ECLI:NL:RBDHA:2024:17251

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 september 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.33497
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen van Syrische eisers en de niet-ontvankelijkheid op basis van veilig derde land

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van twee Syrische eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen. De eisers, geboren in respectievelijk 1953 en 1960, hebben op 4 augustus 2024 asiel aangevraagd in Nederland, nadat zij eerder in Canada verbleven. De minister van Asiel en Migratie heeft hun aanvragen op 20 augustus 2024 niet-ontvankelijk verklaard, omdat Canada als veilig derde land wordt beschouwd. De rechtbank heeft de beroepen op 13 september 2024 behandeld, waarbij eisers via digitale verbinding aanwezig waren, samen met hun gemachtigde en een tolk.

De rechtbank oordeelt dat de niet-ontvankelijkheid van de asielaanvragen terecht is, omdat eisers in het bezit zijn van een Canadees multiple entry visum. De rechtbank stelt vast dat Canada voor eisers als veilig derde land kan worden aangemerkt, ondanks hun argumenten dat er geen hechte band met Canada is. De rechtbank wijst erop dat de dochter van eisers nog in Canada woont en dat er contact is, wat voldoende is om aan te nemen dat er een band bestaat. De rechtbank concludeert dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen aannemen dat eisers met hun visum toegang zullen hebben tot Canada.

Daarnaast wordt ingegaan op de argumenten van eisers met betrekking tot hun zoon en kleinkinderen in Nederland. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de kleinkinderen niet zwaarder hoeven te wegen dan de belangen van de staat om asielaanvragen te toetsen aan de wetgeving. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en bevestigt de beslissing van de minister van Asiel en Migratie, waarbij eisers geen proceskostenvergoeding ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.33497 en NL24.33498

