In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 oktober 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die op 8 oktober 2024 door de Minister van Asiel en Migratie was opgelegd. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. R.M. Seth Paul, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij tevens een verzoek om schadevergoeding heeft ingediend. De rechtbank heeft de zaak op 21 oktober 2024 behandeld, waarbij eiser aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk. De Minister was vertegenwoordigd door mr. S. Kowsari.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorige maatregel van bewaring, die op 12 april 2024 was opgelegd, drie dagen te laat was omgezet, wat heeft geleid tot onrechtmatige detentie van eiser. De rechtbank oordeelt dat deze onrechtmatigheid een ernstige schending van eisers fundamentele recht op vrijheid met zich meebracht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de huidige maatregel van bewaring vanaf het begin onrechtmatig is en heeft deze opgeheven. Eiser heeft recht op schadevergoeding voor de onrechtmatige detentie, die is vastgesteld op €1.500,- voor 15 dagen.
Daarnaast heeft de rechtbank de Minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op €1.750,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.