ECLI:NL:RBDHA:2024:17209

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
09/034124-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Identiteitsfraude, computervredebreuk en gewoontewitwassen met cocaïnebezit

Op 23 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meermalen identiteitsfraude, computervredebreuk, gewoontewitwassen en bezit van cocaïne. De verdachte, geboren op 1 januari 2001 in Somalië, was op het moment van de zitting gedetineerd. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 25 juli 2024 en 9 oktober 2024. De officier van justitie, mr. N.J. Ros, vorderde een ontnemingsvordering en de verdediging werd gevoerd door mr. J.M.C. Wittens.

De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk en wederrechtelijk gebruiken van identificerende persoonsgegevens van anderen om bankrekeningen te openen en geldbedragen te storten, alsook het binnendringen in de systemen van de ING bank. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging voldoende specifiek was en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten zoals ten laste gelegd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van diefstal, maar vond hem schuldig aan de overige feiten.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 26 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk onder bijzondere voorwaarden. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan een langdurige en georganiseerde vorm van fraude, waarbij hij gebruik maakte van de identiteitsgegevens van anderen. De rechtbank benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, die vaak kwetsbare personen waren. Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor het bezit van cocaïne, wat een bijkomende strafverzwaring met zich meebracht. De rechtbank wees ook vorderingen van benadeelde partijen toe, waaronder schadevergoeding aan de ING bank en ABN AMRO.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/034124-24
Datum uitspraak: 23 oktober 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 2001 te [geboorteplaats 1] (Somalië),
BRP-adres: [adres 1] , [postcode 1] [woonplaats 1]
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie Eikenlaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 25 juli 2024 (pro forma) en 9 oktober 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N.J. Ros en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.M.C. Wittens naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft op de terechtzitting van 9 oktober 2024 medegedeeld dat zij voornemens is een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 21 februari 2020 tot en met 16 april 2024 te Delft
althans in Nederland, tezamen in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten NAW-gegevens en/of (een) paspoort(gegevens) en/of gelaatsfoto en/of gelaatsvideo en/of IBAN en/of pincode van één of meerdere
personen onder wie
1. [naam 1] en/of;
2. [naam 2] en/of;
3. [naam 3] en/of;
4. [naam 4] en/of;
5. [naam 5] en/of;
6. [naam 6] en/of;
7. [naam 7] en/of;
8. [naam 8] en/of;
9. [naam 9] en/of;
10. [naam 10] en/of;
11. [naam 11] en/of
12. [naam 12] en/of
13. [naam 13] en/of
14. [naam 14] en/of
15. [naam 15] en/of
16. [naam 16] en/of
17. [naam 17] en/of
- een of meer andere(n)
heeft gebruikt door met behulp van een of meerdere voornoemde
persoonsgegevens een of meerdere bankrekening(en) te openen en/of klant van een
of meerdere bank(en) te worden en/of een of meerdere account(s) op een of
meerdere crypto exchange(s) aan te maken en/of (vervolgens) van misdrijf
afkomstig geld op een of meer van deze rekening(en) en/of account(s) te (laten)
storten en/of op te (laten) nemen,
met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te
verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
2
hij in of omstreeks de periode van 21 februari 2020 tot en met 16 april 2024 te Delft,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk meermalen althans eenmaal
in (een gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten server(s) van de ING bank
en/of een of meer andere bank(en) met daarop de (beveiligde) internetbankieren
omgeving en/of ING Mobiel Bankieren App gekoppeld aan de bankrekening van
één of meerdere klant(en) van de ING bank, althans in een deel daarvan, is
binnengedrongen,
- met behulp van valse signalen en/of een valse sleutel, te weten door
identiteitsfraude verkregen (inlog)gegevens van klanten van die ING bank en/of een
of meer andere bank(en), zonder dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
gerechtigd was/waren tot het gebruik van die gegevens en/of
- door het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten door zich voor te doen
als de rechtmatige klant(en)/rekeninghouder(s) van de ING bank en/of een of meer
andere bank(en);
3
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 februari 2020 tot en met 16 april
2024 te Delft en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een of meerdere geldbedragen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
één of meerdere klant(en) van de ING en/of de ABN Amro en/of de Volksbank en/of
KNAB en/of Rabobank, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van een valse sleutel, te weten een of meerdere pinpas(sen) en pincode(s) tot welk
gebruik hij, verdachte en zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren, en/of met
behulp van door oplichting en/of identiteitsfraude verkregen inloggegevens
(gebruikersnaam en/of wachtwoord en/of geboortedatum en/of pasgegevens) van
de internetbankierenomgeving van één of meerdere klant(en) van voornoemde
banken, wederrechtelijk in te loggen in de internetbankierenomgeving van
voornoemd(e) persoon/personen;
4
hij in of omstreeks de periode van 21 februari 2020 tot en met 16 april 2024 te Delft
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
meermalen, althans eenmaal (van) een of meerdere geldbedragen, althans een of meer voorwerpen