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [nummer 1] ;
en
[eiser], eiser
V-nummer: [nummer 2]
(gemachtigde: mr. J. van Veelen-de Hoop),
gezamenlijk te noemen: eisers,
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Imami).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de afwijzing van de asielaanvragen van eisers. Eiser is geboren op [datum 1] 1953 en eiseres is geboren op [datum 2] 1960. Beiden hebben de Syrische nationaliteit. Zij hebben op 4 augustus 2024 asielaanvragen ingediend. Verweerder heeft met de bestreden besluiten van 20 augustus 2024 deze aanvragen in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 13 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers via digitale verbinding, de gemachtigde van eisers, [tolk] als tolk en de gemachtigde van verweerder. Verder was hun zoon ter zitting aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de niet-ontvankelijkverklaring van de asielaanvragen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De beroepen zijn ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eisers leggen aan hun asielaanvragen het volgende ten grondslag. Eisers hebben Syrië verlaten vanwege de aanhoudende dreigingen door de oorlog. Eiser werd meermaals gedwongen medische hulp te verlenen aan strijders. Dit wilde eiser niet, waardoor eisers bedreigd werden. Eisers zijn met een multiple entry visum naar Canada gereisd en hebben daar 3,5 maand bij hun dochter verbleven. Na hun verblijf in Canada zijn eisers doorgereisd naar Nederland. Op Schiphol hebben eisers asiel aangevraagd, waarna ze in grensdetentie zijn geplaatst.
De bestreden besluiten
5. Verweerder heeft de asielaanvragen niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) omdat Canada voor eisers als veilig derde land wordt beschouwd. Eisers zijn in bezit van een Canadees multiple entry visum dat geldig is van 8 augustus 2023 tot 7 februari 2029. Verweerder verwacht dat eisers hiermee opnieuw toegang zullen krijgen tot Canada en in het geval dat dit niet zo is, eisers asiel kunnen aanvragen in Canada. Verweerder concludeert daarom dat Canada voor eisers een veilig derde land is.
Toetsingskader
6. Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw kan een aanvraag niet-ontvankelijk worden verklaard als een derde land voor die vreemdeling als veilig derde land kan worden beschouwd. Voor het tegenwerpen van een veilig derde land moet verweerder eerst beoordelen of de vreemdeling een zodanige band heeft met het derde land, dat het voor hem of haar redelijk is daar naartoe te gaan. Het is in beginsel aan verweerder om aan de hand van de verklaringen van de vreemdeling en eventuele overgelegde of anderszins verkregen documenten aannemelijk te maken dat die vreemdeling een band heeft met het derde land. Het is vervolgens aan de vreemdeling om dat te weerleggen.
6.1.
Bij de beoordeling of een vreemdeling een zodanige band heeft met het land, worden alle relevante feiten en omstandigheden betrokken. Hieronder vallen de aard, de duur en de omstandigheden van het verblijf. Uit paragraaf C2/6.3 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) volgt dat door verweerder onder andere aangenomen wordt dat een vreemdeling een band met een derde land heeft als in dat land een eerstelijns of direct familielid woonachtig is, waarmee nog contact is.
6.2.
Daarna moet verweerder beoordelen of aannemelijk is dat de vreemdeling tot dit land wordt toegelaten. Dit moet hij doen aan de hand van informatie uit algemene bronnen of op basis van verklaringen van de vreemdelingen. Vervolgens is het aan de vreemdeling om met tegenbewijs te komen die doet twijfelen aan de door verweerder geschetste mogelijkheden om toegang te krijgen tot dit land, voor de vreemdeling niet aanwezig zijn. Dit heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State aangevuld met het vereiste dat de vreemdeling inspanningen moet verrichten om daadwerkelijk te worden toegelaten, tenzij van hem of haar niet kan worden verlangd dat hij opnieuw probeert toegang tot en verblijf in dat land te krijgen. [1]
Kan Canada voor eisers worden aangemerkt als veilig derde land?
7. Eisers voeren aan dat in het kader van de redelijkheidstoets het ook van belang is om te beoordelen of er een familielid aanwezig is dat maakt dat er een voldoende en significatie band is met Canada op het moment dat zij daar arriveren. In hun geval is daar geen sprake van. De dochter van eisers heeft sinds kort de Canadese nationaliteit maar heeft zelf nooit een band met Canada ervaren of opgebouwd. In Canada zat zij in een ongelukkig huwelijk dat is geëindigd in een scheiding. Verder voelde zij zich niet geaccepteerd in Canada. De dochter van eisers wil Canada verlaten en naar Spanje verhuizen, naar haar broer. Eisers en hun dochter hebben geen hechte band door de lange periode waarin zij gescheiden zijn geweest van elkaar. De gezondheidssituatie van de dochter van eisers laat het haar niet toe om eisers op te vangen. Daardoor en omdat hun dochter Canada spoedig zal verlaten, zal er geen familielid aanwezig zijn die maakt dat eisers ten tijde van hun aankomst in Canada ook hechte banden hebben met Canada. Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd dat deze omstandigheden bij de beoordeling zijn betrokken.
8. De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat de dochter van eisers nog in Canada woont en dat zij nog contact met haar hebben, ertoe leidt dat de band tussen eisers en Canada aangenomen kan worden. Eisers hebben onvoldoende met bewijsstukken onderbouwd dat hun dochter daadwerkelijk van plan is om Canada te verlaten en zich elders te vestigen. Wat eisers ter zitting verklaard hebben over een vliegticket dat hun dochter geboekt zou hebben naar Barcelona, verandert deze conclusie niet. Er zijn geen bewijzen geleverd van een daadwerkelijke vestiging in Spanje. Nu er van moet worden uitgegaan dat de dochter van eisers nog in Canada woont en de omstandigheid dat eisers contact met haar hebben, maakt dat verweerder Canada als veilig derde land heeft kunnen tegenwerpen. Niet is vereist dat op voorhand vaststaat dat Canada eisers toegang zal verschaffen, maar de rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen aannemen dat eisers met hun visum toegang zullen hebben tot Canada.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Moeten de banden tussen eisers en hun zoon en kleinkinderen zwaarder wegen in de redelijkheidstoets?
9. Daarnaast voeren eisers aan dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat de band tussen eisers en hun zoon en kleinkinderen op zichzelf geen doorslaggevende omstandigheid kan zijn waardoor het niet meer redelijk is dat eisers moeten terugkeren naar Canada. Eisers voeren aan dat uit jurisprudentie volgt dat er een artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) oordeel dient te worden betrokken in deze redelijkheidstoets. In Syrië hebben eisers voor lange tijd met hun zoon en kleinkinderen samengewoond, waardoor er sprake is hechte persoonlijke banden. Er bestaat een objectieve belemmering om het gezinsleven uit te oefenen in Syrië en Canada.
10. Naar het oordeel van de rechtbank wijst verweerder er terecht op dat de omstandigheid dat de band van eisers met hun zoon en zijn gezin in de redelijkheidstoets zijn betrokken. Hoewel de rechtbank begrijpt dat eisers bij hun zoon en kleinkinderen in Nederland willen blijven heeft verweerder de belangen van de kleinkinderen van verweerder niet zwaarder hoeven te wegen.
10.1.
Voor zover eisers een beroep doen op artikel 8 van het EVRM en werkinstructie 2020/16, volgt uit artikel 3.6a van het Vreemdelingenbesluit (Vb) dat verweerder een niet-ontvankelijke asielaanvraag niet ambtshalve toetst aan artikel 8 van het EVRM. Daarom stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat er in het kader van de redelijkheidstoets ook geen toets aan artikel 8 van het EVRM plaatsvindt.
Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

11. Verweerder heeft de aanvragen terecht niet-ontvankelijk verklaard.
De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat het besluit van verweerder in stand blijft. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr. J.W. Robijn, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ECLI:NL:RVS:2023:1480, rechtsoverweging 6.