9.De beslissing
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5. bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van de feiten 1 en 6 (dagvaarding I) en feit 1 (dagvaarding II):
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2 (dagvaarding I):
wederrechtelijk in de woning vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijderen;
ten aanzien van feit 3 (dagvaarding I):
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
ten aanzien van feit 4 (dagvaarding I):
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
ten aanzien van feit 5 ( dagvaarding I):
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen
wederrechtelijk in de woning vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijderen;
ten aanzien van feit 7 (dagvaarding I):
bedreiging met brandstichting;
ten aanzien van feit 8 (dagvaarding I):
ten aanzien van feit 2 (dagvaarding II):
bedreiging met zware mishandeling;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
154 (honderddrieënvijftig) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de terbeschikkingstelling van verdachte;
beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd;
de vorderingen tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijk opgelegde straffen;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer in deze rechtbank van 28 april 2023, gewezen onder parketnummer 09/024882-23;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het Gerechtshof te Den Haag van 25 september 2023, gewezen onder parketnummer 22/002865-22.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.T. Renckens, voorzitter,
mr. I.C. Kranenburg, rechter,
mr. T.A.B. Mentink rechter,
in tegenwoordigheid van mr. T. Verschoor en mr. M.N.D. Snel, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 oktober 2024.
Bijlage: de bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en).
Ten aanzien van de feiten ten laste gelegd onder 1 en 2 in dagvaarding I:
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024038196, van de politie Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 36).
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 oktober 2024, voor zover inhoudende:
U, de voorzitter, houdt de feiten ten laste gelegd onder 1 en 2 in dagvaarding I voor. Ik kwam thuis. Ik heb gezegd ik steek je in je nek als je hem aanraakt. Dat is een waarschuwing.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , opgemaakt op 5 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 7-8):
Ik ben rechthebbende in de woning op het adres: [adres 2] te Hillegom, welke woning bij mij als zodanig in gebruik is. Ik verklaar dat ik op 5 februari meerdere malen de aanwezige persoon gevorderd heb de woning te verlaten. Ik vertelde [de verdachte] direct dat ik wilde dat hij de woning verliet. Ik zag dat [de verdachte] hier geen gehoor aan gaf. Op het moment dat ik in discussie was met [de verdachte] over dat hij de woning moest verlaten hoorde ik [de verdachte] zeggen: "Ik ga je steken in je nek" en ik hoorde hem zeggen: "Je gaat dood" en ik hoorde hem ook zeggen "Ik maak jullie dood en daarna mijzelf". Deze uitspraken beangstigen mij ook enorm omdat ik daadwerkelijk denk dat [de verdachte] er toe in staat is en dit écht zou doen, zeker als hij drugs gebruikt heeft, wat dagelijks het geval is.
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] , opgemaakt op 5 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 10):
Op 5 februari 2024 was ik thuis op de [adres 2] in Hillegom. Ik was hier samen met mijn vriend [naam 1] . Mijn zoon [de verdachte] kwam aan de deur. [naam 1] was het zat en wees hem de deur. Ik hoorde [naam 1] zeggen dat [de verdachte] het huis uit moest. Dit heeft [naam 1] minimaal 10 keer herhaald. Ik hoorde dat [de verdachte] tegen [naam 1] zei: "Ik steek je in je nek". Daarna hoorde ik [de verdachte] zeggen: "Ik maak jullie dood en daarna mezelf.". Ik acht hem daadwerkelijk in staat zoiets uiteindelijk te doen. Hij gebruikt regelmatig drugs. Als hij nog een beetje meer gebruikt ben ik van mening dat hij echt dingen in uitvoering zou kunnen brengen. Na een paar minuten kwam [de verdachte] terug hij luisterde niet dat hij weg moest gaan en daarna is [de verdachte] aangehouden.
Ten aanzien het feit ten laste gelegd onder 3 in dagvaarding I:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024080161, van de politie eenheid Den Haag (doorgenummerd pagina 1 t/m 83).
4. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 oktober 2024, voor zover inhoudende:
Dat telefoontje naar het RIVM had ik wel gedaan. Ik ben daar in de winter geweest. Ik heb gefilmd hoe het eruit zag. Ik heb nooit ontkend dat ik er was.
5. Proces-verbaal van aangifte van [naam 5] namens het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, opgemaakt op 26 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 5-6):
Plaats delict: [adres 3] , [postcode 2] [plaatsnaam 2]
Pleegdatum: tussen dinsdag 23 januari 2024 om 23:12 en woensdag 24 januari 2024 om 13:00
Er zijn twee dingen gebeurd die mogelijk een relatie met elkaar hebben.