- Sub a - de werkelijke aard, de herkomst, de vervreemding en/of de verplaatsing
heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel heeft verborgen en/of heeft verhuld
wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was/waren, en/of heeft
verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
en/of
- Sub b - heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft
omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt terwijl hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
en hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
5
hij op of omstreeks 16 april 2024 te Delft, in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
heeft bereid en/of bewerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of
vervoerd in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 321,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, althans een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel
3a van die wet.
De geldigheid van de dagvaarding
De raadsvrouw van de verdachte heeft betoogd dat de dagvaarding ten aanzien van de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten partieel nietig moet worden verklaard, nu het openbaar ministerie onder feit 1 onvoldoende heeft gespecificeerd wie de ‘een of meer andere(n)’ zijn die buiten de zeventien bij naam genoemde begunstigden in de tenlastelegging worden bedoeld, als gevolg waarvan de verdachte zich daartegen niet kan verweren. De geldbedragen genoemd in feit 4 zijn daarmee ook onvoldoende feitelijk omschreven.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastelegging voldoende is gespecificeerd en dat de dagvaarding daarom geldig is.
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging voldoende specifiek is en de dagvaarding daarom geldig is. De rechtbank overweegt daartoe dat de officier van justitie ter terechtzitting van 25 juli 2024 heeft medegedeeld wie met de zinsnede ‘één of meerdere personen’ worden bedoeld, namelijk de overige begunstigden van wie de verdachte de identiteitsgegevens zou hebben misbruikt. Daarna heeft de officier van justitie in haar e-mail van 28 augustus 2024 aan de raadsvrouw nog toegelicht dat met ‘een of meer andere(n)’ worden bedoeld de begunstigden van de rekeningen die volgens het OM aan de verdachte kunnen worden gelinkt op basis van de:
- bij verdachten aangetroffen passen;
- de gebruikte DeviceID’s die aan de verdachte kunnen worden gelinkt;
- de gebruikte IP-adressen die aan de verdachte kunnen worden gelinkt;
- dezelfde e-mailadressen die aan de verschillende rekeningen zijn gekoppeld;
- dezelfde vaste adressen die aan de verschillende rekeningen zijn gekoppeld.
Met deze uitleg is dan ook voldoende duidelijk geworden waar het totale geldbedrag onder feit 4 op ziet, namelijk op de verdenking dat zowel de bedragen die op rekeningen van genoemde begunstigden, als op de rekeningen van de overige begunstigden, zijn witgewassen. Dit maakt dat het voldoende duidelijk is waar de verdachte zich tegen dient te verdedigen. De dagvaarding voldoet daarmee aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) en is daarmee geldig.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw, mocht het tot een bewezenverklaring komen, bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het plegen van identiteitsfraude met de gegevens van [naam 12] , [naam 15] en de één of meer anderen ten laste gelegde begunstigden.
Met betrekking tot de onder 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat bij het onder 2 en 4 ten laste gelegde uit wordt gegaan van de periode 20 februari 2023 tot en met 16 april 2024.
De rechtbank zal hierna, voor zover relevant, nader ingaan op de uitdrukkelijk onderbouwde standpunten van de raadsvrouw.
3.3.
Vrijspraak
De rechtbank is met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde feit van oordeel dat, gezien de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte gedragingen heeft verricht die zien op het daadwerkelijk wegnemen van geldbedragen van de rechtmatige eigenaren. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 3 ten laste gelegde feit.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Modus operandi en betrokkenheid van de verdachte bij de identiteitsfraude, computervredebreuk en het witwassen
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte telkens min of meer een vaste werkwijze heeft gehanteerd om de identiteit van zeventien begunstigden te misbruiken om daarmee computervredebreuk te plegen en geldbedragen wit te wassen.
Het was de taak van de verdachte om verschillende personen te ronselen en hun identiteitsgegevens te gebruiken om op hun naam een bankrekening te openen of hen die zelf te laten openen, waarbij telkens gebruik werd gemaakt van een e-mailadres met de combinatie van ‘ [bijnaam] ’, gevolgd door cijfers en eindigend op @ outlook.com .
De begunstigden gaven de verdachte de gelegenheid deze bankrekening te beheren, in ruil voor geld en – in enkele gevallen – drugs. De verdachte beheerde de rekeningen van deze begunstigden via zijn telefoon en soms met gebruikmaking van de bankpassen die hij in zijn bezit had. Hij zette de geldbedragen die op de rekeningen binnen kwamen – vaak afkomstig uit bankhelpdeskfraude – om in cryptovaluta, of hij pinde deze contant bij een geldautomaat. De verdachte wist bovendien dat de geldbedragen die binnenkwamen van misdrijf afkomstig waren, dit heeft hij namelijk ter terechtzitting bekend.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorts vast dat sprake is van medeplegen ten aanzien van de gepleegde identiteitsfraude, de computervredebreuk en het witwassen. Op basis van de redengevende feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) bevriend waren, veel met elkaar optrokken, geld naar elkaar overmaakten en beiden inlogden op bankrekeningen van begunstigden. Ter zitting heeft de verdachte deze samenwerkende rol bevestigd door te verklaren dat hij en [medeverdachte] samen rekeningen hebben geopend en dat het hun rol was om deze rekeningen van begunstigden te beheren. De winst verdeelden zij onderling. Hieruit leidt de rechtbank een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte] af, waarbij zij telkens dezelfde modus operandi hanteerden.
