt aan Viday B.V en dat zij deze handelsnaam rechtmatig voert.
4.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] verklaard dat hij niet langer aanspraak maakt op de intellectuele eigendomsrechten op de naam Viday. Verder heeft [gedaagde] bevestigd dat hij de (domein)naam Viday nooit heeft gebruikt en niet zal gaan gebruiken. Voor zover het e-mailbericht van 24 januari 2024 (zie 2.17) daarover nog enige twijfel laat bestaan (er staat immers ‘bereid om’), heeft [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling bevestigd dat hij hiermee heeft bedoeld onvoorwaardelijk afstand te doen van enige aanspraak op de naam Viday. Bij deze stand van zaken is geen sprake van (een dreigende) handelsnaaminbreuk door [gedaagde] en evenmin van een dreigende inbreukvordering van de zijde van [gedaagde] jegens Viday B.V. Dit maakt dat de vordering ex artikel 3:302 jo. 3:303 BW wegens het ontbreken van belang wordt afgewezen.
Onrechtmatige onttrekkingen
4.3.
Viday B.V. vordert van [gedaagde] terugbetaling van een bedrag van in totaal
€ 15.103,13 ter zake van onrechtmatige onttrekkingen uit de B.V. Viday B.V. stelt dat [gedaagde] via het PayPal-account van Viday B.V. diverse goederen en diensten voor privégebruik heeft aangeschaft voor een bedrag van in totaal € 13.911,93. Daarnaast zou [gedaagde] ten onrechte bij Viday B.V. € 591,20 hebben gedeclareerd voor domeinnamen die Viday B.V. niet heeft gebruikt en € 600 voor telefoonkosten in het derde en vierde kwartaal van 2022, terwijl [gedaagde] sinds 1 juli 2022 niet meer voor Viday B.V. werkte.
-PayPal-account
4.4.
Eerst tijdens de zitting is het volgende duidelijk geworden. Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] beschikte over een PayPal-account. Hieraan waren twee
e-mailadressen gekoppeld, te weten [e-mailadres 1] (waaraan de zakelijke rekening was gekoppeld) en [e-mailadres 2] (waaraan de privé creditcard van [gedaagde] was gekoppeld). Meerdere medewerkers van Viday B.V. hadden toegang tot dit PayPal-account om zakelijke betalingen mee te doen, met name voor het aanschaffen van stockaudio en -afbeeldingen. Dit ging dus via het e-mailadres [e-mailadres 1] . De medewerkers hadden geen toegang tot het gmail-adres. Tussen partijen is evenmin in geschil dat er eind 2019/begin 2020 (voor de corona periode) een gesprek heeft plaatsgevonden tussen [naam 1] en [gedaagde] , omdat [naam 1] had gezien dat er via het PayPal-account betalingen van de zakelijke rekening zijn gedaan voor goederen en diensten voor [gedaagde] in privé. [gedaagde] heeft hierover verklaard dat er inderdaad abusievelijk een aantal privébetalingen van de zakelijke rekening waren afgeschreven en dat dit om ongeveer € 3.000 ging. Partijen verschillen van mening over de hoogte van het totale bedrag aan privébetalingen dat van de zakelijke rekening was afgeschreven en of dit al dan niet berustte op een fout. Vast staat in ieder geval dat zij destijds hebben afgesproken dat [naam 1] voor een gelijk bedrag privéonttrekkingen van de zakelijke rekening zou doen. Desgevraagd heeft [naam 1] verklaard dat hij dit wel met de accountant heeft besproken, maar dat dit niet op enigerlei wijze is vastgelegd in de administratie. Verder heeft [naam 1] verklaard dat er na dit gesprek door [gedaagde] geen privé betalingen meer zijn gedaan vanaf de zakelijke rekening en dat hij na het gesprek [gedaagde] nooit meer heeft aangesproken op een nog openstaand bedrag (tot de brief van 21 februari 2023; zie 2.12).
4.5.