1). dreig telefoontje
2). poging tot inbraak/bekladding met hakenkruizen
Dreig telefoontje:
Collega is gebeld op het telefoon nummer van operationeel beheer LML
telefoontje van: [telefoonnummer] , 14.32 (23 januari), hij zei toen hallo en begon een verhaal, geen naam o.i.d.. Iemand die het nummer van de storingsdienst op een container had gezien zoals hij zelf zei. Hij zei; ik weet wel wat jullie doen, maar ik ga jullie helemaal teniet doen. Sprak over een locatie in de duinen.
Poging tot inbraak / bekladding met hakenkruizen:
Vandaag 24 januari rond 13:00 uur heeft een collega verschillende hakenkruizen en poging tot inbraak geconstateerd. Uit meetgegevens van een
instrument op die locatie blijkt dat dit op 23-01-2024 tussen 23:12 en 23:17
is aangebracht. Ook is geprobeerd om een luik te openen.
6. Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [naam 5] , opgemaakt op 21 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 8):
P: Hoe bekend is het dat het RIVM daar een meetstation heeft?
A: Niet. Voor zover ik weet is het niet herkenbaar en wordt het ook niet weergeven
dat dit een terrein is van het RIVM. Het terrein is omheind met een twee meter hoog hek. Er zat een gat in het hek voor de damherten, maar deze is recent dicht gemaakt.
P: U verklaarde dat er uit meetgegevens van een instrument is gebleken dat de
beklading aangebracht moet zijn tussen 23 januari 2024 te 23:12 uur en 23:17 uur. Hoe specifiek is dit en hoe blijkt dit uit de meetgegevens?
A: De meetinstrumenten hebben een tijdsklok
welke is gesynchroniseerd met de meetapparatuur. Mochten er in de omgeving
wijzigingen worden aangebracht, zullen de waardes wegvallen en zullen de resultaten op nul blijven staan. Dit gebeurde dus ook, waarna wij hiervan een melding kregen. Wij zijn daar vervolgens naartoe gegaan en troffen de graffiti aan."
7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 11 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 27):
Over [de verdachte] is al enige tijd bekend dat hij interesse lijkt te hebben in het
rechts-extremisme. Tijdens de aanhouding in de woning van [de verdachte]
werd in de woonkamer een grote nazivlag aangetroffen. Deze vlag was rood met een
witte cirkel in het midden en daarin een zwart hakenkruis. Op 7 januari 2024 werd [de verdachte] aangehouden naar aanleiding van een bedreiging. In de woning werd door verbalisanten gezien dat [de verdachte] het woord Heil op zijn muur had geschreven. Toen [de verdachte] was ingesloten na deze aanhouding heeft hij met bloed op de muur van zijn cel een hakenkruis getekend. Op 24 januari 2024 kwam de melding binnen bij de politie eenheid Den Haag dat er een bekladding en inbraakpoging had plaatsgevonden bij het RIVM meetstation in de Zilk. De bekladding bestond onder andere uit een hakenkruis.
8. Het proces-verbaal van verhoor gedachte, opgemaakt op 6 maart 2024, voor zover inhoudende (p. 70):
V: Hoe zit dat met dat graffiti?
A:Ik spuit gewoon.
9. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 maart 2024, voor zover inhoudende (p. 31-32):
Uit onderzoek is gebleken dat [de verdachte] gebruik maakt het telefoonnummer [telefoonnummer] . Daarnaast bleek uit de historische verkeersgegevens dat ten tijde van alle drie de gesprekken het telefoonnummer [telefoonnummer] gebruik maakte van een zendmast, voorzien van cell-ID: [cell-ID] . Bij het raadplegen van dit cell-ID bleek deze toe te behoren aan een zendmast van de provider Odido, gevestigd op een kerk gelegen aan de [adres 4] in [plaatsnaam 3] . Ik zag dat er op 23 januari 2024 om 22:05 uur vanaf het voornoemde telefoonnummer is uitgebeld. Ik zag dat het telefoonnummer toen contact maakte met een telefoonmast op het adres [adres 5] in [plaatsnaam 4] . Ik zag dat er daarna pas om 23:44 uur weer contact werd gemaakt met een telefoonmast aan de [adres 6] in [plaatsnaam 5] , omdat er dataverkeer werd gebruikt.
10. De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan ter terechtzitting op 9 oktober 2024, inhoudende:
De rechtbank constateert dat meerdere teksten, waaronder het op foto 9 op pagina 19 zichtbare woord ‘kill’, in graffiti zijn gespoten op het meetstation en dat dit zelfde woord ‘kill’ met graffiti op de muur van de kamer van de verdachte gespoten stond, zoals zichtbaar in de video met bestandnaam ‘[bestandnaam]’, rond minuut 11:30.
Ten aanzien van de feiten ten laste gelegd onder 4, 5 en 6 in dagvaarding I:
De rechtbank zal voor de feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024189647, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 72).
11. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 oktober 2024;
12. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , opgemaakt op 15 juni 2024, voor zover inhoudende (p. 26-28);
13. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 juni, voor zover inhoudende (p. 23-25).
Ten aanzien van de feiten ten laste gelegd onder 7 en 8 in dagvaarding I:
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024255985, van de politie eenheid Den haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 50).
14. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , opgemaakt op 11 augustus, voor zover inhoudende (p. 7):
Plaats delict: [straatnaam] , [postcode 3] Hillegom
Op 10 augustus 2024 zat ik samen met mijn vriend en vrienden in de achtertuin. Uit het niets stond [de verdachte] in de tuin. Ik hoorde dat [de verdachte] vertelde dat hij niet weg zou gaan. Hij vervolgde ik dacht dat jullie niet thuis waren. Ik had anders het huis in de fik gestoken. Dit herhaalde [de verdachte] diverse malen. Toen [de verdachte] binnen in de woning was vertelde hij opnieuw dat hij de woning in brand zou steken.
15. Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , opgemaakt op 11 augustus 2024, voor zover inhoudende (p. 10):
Op 10 augustus 2024 zaten mijn vriendin en ik in de achtertuin met vrienden. Ik hoorde dat [de verdachte] vertelde dat hij geen licht zag branden in de woning en hij hoopte dat wij niet thuis waren. Hij zou dan de woning in brand willen steken.
16. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 11 augustus 2024, voor zover inhoudende (p. 15-16):
Op 10 augustus 2024, was ik verbalisant [verbalisant 4] (
de rechtbank begrijpt: [verbalisant 4]), belast met opvallende noodhulpsurveillance. Ik hoorde ik dat een persoon genaamd [de verdachte] bij zijn ouders thuis geweest was, overlast gepleegd heeft en mogelijk bedreigingen, en nu richting het station van Hillegom is gelopen. Ik hoorde dat mijn collega [verbalisant 6] riep naar [de verdachte] dat hij aangehouden was. Samen met collega [verbalisant 6] en [verbalisant 5] ben ik naar [de verdachte] toe gelopen en hebben wij hem vastgepakt. Ik voelde dat [de verdachte] in het verzet ging door zijn armen aan te spannen en deze proberen los te trekken. Wij hebben [de verdachte] tot twee keer aangeroepen om rustig te doen en even te luisteren. Ik zag en hoorde dat [de verdachte] hier geen gehoor aan gaf en daarop hebben wij [de verdachte] gecontroleerd naar de grond gebracht, gefixeerd, geboeid en aangehouden op 10 augustus 2024 om 22:30 uur. Ik zag en voelde tijdens dit verzet dat [de verdachte] zich heftig verzette door zijn armen en benen los te trekken en probeerde om zich heen te slaan.
17. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 11 augustus, voor zover inhoudende (p. 18-19):
Ik, verbalisant [verbalisant 5] , verklaar het volgende: Op 10 augustus 2024 pakte ik [de verdachte] bij zijn rechterarm vast. Ik voelde dat [de verdachte] zich verzette. [de verdachte] begon zijn armen aan te spannen en begon ook met zijn armen te zwaaien. Mijn collega's en ik hebben meermaals aangegeven dat [de verdachte] rustig moest worden en dat hij mee moest werken. [de verdachte] weigerde mee te werken en bleef zich verzetten.
Ten aanzien van de feiten ten laste gelegd onder 1 en 2 in dagvaarding II:
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024007218, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 101).
18. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] , opgemaakt op 7 januari 2024, voor zover inhoudende (p. 38-39):
Ik doe aangifte van bedreiging met een vuurwapen. Bij mij bestond redelijke vrees, dat [de verdachte] , mijn buurman wonend op huisnummer [huisnummer 1] , zijn bedreiging werkelijk ten uitvoer zou leggen. Op 7 januari 2024 hoorde ik gebonk op de muur. Ik liep naar mijn voordeur en deed deze op een kiertje en zei tegen wat is dat voor geluid. Doe even normaal, je hebt mij al bedreigd met je luchtbuks. Ik ging ervan uit dat het een luchtbuks was, omdat ik iedere keer een geluid op de muur hoorde waaruit ik opmaak dat het balletjes zijn die op de muur worden geschoten. Ik hoorde [de verdachte] hierop zeggen: "als ik jou schiet dan voel je het wel." Ik zag dat [de verdachte] het wapen in zijn hand had. Mijn buurman van huisnummer [huisnummer 2] stond ook weer in de hal. Ik hoorde mijn buurman zeggen dit is een bedreiging ik ga de politie bellen. Ik kan het wapen als volgt omschrijven: het was een zwart handwapen. Ik weet niet of het een echt of nep vuurwapen is. Ik ben van mening dat de bedreiging van [de verdachte] opzettelijk tegen mijn leven gericht was. Dit maak ik op uit dat ik [de verdachte] hoorde zeggen dat hij mij neer wilde schieten.
19. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , opgemaakt op 7 januari 2024, voor zover inhoudende (p. 19):
Ik ben woonachtig op de [adres 7] te Hillegom. Zondag 7 januari 2024 was ik thuis. Ik hoorde lawaai op de gang en ik weet dat de bewoners van [adres 1] en [adres 8] in onmin met elkaar leven. Ik zag dat [de verdachte] naar de woning van [naam 3] liep. Ik zag dat de deur van [adres 8] open was en [naam 3]
in dedeuropening van zijn kamer stond. Ik hoorde [naam 3] zeggen: "ga jij mij weer bedreigen". Ik hoorde [de verdachte] daarop zeggen: "ik ga jou niet bedreigen". Direct daarop pakt [de verdachte] zijn balletjes gun.
20. Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt op 8 januari 2024, voor zover inhoudende (p. 60-62):
V: Op 7 januari omstreeks 13.30 uur is er weer een incident geweest
met[naam 3] . Wat
is er toen gebeurd?
A: Weet ik niet.
V: Hij verklaarde dat je zei: 'Als ik jou schiet, dan voel je het wel.' Wat kun je
hierover verklaren?
A: Ohja, dat heb ik gezegd.
V: De politie fouilleerde jou en trof hier een patroonhouder aan met metalenballetjes
erin. Waarom had je dit bij je?
A: Nee, die had ik niet in mijn zak. Die lag op de grond.
V: Doe je hier afstand van?
A: Ja.
V: Ook troffen zij een het handvat van een balletjes pistool aan. Wat kun je hierover
verklaren?
A: Kan best.
21. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 januari 2024, voor zover inhoudende (p. 33):
Op 7 januari 2024 stond ik, verbalisant [verbalisant 8] , in de hal voor de deur van appartement [adres 1] . Ik zag dat er collega's, samen met [de verdachte] , in de woning van [de verdachte] waren. Ik zag dat collega [verbalisant 9] uit de woning kwam en mij een voorwerp gaf. Ik hoorde collega [verbalisant 9] zeggen ''Deze lag in de woonkamer op de grond''. Ik zag dat collega [verbalisant 9] hierbij naar het voorwerp keek. Ik zag dat dit voorwerp een afgebroken deel van een vuurwapen betrof, zijnde de handgreep en een deel van het trekker systeem. Ik inspecteerde de in beslag genomen vuurwapen onderdelen. Ik zag dat de patroonhouder gevuld was met 12 stalen balletjes. Ik zag op de patroonhouder de inscriptie ''cal 177'' staan. Ik heb de houder in de kastgroep geschoven en zag en voelde dat deze passen
dop elkaar waren.
21. Het proces-verbaal van aangifte van [verbalisant 7] , opgemaakt op 7 januari 2024, voor zover inhoudende (p. 15-16):
Op 7 januari 2024 ben ik tijdens de uitoefening van mijn beroep als politieagent bedreigd door een persoon. Deze persoon ken ik als [de verdachte] , geboren [geboortedatum] 2001. De bedreiging vond plaats in de woning van [de verdachte] , gelegen aan de [adres 1] in de gemeente Hillegom. Toen [de verdachte] zo boos werd, sprong hij op van de bank. Hij ontplofte leek wel. Daarbij schreeuwde hij dat wij teringlijers waren en dat hij geen zin had in het ziekenhuis. Hij schold hierbij en schreeuwde. Hij wilde niet kalmeren. Ik vond hem best intimiderend, terwijl wij daar waren om hem te helpen en te verzorgen. Ik zag dat [de verdachte] naar die schokdemper bewoog en deze van de muur af pakte. Toen draaide [de verdachte] zich om en ik zag dat hij de schokdemper in zijn rechterhand droeg. Op dat moment stond [de verdachte] nog steeds op zijn bed. Ik zag dat [de verdachte] de schokdemper half hoog hield, maar niet helemaal boven zijn hoofd. Terwijl ik mijn collega's achter mij hoorde roepen dat [de verdachte] de schokdemper moest laten vallen, zag ik dat hij dat niet deed.
22. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 januari 2024, voor zover inhoudende (p. 30-31):
Op 7 januari 2024 was ik, Verbalisant [verbalisant 10] , samen met mijn collega [verbalisant 7] belast met surveillance in de gemeentes Hillegom, Lisse en Teylingen. Ik zag dat [de verdachte] omhoog sprong van de bank en naar zijn bed ging. Ik zag dat hij een schokbreker van een scooter van de muur af pakte. Ik zag dat hij de schokbreker omhooghield in zijn rechterhand. Ik zag dat hij een zwaaiende beweging
maakte met de schokbreker in zijn rechterhand richting mijn collega [verbalisant 7] .