ECLI:NL:RBDHA:2024:17176
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 22 oktober 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. Eiseres had op 12 januari 2023 een aanvraag ingediend om als familie- of gezinslid bij haar referent te verblijven. Na het indienen van de aanvraag heeft eiseres op 19 juli 2023 de minister in gebreke gesteld, waarna zij op 3 augustus 2023 beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank had eerder, op 7 december 2023, het beroep niet-ontvankelijk verklaard, maar dit werd op 13 maart 2024 door de rechtbank herzien, waardoor het beroep opnieuw werd behandeld.
Tijdens de zitting op 24 september 2024 werd de zaak opnieuw besproken. De rechtbank oordeelt dat de termijn van twee weken, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), begint op de dag na ontvangst van de ingebrekestelling. Eiseres had de ingebrekestelling op 19 juli 2023 verzonden, maar de minister ontving deze pas op 27 juli 2023. De rechtbank concludeert dat de termijn voor het nemen van een besluit op 28 juli 2023 begon en dat de beslistermijn op 10 augustus 2023 verstreken was. Aangezien eiseres haar beroep op 3 augustus 2023 had ingesteld, was dit beroep prematuur en niet-ontvankelijk.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen-Telman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.