Viday B.V. stelt nu dat [gedaagde] het bedrag aan privébetalingen vanaf de zakelijke rekening waarover in 2020 is gesproken, nooit heeft terugbetaald; dat er onvoldoende liquide middelen waren om privé uitgaven vanaf de zakelijke rekening te doen door [naam 1] (en het dus niet kon worden ‘geleveld’) en dat het nog openstaande bedrag aan privéonttrekkingen € 13.911,93 betreft. Ter onderbouwing van het gevorderde bedrag heeft Viday B.V. als productie EP10 het Excell-bestand overgelegd dat tevens als bijlage bij de brief van 21 februari 2023 (zie 2.12) was gevoegd. [naam 1] heeft ter zitting verklaard dat hij deze lijst zelf heeft samengesteld in 2020 op basis van de gegevens in het Paypal-account en dat dit alleen uitgaven betreft die zijn gedaan vanaf de zakelijke rekening. Deze lijst heeft hij vóór 21 februari 2023 nooit getoond aan of besproken met [gedaagde] . [gedaagde] heeft betwist dat dit uitgaven betreffen die hij heeft gedaan en dat deze uitgaven zijn afgeschreven van de zakelijke rekening van Viday B.V.
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat Viday B.V. – tegenover de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] – onvoldoende heeft onderbouwd dat Viday B.V. een vordering uit hoofde van onverschuldigde betaling heeft op [gedaagde] . De enige onderbouwing van de vordering is het door [naam 1] in 2020 opgestelde Excel-bestand. Uit dit overzicht kan niet worden afgeleid of dit inderdaad betalingen zijn vanaf het betreffende PayPal-account en, zo ja, door wie deze betalingen zijn gedaan en of deze betalingen van de zakelijke rekening van Viday B.V. zijn afgeschreven. Wat verder opvalt, is dat een groot deel van de in het
Excel-bestand opgenomen betalingen dateren van vóór 30 mei 2017, de oprichtingsdatum van de vennootschap. Bovendien is over een vermeende vordering op [gedaagde] niets opgenomen in correspondentie tussen partijen, in de administratie en evenmin is deze vordering op enige wijze meegenomen in de afwikkeling van de overdracht van de vennootschap aan [naam 1] en het uittreden van [gedaagde] als bestuurder. Tot slot is in de brief van 4 oktober 2021 [5] , waarin [gedaagde] en [naam 1] instemmen met de door de accountant opgestelde jaarrekening over 2020, niets opgenomen over een vermeende vordering op [gedaagde] wegens privé-onttrekkingen. Dit terwijl de accountant volgens de verklaring van [naam 1] wel op de hoogte zou zijn van het gesprek dat in 2020 had plaatsgevonden. [naam 1] heeft desgevraagd bevestigd dat er na het gesprek in 2020 niet meer is gesproken of gecorrespondeerd over eventueel nog openstaande bedragen. Onder deze omstandigheden komt de rechtbank aan (verdere) bewijslevering niet toe, zodat de conclusie moet zijn dat de vordering onder II, voor zover deze betrekking heeft op het bedrag van € 13.911,93, moet worden afgewezen.
-Declaratie domeinnamen
4.7.
Viday B.V. stelt verder dat [gedaagde] registratiekosten over 2022 heeft gedeclareerd voor meerdere domeinnamen die niet door Viday B.V. zijn gebruikt, in totaal een bedrag van € 591,20. Hiertegenover heeft [gedaagde] aangevoerd dat al deze domeinnamen die op zijn naam waren geregistreerd, wél door Viday B.V. zijn gebruikt, namelijk om via een zogenaamde
“301-redirect”(een permanente omleiding) meer bezoekers naar de domeinnaam viday.nl te leiden. Nu deze domeinnamen uitsluitend ten behoeve van Viday B.V. werden gebruikt, was de afspraak tussen partijen, volgens [gedaagde] , dat deze kosten door hem in rekening mochten worden gebracht bij Viday B.V. Aangezien Viday B.V. dit niet, althans onvoldoende, heeft weersproken , is niet komen vast te staan dat het bedrag van € 591,20 onverschuldigd is betaald door Viday B.V., zodat de vordering onder II ook in zoverre moet worden afgewezen.
-Declaratie telefoonkosten
4.8.
Viday B.V. heeft tot slot gesteld dat [gedaagde] onterecht telefoonkosten heeft gedeclareerd voor het derde en vierde kwartaal van 2022, terwijl [gedaagde] sinds 1 juli 2022 geen bestuurder meer was. Tijdens de zitting is gebleken – en dit is ook niet tussen partijen in geschil – dat [gedaagde] vanaf 1 juli 2022 geen bestuurderswerkzaamheden meer heeft verricht, maar dat hij nog wel zijn opvolger heeft ingewerkt. Per 1 januari 2023 is hij formeel uitgetreden als bestuurder, maar aangezien hij vanaf 1 juli 2022 geen bestuurderswerkzaamheden meer verrichtte, is hij – in verband met eventuele bestuurdersaansprakelijkheid – in het handelsregister van de Kamer van Koophandel per 1 juli 2022 uitgeschreven als bestuurder. Verder is door partijen ter zitting verklaard dat er een vast bedrag aan telefoonvergoeding was afgesproken van € 300 per kwartaal. Onder deze omstandigheden is het gedeclareerde bedrag van € 600 voor de laatste twee kwartalen van 2022 niet onverschuldigd betaald door Viday B.V., zodat de vordering onder II, voor zover betrekking hebbend op dat bedrag, ook moet worden afgewezen.