Begunstigden [naam 12] (hierna: [naam 12] ) en [naam 15] (hierna: [naam 15] )
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat ten aanzien van begunstigden [naam 12] en [naam 15] onvoldoende bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring van identiteitsfraude te komen. De rechtbank overweegt dat de bankpas van [naam 12] bij een eerdere aanhouding op 2 februari 2024 van de verdachte is aangetroffen in de auto van de medeverdachte [medeverdachte] , in de zonneklep van de bijrijder, terwijl de verdachte op dat moment ook inzittende was, en dat deze bankpas op een later moment is aangetroffen in de woning van [medeverdachte] . Ten aanzien van [naam 15] overweegt de rechtbank dat een bankpas op naam van [naam 15] op 16 april 2024 is aangetroffen in de woning van [medeverdachte] (meer specifiek: in de bh van zijn moeder), en dat foto’s van de voor- en achterzijde van de identiteitskaart van [naam 15] zijn aangetroffen op de telefoon van de verdachte. De rechtbank leidt hieruit af dat de verdachte en zijn medeverdachte – die (zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen) samenwerkten bij de identiteitsfraude, de computervredebreuk en het witwassen – de beschikking hebben gehad over de bankrekeningen van begunstigden [naam 12] en [naam 15] .
De rechtbank komt gelet op het bovenstaande ook tot een bewezenverklaring ten aanzien van de identiteitsfraude van deze twee begunstigden.
Wederrechtelijkheid
Verder heeft de raadsvrouw zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de wederrechtelijkheid ten aanzien van de ten laste gelegde identiteitsfraude niet bewezen kan worden, nu de begunstigden hun toestemming hebben gegeven tot het gebruik van hun gegevens en het openen van de bankrekeningen/accounts in hun naam.
De rechtbank overweegt dat de identiteitsgegevens van de begunstigden mede werden gebruikt om door middel van computervredebreuk grote geldbedragen wit te wassen. Hiermee was sprake was van een verhoudingsgewijs zwaar vergrijp, waarmee het algemeen belang in het geding was. De eventuele toestemming van de begunstigden is daarom van zijn legitimerende kracht beroofd (zie hiervoor bijvoorbeeld het arrest van de Hoge Raad van 21 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1608, rechtsoverweging 25, onder punt v). Concluderend staat de eventuele toestemming van de begunstigden een bewezenverklaring van de wederrechtelijkheid van de identiteitsfraude niet in de weg en wordt het verweer van de raadsvrouw verworpen.
Partiële vrijspraak overige begunstigden
Naast de hiervoor aangeduide slachtoffers van de identiteitsfraude, is tevens aan de verdachte ten laste gelegd dat hij identiteitsfraude heeft gepleegd met de gegevens van “een of meer anderen”. De rechtbank heeft in het dossier echter onvoldoende bewijs kunnen vinden dat de gegevens van die overige begunstigden eveneens door de verdachte zijn misbruikt. Voor zover de tenlastelegging ziet op de overige begunstigden zal de verdachte daarvan dan ook worden vrijgesproken.
Periode
De ten laste gelegde pleegperiode is gebaseerd op de identiteitsfraude ten aanzien van overige begunstigden die niet bij naam zijn genoemd. De rechtbank spreekt de verdachte vrij van identiteitsfraude van deze overige begunstigden en komt daarmee dus tot een bewezenverklaring van een kortere periode dan ten laste is gelegd, namelijk van 6 februari 2023, de datum waarop op naam van begunstigde [naam 1] een ING-rekening met het e-mailadres [e-mailadres] is aangemaakt, tot en met 16 april 2024, de datum waarop de verdachte en [medeverdachte] werden aangehouden en in hun woningen woning een aantal bankpassen, waaronder bankpassen op naam van o.m. de begunstigden Kortekaas en De Koning, werden aangetroffen.
Conclusie
Al het bovenstaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte samen met een ander identiteitsfraude ten opzichte van de zeventien in de tenlastelegging genoemde begunstigden heeft gepleegd, alsmede computervredebreuk jegens de ING, waarna hij de geldbedragen die op de rekeningen van de begunstigden binnenkwamen heeft witgewassen. Gelet op de lange pleegperiode en de hoeveelheid transacties, is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Daarnaast is bij de verdachte thuis een hoeveelheid cocaïne aangetroffen, waarvan de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij deze voor een ander bewaarde. Hij heeft de cocaïne daarmee opzettelijk aanwezig gehad.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij in de periode van
6 februari 2023tot en met 16 april 2024 in Nederland,
tezamen in vereniging met een ander opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten NAW-gegevens en/of paspoortgegevens en/of gelaatsfoto
’sen/of gelaatsvideo
’sen/of IBAN en/of pincode
svan meerdere personen
te weten:
1. [naam 1] en;
2. [naam 2] en;
3. [naam 3] en;
4. [naam 4] en;
5. [naam 5] en;
6. [naam 6] en;
7. [naam 7] en;
8. [naam 8] en;
9. [naam 9] en;
10. [naam 10] en;
11. [naam 11] en;
12. [naam 12] en;
13. [naam 13] en;
14. [naam 14] en;
15. [naam 15] en;
16. [naam 16] en;
17. [naam 17]
heeft gebruikt door met behulp van meerdere voornoemde persoonsgegevens meerdere bankrekeningen te openen en/of klant van een bank te worden en/of accounts op een of meerdere crypto exchanges aan te maken en (vervolgens) van misdrijf afkomstig geld op deze rekeningen en/of accounts te (laten) storten en/of op te (laten) nemen, met het oogmerk om de identiteit van de ander te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
2
hij in de periode van
