ECLI:NL:RBDHA:2024:17251
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvragen van Syrische eisers en de niet-ontvankelijkheid op basis van veilig derde land
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van twee Syrische eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen. De eisers, geboren in respectievelijk 1953 en 1960, hebben op 4 augustus 2024 asiel aangevraagd in Nederland, nadat zij eerder in Canada verbleven. De minister van Asiel en Migratie heeft hun aanvragen op 20 augustus 2024 niet-ontvankelijk verklaard, omdat Canada als veilig derde land wordt beschouwd. De rechtbank heeft de beroepen op 13 september 2024 behandeld, waarbij eisers via digitale verbinding aanwezig waren, samen met hun gemachtigde en een tolk.
De rechtbank oordeelt dat de niet-ontvankelijkheid van de asielaanvragen terecht is, omdat eisers in het bezit zijn van een Canadees multiple entry visum. De rechtbank stelt vast dat Canada voor eisers als veilig derde land kan worden aangemerkt, ondanks hun argumenten dat er geen hechte band met Canada is. De rechtbank wijst erop dat de dochter van eisers nog in Canada woont en dat er contact is, wat voldoende is om aan te nemen dat er een band bestaat. De rechtbank concludeert dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen aannemen dat eisers met hun visum toegang zullen hebben tot Canada.
Daarnaast wordt ingegaan op de argumenten van eisers met betrekking tot hun zoon en kleinkinderen in Nederland. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de kleinkinderen niet zwaarder hoeven te wegen dan de belangen van de staat om asielaanvragen te toetsen aan de wetgeving. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en bevestigt de beslissing van de minister van Asiel en Migratie, waarbij eisers geen proceskostenvergoeding ontvangen.