In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingediend tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij geen zitting nodig achtte en het onderzoek heeft gesloten zonder behandeling op een zitting.
De rechtbank wijst het verzoek van verweerder af om het beroep aan te houden, omdat dit de prikkel wegneemt om voortvarend te beslissen. Eiser heeft op 4 december 2023 zijn aanvraag ingediend, die op 8 januari 2024 door verweerder is ontvangen. De beslistermijn is met drie maanden verlengd, en eiser heeft verweerder op 15 augustus 2024 in gebreke gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep terecht is ingediend en gegrond is, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen, met een specifieke termijn van acht weken voor de beslissing. Indien verweerder binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na verzending van de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50 en het door hem betaalde griffierecht van € 187,- moet worden vergoed.