6 februari2023 tot en met 16 april 2024 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en wederrechtelijk meermalen in (een gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten servers van de ING bank met daarop de (beveiligde) internetbankieren omgeving en/of ING Mobiel Bankieren App gekoppeld aan de bankrekening van meerdere klanten van de ING bank is binnengedrongen,
- met behulp van een valse sleutel, te weten door identiteitsfraude verkregen inloggegevens van klanten van die ING bank, zonder dat hij, verdachte, en zijn mededader
gerechtigd waren tot het gebruik van die gegevens en
- door het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten door zich voor te doen
als de rechtmatige klanten/rekeninghouders van de ING bank;
4
hij in de periode van
6 februari 2023tot en met 16 april 2024 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander meermalen meerdere geldbedragen voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en
er vangebruik heeft gemaakt terwijl hij, verdachte, en zijn
mededader wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf en hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
5
hij op 16 april 2024 te Delft opzettelijk aanwezig heeft gehad,
319,9gram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat aan die straf de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd, en daarnaast nog een contactverbod met de medeverdachte.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de strafmaat rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden en proceshouding van de verdachte. De raadsvrouw heeft verzocht aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan, of korter is dan, de duur van het voorarrest, eventueel met een voorwaardelijk strafdeel onder bijzondere voorwaarden. Voorts heeft de raadsvrouw verzocht om opheffing van de voorlopige hechtenis.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich samen met in ieder geval [medeverdachte] gedurende een periode langer dan een jaar schuldig gemaakt aan identiteitsfraude, computervredebreuk en gewoontewitwassen. Hij is hierbij met zijn volle verstand en professioneel te werk gegaan. Hij heeft een groot aantal personen overgehaald om in ruil voor geld of drugs een bankrekening op hun naam te (laten) openen, waarop vervolgens – zonder dat die personen dat wisten – geldbedragen (veelal) afkomstig uit bankhelpdeskfraude werden gestort en door de verdachte werden witgewassen door deze bedragen contant op te nemen of om te zetten in cryptovaluta. Deze zogenaamde geldezels ondervinden nog jaren nadeel omdat zij geen bankrekening meer kunnen openen. De verdachte heeft zich daaraan niets gelegen laten liggen. Door zijn handelen vormde de verdachte een onmisbare schakel in een organisatie die zich voornamelijk bezig hield met bankhelpdeskfraude. Dit is een bijzonder kwalijk feit, dat zich vaak richt op kwetsbare slachtoffers en misbruik maakt van het vertrouwen van rekeninghouders om hen grote geldbedragen afhandig te maken. Dergelijke fraude dient dan ook te worden tegengegaan. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de rekeningen vaak blokkeerden en dat hij al snel realiseerde dat ‘het geen zuivere koffie was’. Dit heeft hem kennelijk niet belet zijn eigen financiële gewin op de eerste plaats te zetten en lang door te gaan met het plegen van deze feiten, tot op het moment dat hij werd aangehouden.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne. Deze drugs zijn een groot gevaar voor de volksgezondheid en leiden tot vele vormen van criminaliteit. Het bezit van dergelijke middelen dient daarom te worden tegengegaan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 3 juli 2024. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder met justitie in aanraking is geweest, maar dat hij nog nooit voor soortgelijk feiten is veroordeeld.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 7 oktober 2024, waaruit volgt dat sprake is van gemiddeld risico op recidive. De verdachte heeft volgens de reclassering de opportunistische keuze gemaakt om snel veel geld te verdienen. De reclassering heeft geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan bijzondere voorwaarden te verbinden, waarbij tijdens het toezicht door de reclassering de financiën van de verdachte als voornaamste aandachtspunt moeten worden beschouwd.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat slechts ten dele aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld voor algemene fraude dat bij een benadelingsbedrag tussen de € 10.000,- en € 70.000,- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van 2 tot 5 maanden. De rechtbank overweegt dat het in het geval van de verdachte een grote bijdrage aan een bijzonder kwalijke en grootschalig vorm van (bankhelpdesk)fraude betreft en dat sprake is van enkele strafverzwarende factoren, waaronder de duur van de gedragingen, het georganiseerde verband waarin de feiten gepleegd zijn, de rol van de verdachte en het type slachtoffer dat met deze fraude is gemaakt. Bovendien heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan computervredebreuk en gewoontewitwassen. De rechtbank komt daarom tot een hogere straf dan gesteld in de oriëntatiepunten en neemt hierin ook het bezit van de cocaïne mee. Gelet op hetgeen waarvan de verdachte is vrijgesproken zal de rechtbank wel tot een aanzienlijk lagere straf komen dan geëist door de officier van justitie.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden. De rechtbank zal daarvan 8 maanden voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden en als bijkomende voorwaarde een contactverbod met [medeverdachte] , om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en de kans op recidive terug te dringen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Voorlopige hechtenis
Gelet op de duur van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank het verzoek van de raadsvrouw tot opheffing van voorlopige hechtenis afwijzen.