Proceskosten
4.9.
Viday B.V. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
4.10.
Voor zover [gedaagde] heeft bedoeld om vergoeding van zijn volledige proceskosten te vorderen omdat Viday B.V. evident ongegronde vorderingen heeft ingesteld en gehandhaafd, is de rechtbank van oordeel dat hier geen sprake van is. Vaste rechtspraak [6] is dat een vordering tot vergoeding van alle in verband met een gerechtelijke procedure gemaakte kosten alleen toewijsbaar is in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede wordt gewaarborgd door artikel 6 EVRM [7] .
4.11.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een situatie waarin Viday B.V. het instellen van haar vorderingen, gelet op de evidente ongegrondheid daarvan, achterwege had moeten laten. Weliswaar heeft zij haar vordering inzake de overdracht van de domeinnaam viday.nl in de loop van de procedure ingetrokken en heeft de rechtbank de gevorderde verklaring voor recht vordering wegens gebrek aan belang afgewezen, maar op het moment van dagvaarden was haar vordering niet evident ongegrond. [gedaagde] had op dat moment de domeinnaam immers nog niet overgedragen, bleef aanspraak maken op zijn vermeende intellectuele eigendomsrechten op de naam Viday en had geen onthoudingsverklaring getekend. Ook na het uitbrengen van de dagvaarding had Viday B.V. voldoende belang om haar vordering in stand te houden, omdat [gedaagde] stelde rechthebbende te zijn op de domeinnaam en de handelsnaam Viday (zie 2.16). In een latere e-mail (zie 2.17) heeft hij bovendien alleen meegedeeld dat hij “geheel onverplicht (..) bereid is” om afstand te doen van deze rechten; dit is iets anders dan onvoorwaardelijk. De domeinnaam is overgedragen (en de vordering overdracht domeinnaam is ingetrokken); onduidelijk bleef echter of [gedaagde] ook vasthield aan zijn standpunt dat hij rechthebbende was van het handelsnaamrecht op de naam Viday en dat Viday B.V. deze naam dus niet zonder zijn toestemming mocht gebruiken. In eerdere correspondentie (zie 2.11) had [gedaagde] bovendien aanspraak gemaakt op een
feevoor het gebruik van de handelsnaam Viday door Viday B.V. In het licht hiervan is geen sprake een evidente ongegrondheid van de ingestelde vorderingen.
4.12.
[gedaagde] verzoekt (verder) primair om vergoeding van zijn volledige proceskosten op grond van artikel 1019h Rv. [gedaagde] heeft daartoe een proceskostenstaat [8] overgelegd waarin het uurtarief, het aantal gewerkte uren en de proceskosten zijn vermeld. De werkzaamheden die zijn advocaat heeft verricht, zijn daarin echter niet concreet omschreven. De opgave voldoet derhalve niet aan de vereisten zoals vermeld in de Indicatietarieven in IE-zaken (versie 1 april 2017) onder 5 (b), zodat de advocaatkosten van [gedaagde] niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 1019h Rv kunnen worden toegewezen.
4.13.
Gelet hierop zullen de advocaatkosten van [gedaagde] conform het toepasselijke liquidatietarief worden begroot op een bedrag van € 1.535,- (2,5 punten x € 614 (tarief II)). Dit bedrag wordt vermeerderd met het griffierecht van € 1.301,- en een bedrag van € 178,- aan nakosten (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing), waarmee het totaalbedrag uitkomt op € 3.014,-.
4.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt Viday B.V. in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 3.014,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,- plus de kosten van betekening als Viday B.V. niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
veroordeelt Viday B.V. tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten en nakosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
5.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.D. Overbeek, rechter, bijgestaan door mr. J.M.N. van Limpt-Schrover, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2024.

Voetnoten

1.Arceringen aangebracht door partijen
2.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
3.Burgerlijk Wetboek
4.Handelsnaamwet
5.productie GP23
6.HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828 (Duka/Achmea) en HR 15 september 2017, ECLI:HR:2017:2366 (De Alternatieve c.s./Verweerders)
7.Europees verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
8.Productie GP33