In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser beoordeeld tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareisasiel en het verblijfsdoel 'familie en gezin'. De rechtbank constateert dat verweerder niet tijdig heeft beslist op deze aanvraag. Eiser heeft zijn aanvraag op 2 november 2023 ingediend, en verweerder heeft de ontvangst hiervan bevestigd op 21 november 2023. De beslistermijn van negentig dagen is door verweerder met drie maanden verlengd, maar eiser heeft verweerder op 16 juli 2024 in gebreke gesteld, wat betekent dat het beroep terecht is ingediend.
De rechtbank wijst het verzoek van verweerder om het beroep aan te houden af, omdat dit de prikkel om voortvarend te beslissen zou wegnemen. De rechtbank oordeelt dat verweerder alsnog binnen een termijn van acht weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen. Indien verweerder besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na verzending van de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50 en het door hem betaalde griffierecht van € 187,- wordt vergoed.
De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra en is openbaar gemaakt op 16 oktober 2024. Eiser heeft gelijk gekregen in deze procedure, en de rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen de gestelde termijnen een besluit te nemen op de aanvraag.