7.De vorderingen van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

ABN AMRO Bank N.V.
ABN AMRO Bank N.V (hierna: ABN AMRO) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 2.400,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[naam 15]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 750,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
ING BANK N.V.
ING Bank N.V. (hierna: de ING Bank) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 10.440,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
7.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de ABN AMRO en de ING Bank. Ten aanzien van de vordering van [naam 15] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat hij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, nu deze vordering onvoldoende is onderbouwd.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de drie benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen. Subsidiair heeft de raadsvrouw ten aanzien van de vordering van de ING Bank verzocht het eventueel toe te wijzen bedrag te matigen. Bij de vorderingen van zowel de ABN AMRO als de ING Bank heeft de verdediging tot slot verzocht geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen, nu het onwenselijk is dat de schade in dit geval zou moeten worden voorgeschoten door de Staat.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van ABN AMRO
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte zal worden vrijgesproken van het onderdeel van de feiten waarop deze vordering betrekking heeft.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met haar verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
De vordering van [naam 15]
De rechtbank kan zonder onderbouwing – die ontbreekt – niet vaststellen dat [naam 15] psychisch of fysiek letsel, of anderszins immateriële schade, heeft geleden. De rechtbank wijst de vordering daarom af.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
De vordering van de ING Bank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde feiten. Het gevorderde bedrag gaat uit van onderzoekskosten in 90 fraudedossiers. De rechtbank komt echter tot een bewezenverklaring van identiteitsfraude van 17 begunstigden en stelt vast dat de directe schade enkel ziet op de kosten die zijn gemaakt in deze dossiers. De rechtbank stelt daarom vast dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden ter hoogte van € 1.972,- (€ 10.440 gedeeld door 90 en vervolgens vermenigvuldigd met 17) en kent de vordering (gedeeltelijk) toe, ter hoogte van dit bedrag. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 januari 2024, de datum waarop de aangifte van de ING is opgesteld. Voor het overige zal de rechtbank de ING-bank niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Aangezien de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte tevens worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De rechtbank zal geen schadevergoedingsmaatregel opleggen. De schadevergoedingsmaatregel is er namelijk om natuurlijke personen te ontlasten bij de inning van een schadevergoeding. Een rechtspersoon mag in beginsel geacht worden zelf de wegen te kennen om een vordering te incasseren, in tegenstelling tot een natuurlijke persoon. De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding om van dit beginsel af te wijken.
8. De inbeslaggenomen voorwerpen
Op de beslaglijst van 7 oktober 2024 staan de volgende voorwerpen:
1. EUR IBN: 16-04-2024;
2. 5,000 EUR IBN: 16-04-2024;
3. 100 EUR IBN: 16-04-2024;
4. 10,30 EUR IBN: 16-04-2024;
5. 360 EUR IBN: 16-04-2024;
6. een personenauto, kenteken [kenteken] .
Ter terechtzitting zijn, naast de zojuist beschreven voorwerpen op de beslaglijst, ook de volgende inbeslaggenomen voorwerpen door de officier van justitie benoemd:
- een Samsung S20;
- twee iPhones;
- een laptop.
8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier heeft zich op het standpunt gesteld dat de op de beslaglijst onder 2, 3, 4 en 5 genoemde geldbedragen verbeurd moeten worden verklaard. Ten aanzien van het onder 1 op de beslaglijst genoemde voorwerp heeft de officier van justitie opgemerkt dat zij reeds de beslissing heeft genomen dit geldbedrag terug te geven en dat op de onder nummer 6 genoemde personenauto op de beslaglijst enkel conservatoir beslag ligt.
De officier van justitie heeft verzocht de Samsung S20 verbeurd te verklaren. Ten aanzien van de inbeslaggenomen iPhones heeft de officier van justitie onttrekking aan het verkeer gevorderd, nu deze vermoedelijk zijn gebruikt bij de ten laste gelegde feiten. De rest van de inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder kennelijk een laptop, zijn volgens de officier van justitie reeds teruggegeven.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de geldbedragen en de Samsung S20 telefoon gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en heeft betoogd dat de overige telefoons en de laptop moeten worden teruggegeven aan de rechthebbende.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 2 tot en met 5 genoemde voorwerpen (de geldbedragen), verbeurd verklaren. De geldbedragen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze geheel door middel van de bewezen verklaarde strafbare feiten zijn verkregen. De rechtbank zal ook de inbeslaggenomen Samsung S20 verbeurd verklaren aangezien met behulp van dit voorwerp het onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde is begaan. De rechtbank zal de inbeslaggenomen iPhones eveneens verbeurd verklaren. De politie heeft deze telefoons niet kunnen kraken en de inhoud kunnen ontsluiten. Bewezenverklaard is dat verdachte zich onder meer bezig hield met identiteitsfraude, computervredebreuk en gewoontewitwassen, waarbij door hem gebruik is gemaakt van meerdere telefoons. Gelet op de strafbare of aan ‘bankhelpdeskfraude’ gerelateerde informatie die op de devices van verdachte is aangetroffen, is de rechtbank van oordeel dat er voldoende aanleiding is te veronderstellen dat ook deze telefoons bestemd waren tot het plegen van een strafbaar feit.
Voor zover het op de beslaglijst onder 1 genoemde geldbedrag nog niet is teruggegeven aan de rechthebbende, gelast de rechtbank de teruggave daarvan aan de rechthebbende.
Een beslissing ten aanzien van de personenauto is, gelet op de mededeling van de officier van justitie dat hier slechts conservatoir beslag op rust, niet vereist. Ook ten aanzien van de laptop zal de rechtbank geen beslissing nemen, nu deze kennelijk al is teruggegeven.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en bijkomende straf zijn gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 57, 63, 138ab, 231b, 420ter van het Wetboek van Strafrecht;
2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6. bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
het medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
het medeplegen van computervredebreuk, gepleegd door tussenkomst van een openbaar telecommunicatienetwerk, terwijl de dader vervolgens door tussenkomst van het geautomatiseerd werk waarin hij is binnengedrongen de toegang verwerft tot het geautomatiseerd werk van een derde, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:
het medeplegen van van witwassen een gewoonte maken;
ten aanzien van feit 5:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
26 (zesentwintig) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
8 (acht) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
Meldplicht bij reclassering (na afspraak)
- zich meldt op afspraken met de reclassering, op het adres Bezuidenhoutseweg 179 in Den Haag, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
Gedragsinterventie cognitieve vaardigheden
- actief deelneemt aan de gedragsinterventie CoVa of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
Contactverbod
- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft met de medeverdachte binnen onderhavige zaak, [medeverdachte] , geboren op [geboortedag 2] 2000 te [geboorteplaats 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
voorlopige hechtenis
wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis;
de vordering van de benadeelde partij ABN AMRO
bepaalt dat de ABN AMRO niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij tevens in de proceskosten, begroot op nihil;
de vordering van de benadeelde partij ING Bank
wijst de vordering van de ING Bank gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan ING Bank een bedrag van € 1.972,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 januari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partijen, zal zijn bevrijd tot de hoogte van de betaalde bedragen;
bepaalt dat de ING Bank voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vorderingen tot schadevergoeding, en dat zij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
de vordering van de benadeelde partij [naam 15]
wijst af de vordering van [naam 15] ;
veroordeelt de benadeelde partij tevens in de proceskosten, begroot op nihil;
de inbeslaggenomen goederen;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 2 tot en met 5 genoemde geldbedragen, de Samsung S20 en de twee iPhones;
gelast de teruggave aan de rechthebbende van het onder 1 genoemde geldbedrag (voor zover nog niet teruggeven).
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.C. Kranenburg, voorzitter,
mr. J.A. van Steen, rechter,
mr. M.T. Renckens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. T. Verschoor en mr. M.N.D. Snel, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 oktober 2024.
Bijlage I: de bewijsmiddelen
Ten aanzien van de feiten tenlastegelegd onder 1, 2 en 4:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024007888, van de Districtsrecherche Westland-Delft (doorgenummerd pagina 1 t/m 1265).

1. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 oktober 2024:

[medeverdachte] en ik deden alles samen. Onze rol was dat wij de rekening van de ene partij aan de andere partij doorgaven. Het kwam op ons pad. Wij verdienden daar twintig procent van het bedrag aan dat op de rekening kwam. Wij hebben de rekeningen samen geopend. De meeste personen genoemd in de tenlastelegging komen mij bekend voor. Zij kregen tien tot vijftien procent van het geldbedrag. Het klopt dat ik ook grotere bedragen binnen heb zien komen. Bijna altijd blokkeerde de rekening. Ik kreeg dan bedragen van € 2.500,- of € 3.000,- die wij dan door twee moesten delen. Als de rekening wordt geblokkeerd, dan weet je dat het geen zuivere koffie is.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, bevattende de aangifte van de ING van [naam 19] namens de ING Bank N.V. van 2 januari 2024, opgemaakt op 5 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 418-434):
Uit onderzoek naar de logs van de ING-accounts van dhr. [medeverdachte] (hierna: “ [medeverdachte] ”) en dhr. [de verdachte] (hierna: “ [de verdachte] ") is geconstateerd dat zij herhaaldelijk gebruik hebben gemaakt van devices, welke ook nadrukkelijk naar voren komen bij andere ING-klanten die betrokken zijn geweest bij fraude en/of oplichting. Deze begunstigde ING-klanten van voornamelijk bankhelpdeskfraude vertonen een vergelijkbaar profiel, waarbij de klantgegevens in veel gevallen met elkaar overeenkomen.
Van de bovenstaande ING-relatienummers/klanten zijn zeker 11 klanten begunstigde geworden van bevestigde fraude/oplichting.
(1) Naam: [naam 1]
(2) Naam: [naam 2]
(3) Naam: [naam 3]
(4) Naam: [naam 4]
(5) Naam: [naam 5]
(6) Naam: [naam 6]
(7) Naam: [naam 7]
(8) Naam: [naam 8]
(9) Naam: [naam 9]
(10) Naam: [naam 10]
(11) Naam: [naam 11]
Naast de overeenkomende deviceID's is ook gebleken dat meerdere begunstigde rekeningen zijn geraadpleegd vanaf vaste IP-adressen, welke eveneens op reguliere basis zijn gebruikt door [medeverdachte] en [de verdachte] om in te loggen op hun eigen ING-account.
Op het moment van schrijven komen de bovenstaande (vaste) IP-adressen wederrechtelijk naar voren in zeker 64 fraudedossiers, waarbij sprake is van de beschreven Modus Operandi. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de genoemde IP-adressen veelvuldig in verband staan met fraude/oplichting.
Rekeningverloop [medeverdachte] - [rekeningnummer 1]
Het rekeningverloop van [medeverdachte] vertoont enkele opvallendheden. Allereerst is er vanaf 14 september 2023 tot op heden een totaalbedrag van € 63.476,00 ontvangen vanuit de Staatsloterij, verspreid over 9 verschillende transacties (bijschrijvingen). Deze bijschrijvingen zijn vervolgens direct doorgeboekt naar de spaarrekening ten name van [medeverdachte] en op een later moment is dit gedeeltelijk ontspaart, doorgeboekt of contant opgenomen. Deze contante opnames vonden voornamelijk plaats in Delft, waaronder ook bij Geldmaten die naar voren komen in de onderzochte fraudedossiers. Ook zijn er geregeld stortingen gedaan, eveneens in Delft.
Het verloop op de rekening van [medeverdachte] in 2023 vertoont verder een significante stijging ten opzichte van voorgaande jaren.
Rekeningverloop [de verdachte] - [rekeningnummer 2]
Er is een betaalrelatie te zien tussen [medeverdachte] en [de verdachte] . Verder zijn er, net als bij [medeverdachte] , een aantal contante opnames geweest bij bepaalde Geldmaten die ook naar voren zijn gekomen in een aantal fraudedossiers.
Bij de begunstigde ING-rekeninghouders, gelinkt aan deze zaak, werden de volgende adressen in Delft (meermaals) als woon- en/of correspondentieadres gebruikt:
1) [adres 2] , [postcode 2] DELFT
Aantal ING-begunstigden van fraude/oplichting op dit adres:23
2) [adres 3] , [postcode 3] DELFT
Aantal ING-begunstigden van fraude/oplichting op dit adres: 17
3) [adres 4] , [postcode 4] DELFT
Aantal ING-begunstigden van fraude/oplichting op dit adres: 17
4) [adres 5] , [postcode 5] DELFT
Aantal ING-begunstigden van fraude/oplichting op dit adres: 4
Naast de overeenkomende woonadressen is bij verschillende begunstigde ING-
rekeninghouders tevens een variatie op dezelfde emailadressen te zien. Hierbij is de combinatie ' [bijnaam] ' gevolgd door een nummer en eindigend op ' @outlook.com ' toegepast.
De geldopnames vanaf de begunstigden rekeningen vonden hoofzakelijk plaats middels geldopnames bij verschillende geldautomaten, voornamelijk in Delft. Uit de veiliggestelde camerabeelden blijkt dat de ING-betaalpassen steeds werden aangeboden door een ander persoon dan de vermoedelijke rekeninghouder zelf. Hierdoor kan worden vastgesteld dat in ieder geval de betaalpassen in bezit zijn geweest bij derden.

3. Het proces-verbaal bevindingen, opgemaakt op 2 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 761-762):

Op 2 februari 2024 gaven wij het voertuig een stopteken.
In het voertuig zaten de volgende personen:
-bestuurder: [medeverdachte] [geboortedag 2] -2000
-passagier rechts: [de verdachte] [geboortedag 1] -2001
Ik hoorde van mijn collega dat er in de zonneklep van de passagiersstoel een
Rabobankpas was aangetroffen. Ik zag dat deze bankpas op naam stond van: [naam 12]
[naam 12] .

4. Het proces-verbaal bevindingen, opgemaakt op 2 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 784):

Op 2 februari 2024 deed ik onderzoek naar twee ING bankpassen die aangetroffen waren bij verdachte [de verdachte] . De bankpassen staan op naam van [naam 13] , geboren op [geboortedag 3] -1962, adres [adres 6] [woonplaats 2] .

5. Het proces-verbaal bevindingen, opgemaakt op 20 maart 2024, voor zover inhoudende (p. 272):

Op zondag 3 maart 2024 zagen collega’s de verdachte [de verdachte] in een voortuig zitten. Tijdens de insluitingsfouillering werden er in de bodywarmer van de verdachte [de verdachte] 3 belastingbieven aangetroffen. De collega’s bekeken de drie belastingbrieven en zagen dat de geadresseerde hierop betroffen:
- [naam 14] aan de [adres 5] [woonplaats 1]
- [naam 16] aan de [adres 5]
- [naam 17] aan de [adres 7] [woonplaats 3] .

6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 29 maart 2024, voor zover inhoudende (856-858):

Op 2 februari 2024 werd een mobiele telefoon bij de verdachte [de verdachte] inbeslaggenomen. Ik bekeek de in de telefoon opgeslagen wachtwoorden. Ik zag dat er bij een veelvoud aan applicaties een variatie op het e-mail adres [e-mailadres] werd gebruikt. Uit de aangifte van de ING bank bleek dat deze combinatie van e-mailadressen ook werd gebruikt bij de bankrekeningen van de zogenoemde katvangersrekeningen. Ik zag dat er op 01 februari 2024 circa 25 foto's waren aangemaakt van de voor- en achterzijde van een Nederlandse identiteitskaart op naam van [naam 15] , geboren op [geboortedag 4] 1967 te [geboorteplaats 3] .

7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 april 2024, voor zover inhoudende (p. 301-303):

Op dinsdag 16 april 2024 ben ik, verbalisant, samen met collega's ter plaatse gegaan naar de woning gelegen aan de [adres 8] te Delft voor een doorzoeking onder leiding van de rechter-commissaris. In genoemde woning zou woonachtig zijn [de verdachte] (1973). Tijdens de doorzoeking in de woning werden de volgende goederen aangetroffen en inbeslaggenomen: Diverse Bankpassen, niet op naam van verdachte [de verdachte] .

8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgesteld op 16 april 2024, voor zover inhoudende (p. 179-186):

Op dinsdag 16 april 2024 was ik als pandcoördinator aanwezig bij de doorzoeking van de woning gelegen aan het [adres 9] te Delft. Nadat de verdachten [de verdachte] en [medeverdachte] in de woning waren aangehouden werd aangetroffen goederen per persoon/vertrek telefonisch besproken met rechter-commissaris mw. Mr. [rechter-commissaris] en gaf zij toestemming voor de inbeslagname van de navolgende goederen:
KNAB debit card [debit-card 1] behorend bij bankrekening [rekeningnummer 3] op naam van [naam 12] ; KNAB debit zakelijk card [debit-card 2] behoren bij bankrekening [rekeningnummer 4] op naam van [naam 12] .

9. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 april 2024, voor zover inhoudende (p. 958-959):

Op 16 april 2024 vond er een doorzoeking plaats in de woning gelegen aan [adres 9] te Delft. In overleg met de rechter-commissaris mw. Mr. [rechter-commissaris] werden de volgende goederen onder [naam 18] (
de rechtbank begrijpt: de moeder van [medeverdachte]) in beslag genomen. Drie bankpassen, één SNS-bankpas, één Zen-bankpas en onefor.com-bankpas. De bankpas was van de ONE FOR. Ik zag dat de bankpas geldig tot 01/29 was. Ik zag dat er een CVC-code aanwezig was. Hierdoor ga ik ervan uit het een creditcard betreft. Ik zag dat de creditcard op naam stond van [naam 15] .

10. Het proces-verbaal bevindingen, opgemaakt op 18 april 2024, voor zover inhoudende (p. 781):

Op 16 april 2024 vond er een doorzoeking plaats in de woning gelegen aan [adres 9] te Delft.
Ik zag dat bankpas 3 het goednummer PL1500-20240007888-3127556 had gekregen. De bankpas was van de ONE FOR. Ik zag dat de bankpas geldig tot 01/29 was. Ik zag dat de creditcard op naam stond van Sander [naam 15] .

11. Een geschrift, te weten bijlage A – NAW begunstigden – bij de aangifte van de ING Bank N.V., voor zover inhoudende:

ING-relatienummer: [relatienummer] , Klant sinds: 6‐2‐2023, Naam: [naam 1] , voornamen: [naam 1] , Geboortedatum: [geboortedag 5] ‐1981, Emailadres: [e-mailadres]

12. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 17 januari 2024, voor zover inhoudende (p. 439-443):

Storting:
STORTING ING Geldmaat Martinus Nijhof 811770 PASVOLGNR [pasnummer] 18:48
TRANSACTIENR [transactienummer] Valutadatum: 24-11-2023
Bedrag: €50,00
Rekening:
[rekeningnummer 5] t.n.v. [naam 8] , geb. [geboortedag 6] -1986
Ik zag dat de persoon op de camerabeelden overeenkwam met betrokkene [medeverdachte] . Ik zag dat de volgende uiterlijke kenmerken overeenkwamen:
Vol gelaat,
Gezet postuur,
Licht getinte huidskleur,
Volle baard,
kort krullend haar,
volle wenkbrauwen
beginnende kalende haargrens t.h.v. het voorhoofd,
kenmerkende moedervlekken op rechterwang.

13. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 24 januari 2024, voor zover inhoudende (p. 372-373):

Na onderzoek bleek dat het unieke DevicelD in gebruikt is bij [de verdachte] geboren op [geboortedag 1] 2001 [geboorteplaats 1] (Somalië) en [medeverdachte] geboren op [geboortedag 2] 2000 te [geboorteplaats 2] . Ik heb in het computersysteem van de Politie Nederland opgezocht of er een connectie is tussen beide personen. Uit de gevonden registraties bleek dat beide personen elkaar kennen en zich met grote regelmaat
samen worden gecontroleerd.

14. De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan ter terechtzitting op 9 oktober 2024, inhoudende:

Dat op foto 22 op pagina 325 van het procesdossier pinpassen staan, gevonden bij de doorzoeking van de woning van de verdachte, met daarop de namen [naam 17] en [naam 14] .

15. Een geschrift, te weten een Mutatierapport naar aanleiding van de aangifte van [naam 6] , opgemaakt op 11 september 2023, voor zover inhoudende (p. 651):

BE kwam aan het bureau en wilde aangifte doen van fraude. BE gebruikt ongeveer 2 keer per week coke en dit wordt dan bij hem thuis gebracht. Zo ook op 20 juli 2023 en toen door 3 mannen, die hem meteen een voorstel deden. Zij vroegen of hij belangstelling had om te gaan beleggen in bitcoins, wat BE wel wilde. Hierop maakten zij foto's van BE en van zijn identiteitsbewijs. De mannen zeiden dat daarop een geldbedrag van 20.000,00 Euro gestort was en vroegen BE om dit geld vrij te krijgen. BE wilde dat in eerste instantie niet maar kreeg 1 gram coke waarop hij zich bedacht. BE zag ook dat niet zijn adres aan deze bankpas was gekoppeld, maar een adres in Delft.
Ten aanzien van het feit ten laste gelegd onder 5
De rechtbank zal voor het feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024007888, van de Districtsrecherche Westland-Delft (doorgenummerd pagina 1 t/m 1265).

16. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 oktober 2024;

17. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 april 2024 (p. 301-303);

18. Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, opgemaakt op 6 mei 2024 (p. 1038-1039);

19. Een geschrift, te weten het rapport van NFIDENT van 30 april 2024 (p. 1040).